Décision judiciaire de Raad van State, 24 janvier 2019

Date de Résolution24 janvier 2019
JuridictionNietigverklaring
Nature Arrest

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

IXe KAMER

A R R E S T

nr. 243.488 van 24 januari 2019 in de zaak A. 220.360/IX-9417

In zake: Wim PAESEN bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Carine Flamend kantoor houdend te 1930 Zaventem Leuvensesteenweg 510 bus 32 bij wie woonplaats wordt gekozen

tegen:

de BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken

-------------------------------------------------------------------------------------------------- I. Voorwerp van het beroep

  1. Het beroep, ingesteld op 24 september 2016, strekt tot de nietigverklaring van de beslissing van de beroepsinstantie van 28 juli 2016, waarbij de beslissing van de deliberatiecommissie van 29 juni 2016 dat Wim Paesen als definitief mislukt wordt beschouwd voor zijn laatste jaar aan de Koninklijke Militaire School, wordt bevestigd.

    II. Verloop van de rechtspleging

  2. Bij arrest nr. 237.320 van 9 februari 2017 is de vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing verworpen.

    De verzoekende partij heeft een verzoekschrift tot voortzetting van de rechtspleging ingediend.

    IX-9417-1/18

    De verwerende partij heeft een memorie van antwoord ingediend en de verzoekende partij heeft een memorie van wederantwoord ingediend.

    Eerste auditeur Geert De Bleeckere heeft een verslag opgesteld.

    De verzoekende partij en de verwerende partij hebben een laatste memorie ingediend.

    De partijen zijn opgeroepen voor de terechtzitting, die heeft plaatsgevonden op 3 december 2018.

    Kamervoorzitter Geert Van Haegendoren heeft verslag uitge-

    bracht.

    Advocaat Peter Milde, die loco advocaat Carine Flamend verschijnt voor de verzoekende partij en majoor van het vliegwezen Maarten Kerckhofs die verschijnt voor de verwerende partij, zijn gehoord.

    Eerste auditeur Geert De Bleeckere heeft een met dit arrest eensluidend advies gegeven.

    Er is toepassing gemaakt van de bepalingen op het gebruik der talen, vervat in titel VI, hoofdstuk II, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

    III. Feiten

    3.1. Op 16 augustus 2011 start verzoeker zijn vorming als student van de 151ste promotie van de faculteit Sociale en Militaire Wetenschappen aan de Koninklijke Militaire School (KMS) in de hoedanigheid van kandidaatberoepsofficier.

    IX-9417-2/18

    3.2. Tijdens zijn vijfde en laatste academiejaar worden op 7 oktober 2015 twee woordenboeken gestolen in een kleedkamer van de KMS. Op 22 oktober 2015 bevestigt verzoeker aan de federale gerechtelijke politie in militair milieu de twee woordenboeken te hebben weggenomen, alsook een overschot aan munitie van kampperiodes in zijn kamer in de KMS te hebben achtergehouden. Op 24 februari 2016 verwijst het parket van de procureur des Konings te Brussel het gerechtelijk dossier met toepassing van artikel 44 van de wet van 14 januari 1975 ‘houdende het tuchtreglement van de krijgsmacht’ naar de korpstucht.

    3.3. Op 8 april 2016 wordt verzoeker in kennis gesteld van het inleidend tuchtverslag dat is opgesteld omdat hij op 7 oktober 2015 een diefstal binnen het kwartier heeft gepleegd. Zijn korpscommandant stelt op 13 april 2016 de tuchtstraf van acht dagen zwaar arrest voor. Op 7 juni 2016 wordt verzoeker door zijn korpscommandant gehoord. Op 14 juni 2016 vindt een functioneringsgesprek plaats tussen verzoeker en zijn promotiecommandant, die de competentie ‘integer handelen’ met verwijzing naar de diefstal als zwak punt aanwijst. Diezelfde dag geeft verzoekers promotiecommandant gunstig advies om jegens verzoeker een statutaire maatregel te nemen. Diezelfde dag ondertekent verzoeker dit advies voor gezien, zonder een verweerschrift in te dienen.

    Op 15 juni 2016 stelt verzoekers korpscommandant de definitieve ambtsontheffing van verzoeker voor. Diezelfde dag ondertekent verzoeker ook dit advies voor gezien, opnieuw zonder een verweerschrift in te dienen.

    3.4. Op 22 juni 2016, op het einde van zijn vijfde academiejaar (2015-2016), behaalt verzoeker een score van 66,67% voor de statutaire beoordeling van zijn karakteriële hoedanigheden. Hij behaalt hierbij evenwel een score van 3 op 9 voor de generieke competentie ‘Integer handelen’. Verzoeker neemt diezelfde dag kennis van dit beoordelingsformulier en stelt, “ik voeg geen verweerschrift toe”.

    IX-9417-3/18

    3.5. Op 23 juni 2016 wordt aan verzoeker een oproep om te verschijnen voor de deliberatiecommissie betekend omwille van het niet voldoen aan de criteria tot slagen inzake karakteriële hoedanigheden. Op 29 juni 2016 wordt verzoeker gehoord door de deliberatiecommissie en laat hij zijn argumenten gelden. De deliberatiecommissie beslist diezelfde dag dat verzoeker ‘definitief mislukt’ is.

    3.6. Op 5 juli 2016 tekent verzoeker tegen deze beslissing beroep aan bij de beroepsinstantie. Op 28 juli 2016 hoort de beroepsinstantie verzoeker, bevestigt zij de beslissing van de deliberatiecommissie van 29 juni 2016 en beschouwt zij verzoeker als definitief mislukt.

    Dit is de bestreden beslissing.

    IV. Onderzoek van de middelen

    A. Eerste middel

    Uiteenzetting van het middel

  3. Het eerste middel luidt “schending van de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen – schending van het algemeen motiveringsbeginsel – schending van het redelijkheidsbeginsel – beslissing niet gebaseerd op motieven die in feite en in rechte aanwezig zijn of in aanmerking mochten worden genomen”.

    Verzoeker zet uiteen dat de aanleiding voor de negatieve score van 3/9 voor ‘integer handelen’ de diefstal zou zijn van twee woordenboeken en de verduistering van smoke-vesten, wat niet op het beoordelingsformulier van 22 juni 2016 wordt vermeld. De score zou ook niet stroken met het koninklijk besluit van 13 november 1991 ‘tot bepaling van de regels die gelden bij de beoordeling van de karakteriële hoedanigheden van de kandidaten van de krijgs-

    IX-9417-4/18

    macht’, dat bepaalt dat deze competentie moet worden beoordeeld aan de hand van de volgende gedragsindicatoren: ‘Blijft eerlijk in alle omstandigheden, zelfs in geval van moeilijkheden. Respecteert het vertrouwelijk karakter van de hem toevertrouwde informatie. Geeft een eerlijk advies. Handelt correct, respectvol en ethisch zelfs in situaties waar een grote externe druk wordt uitgeoefend. Neemt verantwoordelijkheid voor het eigen handelen’. De score die aan verzoeker wordt gegeven voor ‘integer handelen’ is niet verenigbaar met de aanvullende opmerkingen die enkel de houding van verzoeker bekritiseren. Wanneer enkel de hou-ding van verzoeker negatief beoordeeld wordt, moet dat zijn weerslag hebben op de competentie ‘het voorbeeld geven’, die wordt beoordeeld volgens de gedragsindicatoren ‘Laat zich bij beslissingen leiden door de organisatiewaarden. Vertoont steeds gedrag dat door de organisatie wordt aanvaard. Krijgt via eigen ge-drag het respect van anderen’. Nochtans krijgt verzoeker 6/9 op die competentie. Er is dan ook een manifeste contradictie tussen de opmerking op het beoordelingsformulier en de toegekende scores. Voorts wordt geen melding gemaakt van enige diefstal, nog van enige andere daden die zulke score rechtvaardigen waar-door het voorbereidingsformulier niet voldoet aan het...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT