Décision judiciaire de Raad van State, 23 mai 2019

Date de Résolution23 mai 2019
JuridictionCassatie
Nature Arrest

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

VIIe KAMER

A R R E S T

nr. 244.587 van 23 mei 2019 in de zaak A. 225.893/VII-40.358.

In zake : de NV HOOGLATEM bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaten Wim De Cuyper en Roy Vander Cruyssen kantoor houdend te 9100 Sint-Niklaas Vijfstraten 57 bij wie woonplaats wordt gekozen

tegen :

het COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN SCHEPENEN

VAN DE GEMEENTE SINT-MARTENS-LATEM bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Jan Opsommer kantoor houdend te 9700 Oudenaarde Gentstraat 152 bij wie woonplaats wordt gekozen

-------------------------------------------------------------------------------------------------- I. Voorwerp van het beroep

  1. Het cassatieberoep, ingesteld op 9 augustus 2018, strekt tot de nietigverklaring van arrest nr. RvVb/A/1718/1073 van de Raad voor Vergunningsbetwistingen (hierna: RvVb) van 3 juli 2018 in de zaak 1617/RvVb/0285/A.

    II. Verloop van de rechtspleging

  2. Een beschikking van 3 september 2018 verklaart het cassatieberoep toelaatbaar.

    VII-40.358-1/25

    De verwerende partij heeft een memorie van antwoord en de verzoekende partij heeft een memorie van wederantwoord ingediend.

    Eerste auditeur Tom De Waele heeft een verslag opgesteld, op grond van artikel 16 van het koninklijk besluit van 30 november 2006 tot vaststelling van de cassatie-procedure bij de Raad van State.

    De partijen zijn opgeroepen voor de terechtzitting, die heeft plaatsgevonden op 25 april 2019.

    Kamervoorzitter Eric Brewaeys heeft verslag uitgebracht.

    Advocaten Roy Vander Cruyssen en Erika Rentmeesters, die verschijnen voor de verzoekende partij, en advocaat Jan Opsommer, die verschijnt voor de verwerende partij, zijn gehoord.

    Eerste auditeur Tom De Waele heeft een met dit arrest andersluidend advies gegeven.

    Er is toepassing gemaakt van de bepalingen op het gebruik der talen, vervat in titel VI, hoofdstuk II, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

    III. Feiten

    3.1. Bij arrest A/2013/0559 van 24 september 2013 vernietigt de RvVb de beslissing van de deputatie van de provincieraad van Oost-Vlaanderen (hierna: deputatie) van 7 juni 2012 waarbij aan de NV Hooglatem een verkavelingsvergunning wordt verleend “voor het realiseren van een verkaveling met 65 kavels voor ééngezinswoningen” en beveelt aan de deputatie een nieuwe beslissing te nemen binnen een vervaltermijn van drie maanden over het administratief beroep van de verzoekende partijen.

    VII-40.358-2/25

    3.2. De RvVb vernietigt bij arrest nr. RvVb/A/1516/1291 van 28 juni 2016 de beslissing van de deputatie van 16 januari 2014 waarbij aan de NV Hooglatem andermaal een verkavelingsvergunning wordt verleend “voor het realiseren van een verkaveling met 65 kavels voor ééngezinswoningen” en beveelt aan de deputatie een nieuwe beslissing te nemen binnen een vervaltermijn van vier maanden over het administratief beroep van de verzoekende partijen.

    3.3. Met een besluit van 27 oktober 2016 verleent de deputatie opnieuw aan de NV Hooglatem een verkavelingsvergunning “volgens ingediend plan met uitsluiting van de loten 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 61, 62, 63, 64 en 65”.

    3.4. Het bestreden arrest vernietigt op vordering van het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Sint-Martens-Latem (hierna: college) de vergunningsbeslissing van de deputatie.

    IV. Onderzoek van de middelen

    Eerste middel

    Uiteenzetting van het middel

    4. De NV Hooglatem voert de schending aan van artikel 149 van de Grondwet (hierna: Gw) en artikel 4.8.11, § 1, 2°, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (hierna: VCRO).

    Zij zet uiteen:

    “[…]

    Krachtens artikel 4.8.11, §1, 2° van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening kan een beroep bij de RvVb worden ingesteld door de bij het dossier betrokken vergunningsverlenende bestuursorganen.

    Verzoekende partij heeft echter een exceptie opgeworpen inzake de ontvankelijkheid van het verzoekschrift tot nietigverklaring dat werd ingediend

    VII-40.358-3/25

    door het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Sint-Martens-Latem.

    De vaste rechtspraak van de Raad voor Vergunningsbetwistingen hieromtrent luidt:

    ‘Het college van burgemeester en schepenen is als één van de bij het dossier betrokken vergunningverlenende bestuursorganen van rechtswege belanghebbende en kan als zodanig, wanneer het zijn beslissing hervormd ziet door de deputatie, zoals in dit geval, een annulatieberoep bij de Raad aanhangig maken (Memorie van Toelichting, Parl.St Vl. Parl. 2008-09, stuk 2011/1, 376).’[…]

    Terecht wordt doorgaans door de RvVb geput uit de memorie van toelichting bij de VCRO hieromtrent, aangezien daaruit duidelijk blijkt dat een vergunningsverlenend bestuursorgaan een beroep bij de RvVb kan instellen indien ‘het college van burgemeester en schepenen zijn beslissing hervormd zag door de deputatie’.[…]

    Het mag duidelijk zijn dat in onderhavig geval het college van burgemeester en schepenen zijn beslissing niet hervormd zag en bijgevolg zelfs wanneer het college van burgemeester en schepenen een bij het dossier betrokken vergunningsverlenend bestuursorgaan uitmaakt, een verzoek tot nietigverklaring niet zonder meer ontvankelijk is.

    Door verzoekende partij werd dan ook expliciet aangegeven dat het college van burgemeester en schepenen, niet de hoedanigheid, maar wel het vereiste belang ontbeert om thans alsnog een vordering tot nietigverklaring in te dienen.

    Zo heeft het college van burgemeester en schepenen op datum van 23 december 2011, in navolging van zowel zijn gemeentelijk stedenbouwkundig ambtenaar alsook de gewestelijk stedenbouwkundig ambtenaar, de verkavelingsvergunning verleend aan verzoekende partij strekkende tot het realiseren van een verkaveling met wegenisaanleg en 65 kavels voor eengezinswoningen op een terrein gelegen te Sint-Martens-Latem, Keistraat zn, kadastraal gekend 1° afdeling, sectie B, nrs. 887a, 889 en deel nrs. 886a, 888e, 891c, 901a, 902a, 904k en 910.

    Door het college van burgemeester en schepenen werd daarbij omtrent artikel 1 van het GRUP en het uitvoeren van de ‘nodige waterbeheersingswerken’, expliciet gesteld dat: ‘Zowel uit de eindevaluatie van de waterhuishouding als uit de herhaalde empirische vaststellingen bleek duidelijk dat de uitgevoerde waterbeheersingswerken en de toepassing van het voormeld draaiboek van aard zijn om de woningen, bestaande en te realiseren, in de woonwijk Hooglatem te vrijwaren van wateroverlast, wat nu reeds meerdere jaren het geval blijkt.’

    Evenzeer werd door het college van burgemeester en schepenen aan verzoekende partij een stedenbouwkundige vergunning afgeleverd dd. 2 mei 2011 voor het aanleggen voor de riolerings- en wegeniswerken binnen de omschrijving van onderhavige verkaveling, zonder enige opmerkingen inzake artikel 1 van het GRUP.

    Nadien heeft de deputatie Oost-Vlaanderen tot tweemaal toe het beroep van derden-beroepsindieners verworpen en aan verzoekende partij de verkavelingsvergunning verleend. Met name op datum van 7 juni 2012 en vervolgens nogmaals op datum van 16 januari 2014.

    VII-40.358-4/25

    Het college van burgemeester en schepenen heeft tegen géén enkel van voorgaande deputatiebesluiten een verzoek tot nietigverklaring ingediend bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen.

    In het verzoekschrift werd door het college van burgemeester en schepenen louter verwezen naar zijn advies dd. 2 augustus 2016, terwijl zij in het kader van de verkavelingsaanvraag geen adviesverlenend orgaan uitmaakt in de zin van artikel 4.8.11, §1, eerste lid, 6° VCRO en zij haar belang niet rechtmatig kan enten op deze bepaling.

    Voorts werd verwezen naar ‘belangrijke immers (sic.) nieuwe feitelijke gegevens aan het licht gekomen’ en meerdere keren problemen van wateroverlast die zich zouden hebben voorgedaan.

    Deze beweerdelijke nieuwe gegevens en/of wateroverlast (dewelke ten zeerste wordt betwist door verzoekende partij dateren alle van vóór de (tweede verkavelingsvergunnings-)beslissing van de deputatie dd. 16 januari 2014. Dit mag onder meer blijken uit de verwijzing door het college van burgemeester en schepenen naar haar schrijvens resp. dd. 12 november 2013 en 25 november 2013.

    Het college van burgemeester en schepenen achtte het destijds, zijnde na de beslissing van de deputatie dd. 16 januari 2014, klaarblijkelijk niet noodzakelijk een verzoekschrift tot nietigverklaring in te dienen wegens het niet vermelden / behandelen van de opgeworpen bezwaren inzake de waterhuishouding.

    Integendeel, de deputatie Oost-Vlaanderen heeft tot driemaal toe de verkavelingsvergunning verleend, waarbij het college van burgemeester en schepenen vorige tweemaal zich niet genoodzaakt zag om een verzoek tot nietigverklaring in te dienen.

    De omstandigheid dat derden zich wel tot de RvVb hebben gewend, doet aan het voorgaande geen afbreuk.

    Het college van burgemeester en schepenen heeft aldus in het verleden reeds meermaals nagelaten zich tot de RvVb te wenden na eerdere beslissingen van de deputatie, waarbij tot de overeenstemming van de aanvraag met artikel 1 van het GRUP werd besloten en werd geoordeeld dat de nodige waterbeheersingswerken werden uitgevoerd.

    Om deze redenen werd door verzoekende partij dan ook het actueel, voortdurend en ononderbroken belang van het college van burgemeester en schepenen bij de vordering tot nietigverklaring betwist.

    De Raad voor Vergunningsbetwistingen heeft echter in het bestreden arrest de exceptie verworpen middels volgende motivering:

    ‘Artikel 4.8.11, §1, eerste lid, 2° VCRO bepaalt dat het bij het dossier betrokken vergunningverlenende bestuursorgaan, als belanghebbende, beroep kan instellen bij de Raad. De enige vereiste in deze bepaling is de hoedanigheid van betrokken vergunningverlenende bestuursorgaan. Dat de verzoekende partij deze hoedanigheid heeft, wordt door de tussenkomende partij niet betwist.

    Noch het feit dat de verzoekende partij initieel de betrokken aanvraag vergunbaar achtte, noch het feit dat de verzoekende partij geen beroep heeft ingesteld bij de Raad tegen de eerdere beslissingen van de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT