7 OKTOBER 2022. - Koninklijk besluit tot gedeeltelijke omzetting van de Richtlijn (EU) 2019/1158 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers en tot intrekking van Richtlijn 2010/18/EU van de Raad (1)

FILIP, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, artikel 105, § 1, vervangen bij de wet van 26 maart 1999 en gewijzigd bij de wetten van 10 augustus 2001 en 2 september 2018;

Gelet op het koninklijk besluit van 29 oktober 1997 tot invoering van een recht op ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 april 2014 houdende toekenning van het recht op ouderschapsverlof en verlof voor het verlenen van bijstand aan een zwaar ziek gezins- of familielid aan bepaalde werknemers;

Gelet op het advies nr. 2.264 van de Nationale Arbeidsraad, gegeven op 21 december 2021;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 2 februari 2022;

Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, gegeven op 25 april 2022;

Gelet op de regelgevingsimpactanalyse, uitgevoerd overeenkomstig de artikelen 6 en 7 van de wet van 15 december 2013 houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;

Gelet op het advies nr. 71.475/1 van de Raad van State, gegeven op 7 juni 2022, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende het advies nr. 2021/14 van de Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap, gegeven op 17 mei 2021;

Overwegende dat uit artikel 8, lid 3, van de Richtlijn (EU) 2019/1158 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers en tot intrekking van Richtlijn 2010/18/EU van de Raad volgt dat de werknemers voor de twee maanden ouderschapsverlof die, op grond van haar artikel 5, lid 2, niet overdraagbaar zijn, een uitkering of betaling moeten ontvangen die door de lidstaten of de sociale partners wordt gedefinieerd en zodanig vastgesteld dat de opname van ouderschapsverlof door beide ouders wordt vergemakkelijkt;

Overwegende dat er aan het recht op ouderschapsverlof op grond van het koninklijk besluit van 29 oktober 1997 tot invoering van een recht op ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan een recht op uitkeringen gekoppeld is;

Overwegende dat ook de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 64 van 29 april 1997, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot instelling van een recht op ouderschapsverlof, voorziet in een recht op ouderschapsverlof, maar dat aan de uitoefening van dit recht op ouderschapsverlof geen recht op een vergoeding of uitkeringen is gekoppeld;

Overwegende dat artikel 8 van voormeld koninklijk besluit van 29 oktober 1997 een anticumulbepaling tussen het recht op ouderschapsverlof op grond van dit besluit en...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT