7 JULI 2023. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende maatregelen voor de verbetering van de productie en afzet van producten van de bijenteelt

Rechtsgrond

Dit besluit is gebaseerd op:

- het decreet van 28 juni 2013 betreffende het landbouw- en visserijbeleid, artikel 9, eerste lid, 1° en 2° en tweede lid en artikel 44, tweede lid;

- de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019, artikel 75, vijfde lid, ingevoegd bij het decreet van 1 juli 2022.

Vormvereiste(n)

De volgende vormvereisten zijn vervuld:

- de Europese Commissie heeft het Vlaams Strategisch Plan voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid 2023 - 2027 goedgekeurd op 5 december 2022;

- de Vlaamse minister, bevoegd voor het budgettair beleid, heeft zijn akkoord gegeven op 23 maart 2023;

- de Gegevensbeschermingsautoriteit heeft advies nr. 65/2023 gegeven op 24 maart 2023;

- de Vlaamse toezichtcommissie voor de verwerking van persoonsgegevens heeft advies nr. 2023/045 gegeven op 18 april 2023;

- de Raad van State heeft advies 73.587/3 gegeven op 5 juni 2023, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

Initiatiefnemer

Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Economie, Innovatie, Werk, Sociale Economie en Landbouw.

Na beraadslaging,

DE VLAAMSE REGERING BESLUIT:

HOOFDSTUK 1. - Voorwerp en definities

Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:

  1. bevoegde entiteit: het Departement Landbouw en Visserij van het Vlaams Ministerie van Landbouw en Visserij, vermeld in artikel 26, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie;

  2. e-loket: het elektronisch loket dat ontwikkeld en beheerd wordt door de bevoegde entiteit;

  3. interventie: een steuninstrument met een reeks algemene en specifieke subsidiabiliteitsvoorwaarden die in dit besluit nader zijn omschreven op basis van een interventietype waarin artikel 55 van de verordening (EU) 2021/2115 voorziet;

  4. minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor landbouw;

  5. verordening (EU) 2021/2115: verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 tot vaststelling van voorschriften inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (strategische GLB-plannen) en die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) worden gefinancierd, en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1305/2013 en (EU) nr. 1307/2013.

  6. verordening (EU) 2021/2116: verordening (EU) 2021/2116 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1306/2013.

    Art. 2. Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke uitvoering van:

  7. verordening (EU) 2021/2115;

  8. verordening (EU) 2021/2116.

    HOOFDSTUK 2. - Subsidie

    Art. 3. Binnen de grenzen van de begrotingskredieten die daarvoor bestemd zijn, kan de minister, volgens de bepalingen die zijn vastgesteld in dit besluit en de uitvoeringsbesluiten ervan, een subsidie verlenen voor de voorbereiding en uitvoering van projecten met betrekking tot de verbetering van de productie en afzet van producten van de bijenteelt.

    Art. 4. De subsidie, vermeld in artikel 3 van dit besluit, wordt ingezet voor de volgende vijf interventies om de productie en afzet van producten van de bijenteelt te verbeteren, vermeld in artikel 55 van verordening (EU) 2021/2115:

  9. maatregelen voor het herstel van het bijenbestand in de Europese Unie;

  10. ondersteuning van laboratoria voor de analyse van producten van de bijenteelt om bijenhouders te helpen hun producten af te zetten en de waarde van hun producten te verhogen;

  11. technische bijstand voor bijenhoudersorganisaties;

  12. samenwerking met instanties die gespecialiseerd zijn in de uitvoering van programma's voor toegepast onderzoek op het gebied van de bijenhouderij en de producten van de bijenteelt;

  13. bestrijding van vijanden en ziekten in de bijenteelt, in het bijzonder de varroamijtziekte, de kleine kastekever (Aethina tumida) en de Aziatische hoornaar (Vespa velutina).

    HOOFDSTUK 3. - Projectindieners en projecten

    Art. 5. Volgende begunstigden komen in aanmerking voor de steun, vermeld in artikel 3:

  14. imkerverenigingen met een vestigingseenheid in het Vlaams Gewest, al dan niet in onderling samenwerkingsverband of in samenwerking met bijenteelt gerelateerde onderzoeksinstellingen;

  15. onderzoeksinstellingen die aan bijenteelt gerelateerd zijn, met een vestigingseenheid in het Vlaams Gewest, als ze samenwerken met imkerverenigingen;

  16. imkerverenigingen met een vestigingseenheid in het Vlaamse Gewest, die samenwerken met andere partners, waarbij die andere partner niet de hoofdindiener van het project is.

    De projectindiener heeft rechtspersoonlijkheid en is de eindverantwoordelijke voor de uitvoering van het hele project. De projectindiener is het aanspreekpunt voor de subsidiërende overheid.

    De samenwerking moet worden geformaliseerd met een samenwerkingsovereenkomst tussen alle partners. De samenwerkingsovereenkomst wordt uiterlijk dertig dagen na de start van het project door de projectindiener aan de bevoegde entiteit bezorgd.

    Art. 6. Een project komt in aanmerking voor een subsidie, als vermeld in artikel 3 van dit besluit, als het voldoet aan al de volgende voorwaarden:

  17. het project geeft uitvoering aan één of meerdere interventies die gericht zijn op de verbetering van de productie en afzet van producten van de bijenteelt, als vermeld in artikel 4 van dit besluit;

  18. het project draagt bij tot één of meer van de doelstellingen, vermeld in artikel 6, lid 1 van verordening (EU) 2021/2115;

  19. de activiteiten komen de imkerij in het Vlaams Gewest ten goede.

    Art. 7. Een project dat een subsidie als vermeld in artikel 3, krijgt, wordt uitgevoerd binnen maximaal 3 jaar, tenzij in de oproep, vermeld in artikel 11, een kortere periode bepaald wordt.

    De verlenging van de projectperiode, vermeld in het eerste lid, is alleen toegelaten als al de volgende voorwaarden zijn vervuld:

  20. de projectindiener heeft een gemotiveerde aanvraag ingediend voor de projectperiode, vermeld in het eerste lid, is verstreken;

  21. de wijziging brengt geen budgettaire meerkosten teweeg;

  22. de bevoegde entiteit keurt de wijziging van de periode goed.

    HOOFDSTUK 4. - Subsidiebedrag

    Art. 8. De subsidie, vermeld in artikel 3, bedraagt maximaal 100% van de totale aanvaarde kosten.

    In afwijking van het eerste lid bedraagt de subsidie, vermeld in artikel 3, maximaal 90% van de aanvaarde investeringskosten, vermeld in artikel 9, eerste lid, 2°, d).

    Art. 9. De volgende kosten komen in aanmerking voor een subsidie, als vermeld in artikel 3:

  23. voor de interventies, vermeld in artikel 4, 1°, 2°, 3° en 4° :

    1. personeelskosten;

    2. administratieve kosten, voor maximaal 4% van de aanvaarde kosten van iedere interventie;

    3. werkingskosten;

    4. kosten voor externe prestaties;

  24. voor de interventie, vermeld in artikel 4, 5° :

    1. personeelskosten;

    2. administratieve kosten, voor maximaal 4% van de aanvaarde kosten van iedere interventie;

    3. werkingskosten;

    4. investeringskosten, als de investering wordt gerealiseerd in het Vlaamse Gewest;

    5. kosten voor externe prestaties.

    De belasting over de toegevoegde waarde komt niet in aanmerking voor subsidiëring, behalve als zij niet terugvorderbaar is.

    De minister kan bepalen dat de kosten, vermeld in het eerste lid, maximaal voor een bepaald percentage in aanmerking komen voor subsidiëring.

    Als een project investeringskosten bevat, blijft tot vijf jaar na de uitbetaling van de subsidie, vermeld in artikel 3, het investeringsgoed verbonden aan de onderneming die de voormelde subsidie heeft verkregen, of de overnemer ervan. Het investeringsgoed wordt niet doorverkocht en blijft in gebruik.

    Art. 10. De volgende investeringen komen niet voor subsidiëring in aanmerking:

  25. de investeringen, vermeld in artikel 73, lid 3 van verordening (EU) 2021/2115;

  26. de aankoop van grond;

  27. de aankoop van tweedehandsmateriaal;

  28. investeringen waarvoor een alternatief bestaat dat niet significant duurder, maar wel significant milieuvriendelijker is;

  29. leasing;

  30. investeringen voor irrigatie met grondwater en oppervlaktewater;

  31. vervoersmiddelen voor afzet of distributie.

    HOOFDSTUK 5. - De indiening van steunaanvragen

    Art. 11. De minister kan jaarlijks één of meer oproepen lanceren voor de subsidiëring van projecten.

    De minister kan bij elke oproep het...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT