7 MEI 2020. - Besluit van de Waalse Regering van bijzondere machten nr. 38 waarbij afgeweken kan worden van de regels en voorwaarden voor de toekenning van de gezinsprestaties voor kinderen ouder dan 18 jaar
Verslag aan de Waalse Regering betreffende het besluit van de Waalse Regering van bijzondere machten nr. 38 van 7 mei 2020 waarbij afgeweken kan worden van de regels en voorwaarden voor de toekenning van de gezinsprestaties voor kinderen ouder dan 18 jaar
-
Overzicht
Ten gevolge van de lockdownmaatregelen die de Nationale Veiligheidsraad genomen heeft ter bestrijding van Covid-19 heeft de Regering besloten ondersteunende maatregelen te nemen voor de verschillende sectoren vallend onder de bevoegdheid van het Waalse Gewest.
Dit besluit past in dat kader en streeft er met name naar, af te wijken van de regels ter bepalingen van de beletsels voor de toekenning van gezinsprestaties voor kinderen ouder dan 18 jaar.
Het betreft het vrijstellen van de studentenjobs in de berekening van 240u/kwartaal, de intrekking van tijdelijke werkloosheid met in begrip van de in dat verband geïnde bedragen, de beletsels in het recht op gezinsbijslagen, het indienen van afwijkingen van het besluit van de Waalse Regering van 20 september 2018 tot uitvoering van artikel 5, §§ 3 en 4, van het decreet van 8 februari 2018 betreffende het beheer en de betaling van de gezinsbijslagen, met betrekking tot de toekenningsvoorwaarden van de gezinsbijslagen aan kinderen ouder dan achttien jaar voor de kinderen die vormingen in ondernemingen volgen in het kader van "Plan de Formation insertion" (PFI), een afwijking van de verplichting tot het volgen van de lessen à rato van 17 uur per week en een afwijking voor de laatstejaarsstudenten in het hoger onderwijs wier examens niet worden georganiseerd of waarvan sommige studie-activiteiten, vereist voor het behalen van het diploma, worden verdaagd.
Het ontwerp-besluit is op 14 april 2020 ter advies voorgelegd aan de Raad van State. De Raad van State heeft op 20 april 2020 advies 67.248/2 uitgebracht overeenkomstig artikel 84, § 1, lid 1, 3°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.
-
Artikelsgewijze bespreking
De artikelen 2 tot 5 strekken ertoe, alle studentenjobs vrij te stellen in de berekening van de 240u/kwartaal of van het maandinkomen om de studenten wier lessen of stages zijn opgeschort de mogelijkheid te bieden zich als vrijwilliger in te zetten en om zo de teams in de rusthuizen, structuren voor gehandicapte personen, ziekenhuizen, grootwarenhuizen... te versterken in het kader van een studententewerkstellingscontract. Zo kunnen laatstgenoemden verder zonder beletsel blijven genieten van de gezinsprestaties.
De vrijstelling van de studentenjobs in de 240u-berekening of in de berekening van de inkomsten zou de mogelijkheid bieden om de studenten die zich nuttig willen maken tijdens de crisis niet te bestraffen.
De artikelen 6 en 9 strekken ertoe, de tijdelijke werkloosheid uit de beletsels voor het recht op gezinsprestaties te halen. Sommige studenten die een alternerende opleiding of opleidingen als bedrijfsleider volgen zien hun stage immers wegens de lockdown opgeschort en worden tijdelijk werklozen. Zo zouden de gerechtigde kinderen niet bestraft worden.
Insgelijks neutraliseren de bepalingen de bedragen, geïnd als tijdelijk werklozen, daar sommige kinderen een weinig boven het maximum van toegelaten inkomsten (562,93/maand) zullen uitkomen bij het samentellen van de gedeeltelijke stage-inkomsten en de tijdelijke werkloosheid en het voordeel zullen verliezen van de gezinsprestaties als de aan de tijdelijke werkloosheid gebonden inkomsten niet geneutraliseerd worden met de spijtige gevolgen die men zich voor hen en/of hun gezin kan inbeelden.
Artikel 10 strekt ertoe, af te wijken van het besluit van de Waalse Regering van 20 september 2018 tot uitvoering van artikel 5, §§ 3 en 4, van het decreet van 8 februari 2018 betreffende het beheer en de betaling van de gezinsbijslagen, met betrekking tot de toekenningsvoorwaarden van de gezinsbijslagen aan kinderen ouder die in het kader van bovengenoemd Plan "PFI" opleidingen in ondernemingen volgen om een beletsel vast te stellen voor het recht volgens een maandelijkse eerder dan een trimestriële norm, waardoor de betaling van de gezinsprestaties van ambtswege in april en maart mogelijk zal worden gemaakt in functie van het bedrag van de geïnde vergoeding. Deze maatregel beoogt enkel de kinderen geboren in 2001. De anderen zijn reeds beschermd. Kinderen met een "PFI"-contract zijn immers werkzoekenden. Kinderen die onder het oude stelsel vallen worden onderworpen aan de bruto-inkomstennorm die niet overschreden mag worden om in aanmerking te kunnen komen voor de gezinsprestaties. Terwijl de kinderen die onder het nieuwe stelsel vallen de nieuwe regel opgelegd krijgen, namelijk het beletsel voor de toekenning van de gezinsprestaties in het overschrijden van een uurvolume (de winstgevende activiteit van het gerechtigde kind wanneer deze de tweehonderdveertig uur per kwartaal overschrijdt), wat door de kinderbijslagfondsen vlot na te trekken valt via de DMFA.
Op te merken valt, dat de kinderen, geboren na 2002 en in de navolgende jaren, zich nog in het onvoorwaardelijk recht bevinden. Dat houdt in dat, concreet, enkel de kinderen geboren na 2001 beoogd worden en dat normgewijs gekozen is voor het maandelijks inkomen om hen de gezinsprestaties te kunnen toekennen.
De artikelen 11 en 12 strekken ertoe, af te wijken van de verplichting om 17u les per week te volgen om tijdens de lockdown te kunnen genieten van de gezinsprestaties.
Artikel 13 streeft ernaar, de instandhouding van de gezinsprestaties mogelijk te maken voor de kinderen in het laatste jaar hoger onderwijs wier examens in juni of september 2020 niet georganiseerd worden of waarvan sommige studieactiviteiten, vereist voor het behalen van het diploma, uitgesteld worden wegens de sanitaire crisis Covid-19. Het betreft met name activiteiten in het kader van de thesis of het laatstejaarswerk, de organisaties van concerten, toneelstukken, ... voor de artistieke studies. Het behoud wordt voorzien tot later dan de maand september 2020, zonder nieuwe inschrijving, en dit tot de organisatie van de examens of het uitvoeren van de studieactiviteiten en uiterlijk tot 31 januari 2021 middels een inschrijving voor 27 credits tijdens het universiteitsjaar 2019-2020.
Artikel 14 machtigt de minister ertoe, de datum te bepalen waarop het besluit ophoudt uitwerking te hebben. Wegens de maatregelen genomen door de overheden op grond van de beslissingen van de Nationale Veiligheidsraad (met name in de aangelegenheden betreffende het hoger onderwijs, de alternerende opleiding/bedrijfsleider), zal de minister deze datum vastleggen op de laatste dag van het kwartaal in de loop waarvan de lockdown volledig door deze overheden volledig opgeheven zal zijn, en dit om bepaalde hindernissen te ontwijken, de cursussen die hernemen in het loop van een trimester maar de stages die pas hervatten in de loop van het daarop volgend trimester.
RAAD VAN STATE
Afdeling wetgeving
Advies 67.48/2 van 20 april 2020 over een ontwep-besluit van de Waalse Regering van bijzondere machten nr. 38 van 7 mei 2020 waarbij afgeweken kan worden van de regels en voorwaarden voor de toekenning van de gezinsprestaties voor kinderen ouder dan 18 jaar
Op 14 april 2020 werd de Raad van State, afdeling wetgeving, door de Minister van Ambtenarenzaken, Informatica, Administratieve Vereenvoudiging, belast met de gezinsbijslagen, Toerisme, Erfgoed en Verkeersveiligheid van het Waals Gewest verzocht om binnen een termijn van vijf werkdagen een advies over te maken over een ontwerp-besluit van de Waalse Regering van bijzondere machten nr xx waarbij afgeweken kan worden van de regels en voorwaarden voor de toekenning van de gezinsprestaties voor kinderen ouder dan 18 jaar
Het ontwerp werd onderzocht door de tweede kamer, op 20 april 2020. De kamer was samengesteld uit Pierre VANDERNOOT, voorzitter van de kamer, Patrick Ronvaux en Christine Horevoets, Staatsraden, Sébastien Van Drooghenbroeck, assessor, en Béatrice Drapier, griffier.
Het verslag werd voorgelegd door Stéphane Tellier, auditeur.
Het advies, met tekst als onderstaand, werd uitgebracht op 20 april 2020.
Volgens artikel 84, § 1, lid 1, 3°, van de wetten "op de Raad van State", gecoördineerd op 12 januari 1973, dient de adviesaanvraag in het bijzonder op de motieven te wijzen die het dringend karakter verantwoorden.
Het schrijven drukt zich als volgt uit:
"Het dringend karakter wordt als volgt gemotiveerd:
`Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door het feit dat snel maatregelen genomen dienen te worden om de actoren te ondersteunen die in opdracht van het Waals Gewest optreden als gevolg van de maatregelen genomen in het kader van de bestrijding van het coronavirus COVID-19;
Overwegende dat WHO op 11 maart 2020 het coronavirus COVID-19 als een pandemie gelabeld heeft;
Gelet op de verklaring van WHO in verband met de kenmerken van het coronavirus COVID-19, in het bijzonder de sterke besmettelijkheid en het sterfelijkheidsrisico;
Gelet op de verspreiding van het coronavirus COVID-19 op Europees grondgebied en in België;
Gelet op het gezondheidsrisico dat het coronavirus COVID-19 voor de Belgische bevolking inhoudt;
Gelet op de beslissing van de federale Regering van 18 maart 2020, vertaald in het ministerieel besluit van 23 maart 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken, verlengd bij beslissing van 27 maart 2020 met het oog op de beperking van de verplaatsingen en de sociale contacten
Overwegende dat de lockdown te voorkomen effecten inhoudt op de toekenning van de gezinsprestaties voor de kinderen ouder dan 18 jaar;
Overwegende dat sommige studenten, ten gevolge van de opschorting van hun lessen opgeschort wegens de lockdown, ervoor gekozen hebben om van die tijd gebruik te maken om zich als vrijwilliger aan te bieden in het kader van een studententewerkstellingscontract en aldus de teams te versterken in de rusthuizen, de structuren voor gehandicapte personen, ziekenhuizen...
Pour continuer la lecture
SOLLICITEZ VOTRE ESSAI