7 OKTOBER 2022. - Wet tot gedeeltelijke omzetting van de Richtlijn (EU) 2019/1158 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers, en tot intrekking van Richtlijn 2010/18/EU van de Raad en tot regeling van een aantal andere aspecten op het vlak van de verloven (1)

FILIP, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

Art. 2. Deze wet voorziet in de gedeeltelijke omzetting van de Richtlijn (EU) 2019/1158 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers en tot intrekking van Richtlijn 2010/18/EU van de Raad.

HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van de Arbeidswet van 16 maart 1971

Art. 3. In artikel 39 van de arbeidswet van 16 maart 1971, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 12 juni 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  1. in het zesde lid worden de volgende wijzigingen aangebracht:

    1. de woorden "de vader" worden telkens vervangen door de woorden "de vader of de meemoeder";

    2. de woorden "eerste tot vijfde lid" worden vervangen door de woorden "eerste tot zevende lid";

  2. het achtste lid wordt aangevuld met de volgende zin:

    "Op verzoek van de werknemer stelt de werkgever hem schriftelijk in kennis van deze redenen.";

  3. het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende:

    "Voor de toepassing van het zevende tot het tiende lid wordt gelijkgesteld met een ontslag door de werkgever tijdens de periode van bescherming zoals bedoeld in het zevende lid, elke handeling van de werkgever na afloop van deze periode die ertoe strekt eenzijdig een einde te maken aan de dienstbetrekking en waarvoor tijdens deze periode enige voorbereiding werd getroffen. Onder het treffen van enige voorbereiding wordt eveneens begrepen, het nemen van de ontslagbeslissing.".

    Art. 4. Artikel 40 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 3 april 1995 en 22 december 2008, wordt aangevuld met een lid, luidende:

    "Voor de toepassing van dit artikel wordt gelijkgesteld met een ontslag door de werkgever tijdens de periode van bescherming zoals bedoeld in het eerste lid, elke handeling van de werkgever na afloop van deze periode die ertoe strekt eenzijdig een einde te maken aan de dienstbetrekking en waarvoor tijdens deze periode enige voorbereiding werd getroffen. Onder het treffen van enige voorbereiding wordt eveneens begrepen, het nemen van de ontslagbeslissing.".

    Art. 5. In dezelfde wet wordt een artikel 40bis ingevoegd, luidende:

    "Art. 40bis. § 1. Wanneer de werkneemster wiens werkgever op de hoogte is van haar zwangerschap of bevalling, haar arbeidsovereenkomst voor uitvoering van tijdelijke arbeid of dienstbetrekking voor een bepaalde tijd niet hernieuwd ziet, wordt deze niet-hernieuwing geacht verband te houden met de zwangerschap of bevalling.

    Op verzoek van de werkneemster stelt de werkgever haar schriftelijk in kennis van de redenen voor de niet-hernieuwing. De werkgever dient te bewijzen dat de niet-hernieuwing van de betrokken arbeidsovereenkomst of dienstbetrekking vreemd is aan de zwangerschap of de bevalling.

    Zo de ingeroepen reden tot staving van de niet-hernieuwing van de betrokken arbeidsovereenkomst of dienstbetrekking niet vreemd is aan de zwangerschap of de bevalling, of bij ontstentenis van reden, zal de werkgever aan de werkneemster een forfaitaire vergoeding betalen die gelijk is aan het brutoloon voor drie maanden.

    § 2. Wanneer de werknemer die zijn werkgever in kennis heeft gesteld van de omzetting van het moederschapsverlof bedoeld in artikel 39, zesde lid, zijn arbeidsovereenkomst voor uitvoering van tijdelijke arbeid of dienstbetrekking voor een bepaalde tijd niet hernieuwd ziet, wordt deze niet-hernieuwing geacht verband te houden met de opname van het omgezet moederschapsverlof.

    Op verzoek van de werknemer stelt de werkgever hem schriftelijk in kennis van de redenen voor de niet-hernieuwing. De werkgever dient te bewijzen dat de niet-hernieuwing van de betrokken arbeidsovereenkomst of dienstbetrekking vreemd is aan de opname van het omgezet moederschapsverlof.

    Zo de ingeroepen reden tot staving van de niet-hernieuwing van de betrokken arbeidsovereenkomst of dienstbetrekking niet vreemd is aan de opname van het omgezet moederschapsverlof, of bij ontstentenis van reden, zal de werkgever aan de werknemer een forfaitaire vergoeding betalen die gelijk is aan het brutoloon voor drie maanden.

    § 3. Voor de toepassing van dit artikel wordt de gebruiker van een uitzendkracht beschouwd als de werkgever.".

    HOOFDSTUK III. - Wijzigingen van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten

    Art. 6. In artikel 30 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, laatstelijk gewijzigd bij wet van 20 december 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  4. in paragraaf 2 worden het eerste lid en het tweede lid vervangen als volgt:

    "De werknemer heeft het recht om van het werk afwezig te zijn, ter gelegenheid van de geboorte van een kind waarvan de afstamming langs zijn zijde vaststaat, gedurende vijftien dagen, door hem te kiezen binnen vier maanden te rekenen vanaf de dag van de bevalling.

    Het recht op vijftien dagen geboorteverlof, zoals bedoeld in het eerste lid, wordt opgetrokken tot twintig dagen voor de geboortes die plaatsvinden vanaf 1 januari 2023.";

  5. in paragraaf 2, derde lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

    1. de bepaling onder 1° wordt opgeheven;

    2. de bepaling onder 3° wordt aangevuld met de volgende zin:

    "De voorwaarde onder 2° en 3° inzake de hoofdverblijfplaats van het kind is niet van toepassing wanneer het kind levenloos wordt geboren.";

  6. in paragraaf 2, vierde lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

    1. het woord "verlof" wordt telkens vervangen door het woord "geboorteverlof";

    2. het woord "1°," wordt opgeheven;

  7. in paragraaf 2, vijfde lid tot zevende lid, wordt het woord "verlof" telkens vervangen door het woord "geboorteverlof";

  8. in paragraaf 2, negende lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

    1. de woorden "zeven dagen" worden vervangen door de woorden "twaalf dagen";

    2. de woorden "1° en 2°," worden opgeheven;

  9. er wordt een paragraaf 3/1 ingevoegd, luidende:

    " § 3/1. De werknemer die gebruik wenst te maken van het recht op geboorteverlof, zoals bedoeld in paragraaf 2, stelt zijn werkgever hier vooraf van in kennis.";

  10. in paragraaf 4, eerste lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

    1. het woord "vaderschapsverlof" wordt telkens vervangen door het woord "geboorteverlof";

    2. de woorden "van de schriftelijke kennisgeving aan de werkgever en eindigt drie maanden na die kennisgeving" worden vervangen door de woorden "van de kennisgeving aan de werkgever en uiterlijk op de eerste dag van het geboorteverlof en eindigt vijf maanden te rekenen vanaf de dag van de bevalling";

  11. paragraaf 4, tweede lid, wordt aangevuld met de volgende zin:

    "Op verzoek van de werknemer stelt de werkgever hem er schriftelijk van in kennis.";

  12. in paragraaf 4, derde lid, worden de woorden "loon voor drie maanden" vervangen door de woorden "brutoloon voor zes maanden";

  13. paragraaf 4 wordt aangevuld met een lid, luidende:

    "Voor de toepassing van deze paragraaf wordt gelijkgesteld met een ontslag door de werkgever tijdens de periode van bescherming zoals bedoeld in het eerste lid, elke handeling van de werkgever na afloop van deze periode die ertoe strekt eenzijdig een einde te maken aan de arbeidsovereenkomst van de werknemer en waarvoor tijdens deze periode enige voorbereiding werd getroffen. Onder het treffen van enige voorbereiding wordt eveneens begrepen, het nemen van de ontslagbeslissing.";

  14. het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 5, luidende:

    " § 5. Wanneer de werknemer wiens werkgever op de hoogte is van de geboorte van een kind voor wie de werknemer gerechtigd is op geboorteverlof als bedoeld in paragraaf 2, zijn arbeidsovereenkomst voor uitvoering van tijdelijke arbeid of zijn arbeidsovereenkomst voor een bepaalde tijd niet hernieuwd ziet, wordt deze niet-hernieuwing geacht verband te houden met de geboorte van het kind.

    Op verzoek van de werknemer stelt de werkgever hem schriftelijk in kennis van de redenen voor de niet-hernieuwing. De werkgever dient te bewijzen dat de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT