Décision judiciaire de Raad van State, 9 octobre 2018

Date de Résolution 9 octobre 2018
JuridictionSchadevergoeding tot herstel
Nature Arrest

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

IXe KAMER

A R R E S T

nr. 242.563 van 9 oktober 2018 in de zaak A. 215.573/IX-8619

In zake: Jozef STEVENS woonplaats kiezend te 2221 Heist-op-den-Berg Kleine Steenweg 75

tegen:

de BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door de minister van Binnenlandse Zaken bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Patrick Devers kantoor houdend te 9000 Gent Kouter 71-72 bij wie woonplaats wordt gekozen

Tussenkomende partij:

Werner WEYMEERSCH woonplaats kiezend te 3450 Geetbets Borgloonstraat 30 en bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Hendrik Vermeire kantoor houdend te 9000 Gent Kortrijksesteenweg 956

-------------------------------------------------------------------------------------------------- I. Voorwerp

1.1. Het beroep, ingesteld op 10 april 2015, strekt tot de nietigverklaring van het koninklijk besluit van 12 januari 2015 waarbij Werner Weymeersch wordt aangewezen voor het adjunct-mandaat van eerste auditeurafdelingshoofd bij de Raad van State, “alsmede van de impliciete beslissing [Jozef Stevens] niet te benoemen tot eerste auditeur-afdelingshoofd”.

IX-8619-1/36

1.2. Met een verzoek, ingesteld op 12 februari 2016, vraagt de verzoekende partij “een schadevergoeding tot herstel toe te kennen ten laste van de Belgische Staat wegens het […] geleden nadeel omwille van de onwettigheid/onwettigheden van de […] beslissing”.

II. Verloop van de rechtspleging

  1. De verwerende partij heeft een memorie van antwoord ingediend en de verzoekende partij heeft een memorie van wederantwoord ingediend.

    Werner Weymeersch heeft een verzoekschrift tot tussenkomst ingediend. De tussenkomst is toegestaan bij beschikking van 12 augustus 2015. De tussenkomende partij heeft een memorie ingediend.

    Eerste auditeur-afdelingshoofd Diane Mareen heeft een verslag opgesteld.

    De verzoekende partij, de verwerende partij en de tussenkomende partij hebben een laatste memorie ingediend.

    De partijen zijn opgeroepen voor de terechtzitting, die heeft plaatsgevonden op 24 september 2018.

    Kamervoorzitter Geert Van Haegendoren heeft verslag uitge-

    bracht.

    Advocaat Patrick Devers, die verschijnt voor de verwerende partij en advocaat Hendrik Vermeire, die verschijnt voor de tussenkomende partij, zijn gehoord.

    Eerste auditeur-afdelingshoofd Diane Mareen heeft een met dit arrest eensluidend advies gegeven.

    IX-8619-2/36

    Er is toepassing gemaakt van de bepalingen op het gebruik der talen, vervat in titel VI, hoofdstuk II, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

    III. Feiten

    3.1. Bij nota van 1 september 2014 maakt de adjunct-auditeurgeneraal bij de Raad van State de vacature bekend van een betrekking van eerste auditeur-afdelingshoofd in het auditoraat van de Raad van State, met ingang van 1 september 2014.

    Aan de kandidaten wordt gevraagd “ter ondersteuning van [de] kandidatuur omstandig de redenen aan te geven waarom [de kandidaat] meent voor dit adjunct-mandaat in aanmerking te komen”, waartoe de kandidaat “oog [zal] hebben voor de specifieke vereisten van de functie en ook voor het feit dat ze vacant is bij de afdeling IV [die in de afdeling Bestuursrechtspraak belast is met ambtenarenzaken]”. Bij de nota gaat een “functiebeschrijving en profiel betreffende het ambt van eerste auditeur-afdelingshoofd”. Deze bijlage herinnert aan de wettelijke aanwijzingsvoorwaarden, beschrijft de “[b]elangrijkste bijzondere opdrachten” en vermeldt dertien “[b]elangrijkste competentievereisten”.

    3.2. Er melden zich twee kandidaten, namelijk verzoeker en de tussenkomende partij.

    3.3. Op 7 november 2014 adviseert de adjunct-auditeur-generaal aan de minister van Binnenlandse Zaken om de tussenkomende partij bij de Koning voor te dragen voor de aanstelling in het bedoelde adjunct-mandaat.

    3.4. Bij koninklijk besluit van 12 januari 2015 wordt de tussenkomende partij aangewezen voor het adjunct-mandaat van eerste auditeurafdelingshoofd bij de Raad van State.

    IX-8619-3/36

    Zij legt de voorgeschreven eed af op 12 februari 2015.

    Het benoemingsbesluit wordt bij vermelding bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 12 juni 2015.

    IV. Ontvankelijkheid van het beroep

    A. Exceptie nopens de omschrijving van het eerste voorwerp

    Exceptie

    4. De verwerende partij wijst erop dat verzoeker een ‘benoeming’ bestrijdt en zij werpt op dat dit een onbestaande rechtshandeling is, aangezien in het adjunct-mandaat van eerste auditeur-afdelingshoofd niet is benoemd, maar aangewezen.

    Beoordeling

    5.1. Het is alle partijen, met de woorden van de verwerende partij, “gegund [om] een benoeming tot eerste auditeur-afdelingshoofd te verwarren met een aanwijzing (in adjunct-mandaat) van eerste auditeur-afdelingshoofd”. Geen der partijen is geschaad in haar mogelijkheden tot eis of verweer en het zou van een overdreven formalisme getuigen, zijdens de Raad, om dan enige afkeuring over de gebruikte terminologie te laten blijken. Overigens is de bestreden aanwijzing in de ruime zin ook een ‘benoeming’ in een overheidsbetrekking.

    5.2. De exceptie wordt verworpen.

    IX-8619-4/36

    B. Excepties met betrekking tot de impliciete weigeringsbeslissing

    Uiteenzetting

    6.1. In de memorie van antwoord werpt de verwerende partij op dat het beroep niet ontvankelijk is, wat de bestreden weigering betreft om verzoeker te benoemen. Zij herhaalt dat van een ‘benoeming’ rechtens geen sprake kan zijn – het betreft immers een aanwijzing in een adjunct-mandaat – en stelt dat een eventuele nietigverklaring, ongeacht de grond daartoe gelet op de door verzoeker aangediende middelen, niet ipso facto met zich meebrengt dat verzoeker diende te worden aangewezen. Zij verwijst naar de arresten van de Raad nr. 222.357 en nr. 222.358 van 1 februari 2013 alsmede specifiek naar arrest nr. 231.330 van 26 mei 2015.

    6.2. Ook de tussenkomende partij betwist de ontvankelijkheid van het beroep, voor zover het is gericht tegen de impliciete weigering om verzoeker aan te wijzen. Verzoeker toont volgens haar niet aan dat er in hoofde van de overheid een rechtsplicht zou bestaan om hem te benoemen.

    Beoordeling

    7.1. Zoals de Raad van State er reeds meermaals aan heeft herinnerd – onder meer in zijn arrest nr. 231.330 van 26 mei 2015 – heeft de algemene vergadering van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State in arrest nr. 222.357 van 1 februari 2013, aangenomen dat het beroep tegen een impliciete weigeringsbeslissing niet a priori onontvankelijk is. Ten minste blijft, met het oog op een uitspraak over het supplementaire beroep tegen de impliciete weige-ring, altijd na te gaan of de verzoekende partij een middel aanvoert dat, gelet op alle gegevens waarmee in het kader van het beroep rekening moet worden gehouden, tot de uitzonderlijke vaststelling leidt dat de overheid geen andere keuze heeft dan het nagestreefde voordeel aan de verzoekende partij te gunnen.

    IX-8619-5/36

    7.2. De al dan niet uiteindelijke nietigverklaring van de impliciete weigeringsbeslissing hangt dan ook voor de rest samen met de grond van de zaak.

    C. Exceptie inzake het actueel belang van verzoeker

    Uiteenzetting

    8.1. De tussenkomende partij ontzegt verzoeker in haar memorie in tussenkomst het rechtens vereiste actuele belang.

    Zij wijst erop dat verzoeker tegen een latere aanwijzing in het adjunct-mandaat van eerste auditeur-afdelingshoofd geen beroep tot nietigverkla-ring heeft ingesteld van het koninklijk besluit waarbij die aanwijzing gebeurde. Nochtans moet volgens haar worden vastgesteld dat de feitelijke omstandigheden niet verschillen van die welke aanleiding hebben gegeven tot haar aanwijzing tot het adjunct-mandaat van eerste auditeur-afdelingshoofd. Voor beide vacante betrekkingen was verzoeker kandidaat, doch telkens werd een andere persoon aangewezen in het adjunct-mandaat. In beide gevallen had verzoeker derhalve de betrachting zelf in het adjunct-mandaat te worden aangewezen. Daarbij is het van geen belang te weten welke materie de betrokken afdeling behandelde. Door geen beroep tot nietigverklaring in te stellen tegen het koninklijk besluit van 17 juli 2015 waarbij L.V. wordt aangewezen in het adjunct-mandaat van eerste auditeurafdelingshoofd, kan niet anders dan worden vastgesteld dat het thans verzoeker niet langer interesseert om in een dergelijk adjunct-mandaat te worden aangewezen. Aldus getuigt hij niet langer van het rechtens vereiste actuele belang bij het beroep tot nietigverklaring.

    8.2. In haar laatste memorie handhaaft de tussenkomende partij de exceptie. Zij onderstreept dat verzoeker al dan niet bewust en om welke (persoonlijke) redenen dan ook, een kans om aangewezen te worden in het adjunct-mandaat van eerste auditeur-afdelingshoofd heeft laten schieten. Wanneer het hem er werkelijk om te doen was het adjunct-mandaat uit te oefenen, had hij niet

    IX-8619-6/36

    alleen de eerdere aanwijzingen waarvoor hij postuleerde maar ook alle nakomende aanwijzingen in rechte dienen aan te vechten.

    Beoordeling

  2. Het mag vaste rechtspraak heten dat uit het enkele feit dat een verzoekende partij zich niet kandidaat gesteld heeft voor een latere vacature in eenzelfde ambt, waarvoor noodzakelijk andere kandidaten in aanmerking zouden komen, elk met hun eigen titels en verdiensten, niet afgeleid mag worden dat die verzoekende partij geen belangstelling meer heeft voor het ambt dat de benoemde bekleedt. Er kunnen ook andere, specifieke omstandigheden zijn die kunnen verklaren waarom een verzoekende partij zich geen kandidaat stelt voor een navolgende vacature. Welbepaald met betrekking tot een ambt van eerste auditeurafdelingshoofd heeft de Raad van State dit reeds overwogen in zijn arrest nr. 172.528 van 21 juni 2007; voor andere ambten in de (gewone) magistratuur mag worden verwezen naar bijvoorbeeld arrest nr. 177.925 van 17 december 2007, de arresten nrs. 235.144 en 235.145 van 21 juni 2016 of arrest nr. 235.643 van 25 augustus 2016.

    Welnu, het is niet anders omdat de verzoekende partij zich bij gelegenheid van die latere vacature wél kandidaat...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT