Décision judiciaire de Raad van State, 17 janvier 2019

Date de Résolution17 janvier 2019
JuridictionNietigverklaring
Nature Arrest

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

VIIe KAMER

A R R E S T

nr. 243.425 van 17 januari 2019 in de zaak A. 221.707/VII-39.935.

In zake : Christiana ADRIAENSSENS bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Yves Loix kantoor houdend te 2018 Antwerpen Mechelsesteenweg 27 bij wie woonplaats wordt gekozen

tegen :

het VLAAMSE GEWEST bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Jan Bergé kantoor houdend te 3000 Leuven Diestsevest 47, bus 001 bij wie woonplaats wordt gekozen

--------------------------------------------------------------------------------------------------

I. Voorwerp van het beroep

1. Het beroep, ingesteld op 13 maart 2017, strekt tot de nietigverklaring van het besluit van de administrateur-generaal van het Agentschap voor Natuur en Bos (hierna: ANB) van 10 januari 2017 tot weigering aan verzoekster van een ontheffing van het verbod tot ontbossing.

II. Verloop van de rechtspleging

2. De verwerende partij heeft een memorie van antwoord en verzoekster heeft een memorie van wederantwoord ingediend.

Eerste auditeur Ronny Vercruyssen heeft een verslag opgesteld.

VII-39.935-1/12

‡BHBTPABDA-BDGBBAV‡

Verzoekster heeft een verzoek tot voortzetting van het geding en een laatste memorie ingediend. De verwerende partij heeft een laatste memorie ingediend.

De partijen zijn opgeroepen voor de terechtzitting, die heeft plaatsgevonden op 13 december 2018.

Staatsraad Pierre Lefranc heeft verslag uitgebracht.

Advocaat Katrien Vergauwen, die loco advocaat Yves Loix verschijnt voor verzoekster, en advocaat Jutte Nijs, die loco advocaat Jan Bergé verschijnt voor de verwerende partij, zijn gehoord.

Eerste auditeur-afdelingshoofd Peter Provoost heeft een met dit arrest eensluidend advies gegeven.

Er is toepassing gemaakt van de bepalingen op het gebruik der talen, vervat in titel VI, hoofdstuk II, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

III. Feiten

3.1. Op 3 oktober 2016 dient verzoekster een aanvraag in tot ontbossing van 14,40 are op de percelen aan de Mahoniadreef en de Grote Heidedreef in Brasschaat, er kadastraal gekend onder Afdeling 1, sectie B, nrs. 27W, 30H, 30K en 31F, met het oog op de realisatie van een verkaveling in vier loten voor het oprichten van vakantiewoningen met tuin, erfafsluiting en toegangsweg.

3.2. De percelen zijn gelegen volgens het bij koninklijk besluit van 3 oktober 1979 vastgestelde gewestplan Antwerpen in een gebied voor verblijfsrecreatie en volgens het bij besluit van 25 november 1982 goedgekeurde

VII-39.935-2/12

‡BHBTPABDA-BDGBBAV‡

Bijzonder Plan van Aanleg nr. 26 Grote heide in een gebied voor weekendverblijven.

De percelen bevinden zich op 500 meter van de speciale beschermingszone BE2100016 “Klein en Groot schietveld” en op 1.000 meter van de speciale beschermingszone BE2101437 “De Maatjes, Wuustwezelheide en Groot Schietveld”.

3.3. Het ANB verklaart de aanvraag volledig en ontvankelijk op 20 oktober 2016.

3.4. Op 20 december 2016 adviseert de entiteit Adviezen, vergunningen, erkenningen en subsidies van ANB negatief.

3.5. De administrateur-generaal van ANB neemt op 10 januari 2017 de bestreden beslissing.

IV. Onderzoek van de middelen

Eerste en tweede middel

Standpunt van verzoekster

4. Verzoekster voert “de schending [aan] van artikel 90bis, § 1, derde lid Bosdecreet van 13 juni 1990 en artikel 15 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 16 februari 2001 tot vaststelling van nadere regels inzake compensatie van ontbossing en ontheffing van het verbod op ontbossing (hierna uitvoeringsbesluit); artikels 2 en 3 van de wet van 19 juli 1991 betreffende de formele motivering van bestuurshandelingen; het zorgvuldigheidsbeginsel en het redelijkheidsbeginsel als algemene beginselen van behoorlijk bestuur en het verbod op machtsafwending en machtsoverschrijding”:

VII-39.935-3/12

‡BHBTPABDA-BDGBBAV‡

“Doordat artikel 90bis bosdecreet en artikel 15 uitvoeringsbesluit bepalen dat door de administrateur-generaal een met redenen omkleed besluit genomen dient te worden aangaande het verzoek tot ontheffing op het verbod tot ontbossing;

En doordat de toetsing van het verzoek tot ontheffing geen verdere invulling heeft gekregen in de regelgeving maar de parallel getrokken kan worden met de zorgplicht (artikel 14 Natuurdecreet) en de natuurtoets (artikel 16 Natuurdecreet) in kader van het Natuurdecreet, nl. dat geen vermijdbare schade kan worden veroorzaakt;

En doordat betreffende toets inhoudt dat pas een aanvraag geweigerd kan worden indien een natuurvriendelijker alternatief bestaat en de aanvrager weigert dit toe te passen, en aldus het zogenaamde nul-altematief en een absoluut verbod op realisatie van de gewestplanbestemming niet kan worden opgelegd;

Terwijl in de bestreden beslissing dergelijke toets op geen enkele wijze wordt doorgevoerd en gesteld wordt dat het niet toekennen van een ontheffing van het verbod op ontbossing van de percelen verdere degradatie en versnippering van het boscomplex zal...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT