Décision judiciaire de Raad van State, 5 avril 2018

Date de Résolution 5 avril 2018
JuridictionSchorsing
Nature Arrest

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

VOORZITTER VAN DE IXe KAMER

A R R E S T

nr. 241.207 van 5 april 2018 in de zaak A. 223.829/IX-9186

In zake: Monique COPPENS bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Geertrui De Groote kantoor houdend te 3600 Genk Jaarbeurslaan 19 bus 31 bij wie woonplaats wordt gekozen

tegen:

de BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaten Willy Van der Gucht en Franky De Mil kantoor houdend te 9000 Gent Voskenslaan 34 bij wie woonplaats wordt gekozen

-------------------------------------------------------------------------------------------------- I. Voorwerp van de vordering

  1. De vordering, ingesteld op 20 november 2017, strekt tot de schorsing van de tenuitvoerlegging van: - de beslissing van 20 september 2017 van de voorzitter van het directiecomité van de federale overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu om de aan Monique Coppens toegekende eindvermel-ding ‘onvoldoende’ voor de evaluatiecyclus 2016 te behouden; - de beslissing van 15 februari 2017 van de hiërarchische meerdere van Monique

    Coppens om haar voor het evaluatiejaar 2016 de eindvermelding ‘onvoldoende’ toe te kennen.

    IX-9186-1/16

    II. Verloop van de rechtspleging

  2. Auditeur Melissa Celis heeft een verslag opgesteld.

    De partijen zijn opgeroepen voor de terechtzitting, die heeft plaatsgevonden op 26 februari 2018.

    Staatsraad Bruno Seutin heeft verslag uitgebracht.

    Advocaat Tessa Pieters, die loco advocaat Geertrui De Groote verschijnt voor de verzoekende partij en advocaat Franky De Mil, die verschijnt voor de verwerende partij, zijn gehoord.

    Auditeur Melissa Celis heeft een met dit arrest eensluidend ad-vies gegeven.

    Er is toepassing gemaakt van de bepalingen op het gebruik der talen, vervat in titel VI, hoofdstuk II, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

    III. Feiten

    3.1. Verzoekster is adviseur gezondheidsinspectie bij de Cel Federale Gezondheidsinspectie Vlaams-Brabant en Brussel (NL).

    3.2. In het kader van haar evaluatie voor de evaluatiecyclus 2016 heeft zij op 10 februari 2016 een planningsgesprek met haar hiërarchische meerdere, die tevens haar evaluator is.

    Tijdens dit planningsgesprek worden acht prestatiedoelstellingen, een ontwikkelingsdoelstelling, vier doelstellingen met betrekking tot de be-

    IX-9186-2/16

    schikbaarheid voor de gebruikers van de dienst en zeven doelstellingen met betrekking tot de bijdrage aan de teamprestaties vooropgesteld.

    3.3. Op 1 juni 2016 vindt een functioneringsgesprek plaats tussen verzoekster en haar hiërarchische meerdere.

    Tijdens dit functioneringsgesprek worden een aantal problemen in verband met verzoeksters functioneren aangekaart, onder meer wat betreft de oplevering van het rapport na de aanslagen van 22 maart 2016, dat ondanks herhaaldelijk verzoek eerst uitbleef en vervolgens onjuistheden en onduidelijkheden bevatte.

    In het verslag van dit gesprek stelt de hiërarchische meerdere met betrekking tot het algemeen functioneren van verzoekster:

    “Tijdens het afsluiten van het functioneringsgesprek heeft de medewerker aan de hand van de door de medewerker zelf aangebrachte voorbeelden weergegeven dat zij enerzijds opdrachten van haar hiërarchie niet heeft opgevolgd, en anderzijds acties welke haar door haar hiërarchie werden verboden alsnog heeft verder gezet. Het diensthoofd heeft dienen vast te stellen dat er dus werktijd geïnvesteerd werd in taken welke niet gewenst waren (bevragen andere provincies, verspreiden verslag) en dat andere expliciete prioritaire taken (opleveren verslag) niet werden gehonoreerd. Het diensthoofd heeft gezien deze elementen en al het voorgaande sterke twijfels aangaande de competenties als crisisbeheerder, de loyauteit, de intenties en het functioneren van de medewerker.

    Het diensthoofd dient zowel routinematig als onder crisisomstandigheden te kunnen vertrouwen op de medewerker en dit vertrouwen blijkt zwaar geschonden.

    Het diensthoofd vraagt ter opvolging van dit gesprek 2 dingen: opstart van een loopbaanbegeleiding door de medewerker opdat deze haar sterktes en zwaktes beter zou leren kennen (er werd door de organisatie in het verleden al geïnvesteerd in een coaching voor de medewerker), en een nieuw gesprek ten laatste 6 maand na dit gesprek. Mocht er tijdens het opvolggesprek blijken dat het vertrouwen niet kan hersteld worden dan zal het diensthoofd moeten vragen aan haar hiërarchie om de medewerker te verwijderen van de dienst.

    Het diensthoofd betreurt deze afloop van het gesprek.”

    IX-9186-3/16

    3.4. Op 6 december 2016 vindt een tweede functioneringsgesprek (opvolggesprek) plaats tussen verzoekster en haar hiërarchische meerdere.

    Tijdens dit functioneringsgesprek wordt onder meer vastgesteld dat verzoekster een zeer gedegen overzicht van de opvolging D2 na de aanslagen heeft opgeleverd, doch dat de deadline niet werd gerespecteerd.

    In het verslag van dit gesprek stelt de hiërarchische meerdere met betrekking tot het algemeen functioneren van verzoekster:

    “Vraag of het vertrouwen kan hersteld worden in de medewerker?

    De leidinggevende blijft hier [een] moeilijk gevoel bij hebben, en zal binnen de cyclus 2017 opnieuw van nabij de medewerker opvolgen met de nodige gesprekken.”

    3.5. Op 15 februari 2017 vindt met verzoekster een evaluatiegesprek voor de evaluatiecyclus 2016 plaats.

    Naar aanleiding van dit gesprek wordt vastgesteld dat verzoekster één van de acht vastgelegde prestatiedoelstellingen heeft behaald. Zes prestatiedoelstellingen heeft zij gedeeltelijk behaald en één prestatiedoelstelling is niet behaald. De vastgelegde ontwikkelingsdoelstelling, de vier vooropgestelde doelstellingen met betrekking tot de beschikbaarheid voor de gebruikers van de dienst en de zeven vastgelegde doelstellingen met betrekking tot de bijdrage aan de teamprestaties heeft verzoekster allemaal gedeeltelijk behaald.

    In het verslag van dit gesprek stelt de hiërarchische meerdere met betrekking tot het algemeen functioneren van verzoekster:

    “Het diensthoofd kan gezien voorgaande voorvallen vertrouwen in de medewerkster niet herstellen. Het diensthoofd is niet overtuigd dat de medewerkster routinematig en bij crisis de opdrachten van het [dienst]hoofd zal uitvoeren of niet. Het weigeren van antwoorden te bieden op de vragen ‘waarom de medewerkster deze beslissingen van ongehoorzaamheid neemt’ draagt bij tot het wantrouwen van het diensthoofd. Het diensthoofd poogt te begrijpen welke

    IX-9186-4/16

    redenering schuil gaat achter deze handelingen, maar de medewerkster geeft aan niet op deze vragen te willen antwoorden.”

    Naar aanleiding van dit evaluatiegesprek wordt aan verzoekster voor de evaluatiecyclus 2016 de eindvermelding ‘onvoldoende’ toegekend, wat als volgt wordt gemotiveerd:

    “Prestatiedoelstellingen

    Het diensthoofd stelt ernstig d[i]sfunctioneren vast in de acties en handelingen van de medewerkster vast. De medewerkster weigert...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT