7 APRIL 2023. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 december 1996 betreffende de verschillende identiteitsdocumenten voor kinderen onder de twaalf jaar
Verslag aan de Koning
Sire,
Dit ontwerp van besluit wijzigt het koninklijk het besluit van 10 december 1996 betreffende de verschillende identiteitsdocumenten voor kinderen onder de twaalf jaar, enkel voor wat de elektronische identiteitsdocumenten voor Belgische kinderen onder de twaalf jaar betreft.
De Gegevensbeschermingsautoriteit bracht op 25 februari 2021 het advies nr. 17/2021 uit. Naast bepaalde opmerkingen, waarmee in dit ontwerp van besluit, voor het grootste deel, rekening gehouden werd, beveelt de GBA aan om opnieuw na te denken over een identiteitskaartconcept dat de burgers de mogelijkheid biedt hun gegevens beter te beschermen.
De Raad van State heeft op 29 juni 2021 advies nr. 69.605/2 uitgebracht.
Dat Hoog Rechtscollege herinnert er met name in zijn advies aan dat het advies van de inspecteur van financiën en de akkoordbevinding van de Minister van Begroting gevraagd diende te worden.
De andere door de Raad van State geformuleerde opmerkingen worden hierna ter sprake gebracht bij de bespreking van elk van de artikelen.
Artikel 1.
Artikel 1 van dit ontwerp vervolledigt artikel 13 van het voormelde koninklijk besluit van 10 december 1996 teneinde erin te voorzien dat de elektronische identiteitsdocumenten voor Belgische kinderen onder de twaalf jaar vernieuwd zullen worden in dezelfde gevallen en volgens dezelfde modaliteiten als die vastgelegd voor de vernieuwing van de elektronische identiteitskaarten, zoals bepaald in artikel 5 van het koninklijk besluit van 25 maart 2003 betreffende de identiteitskaarten.
Overeenkomstig het advies van de Raad van State werd de formulering van het ontworpen artikel 1 vereenvoudigd en worden de identiteitscertificaten voor buitenlandse kinderen onder de 12 jaar niet meer foutief vermeld in het Verslag aan de Koning.
Artikelen 2 en 5.
Artikel 2 van dit ontwerp vervangt artikel 16ter van het koninklijk besluit van 10 december 1996 teneinde te preciseren op welke drager de zichtbare gegevens elektronisch geregistreerd worden. Zoals voor de elektronische identiteitskaarten, worden deze gegevens immers geregistreerd op een "contact"chip en op een RFID-chip (Radio Frequence Identification).
Bovendien zijn het Rijksregisternummer, het kaartnummer, de datum tot wanneer het document geldig is, en de geboortedatum eveneens elektronisch leesbaar in een tweedimensionale barcode. De barcode zorgt er namelijk voor dat de identiteitskaart ook op andere manieren gebruikt kan worden dan enkel met een kaartlezer, bijvoorbeeld met het oog op een éénduidige identificatie van de betrokken sociaal verzekerden.
De gebruikers van de barcode zijn immers voor het merendeel instanties van het netwerk van sociale zekerheid.
Er moet natuurlijk aan herinnerd worden dat de gegevens die zich in de barcode bevinden, net zoals alle andere gegevens die vermeld worden op de elektronische identiteitsdocumenten voor Belgische kinderen onder de twaalf jaar, ongeacht of ze zichtbaar zijn met het blote oog of enkel elektronisch leesbaar zijn, niet mogen worden opgeslagen, behalve in de gevallen waarin het opslaan ervan gemachtigd is met het oog op het vervullen van wettige doeleinden.
Het is immers vereist de algemene beginselen die gelden inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en van de persoonsgegevens (doelbinding, minimale verwerking, informatie, ...) toe te passen.
In de versie die ter advies werd voorgelegd aan de Raad van State, en naar aanleiding van het verzoek dat de Gegevensbeschermingsautoriteit in haar advies nr. 17/2021 formuleert, preciseerde dit besluit uitdrukkelijk dat voormeld artikel 6, § 4 op het elektronisch identiteitsdocument van toepassing was, zowel voor het lezen als voor het registreren van de gegevens die op het document opgenomen zijn.
De Raad van State is evenwel van oordeel dat het niet nodig is om er in het dispositief van het koninklijk besluit zelf aan te herinneren dat artikel 6, § 4 van de wet van 19 juli 1991 van toepassing is. Het tweede lid van het ontworpen artikel 16ter, waarin die voorziening was opgenomen, werd derhalve aangepast zodat toch wordt gewezen op de beginselen voor het lezen en verwerken van gegevens op de Kid-ID, met inbegrip van de leeftijd waarop de kaarthouder zijn/haar toestemming kan geven, namelijk, volgens artikel 7 van de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens, 13 jaar. Het is immers mogelijk dat kinderen ouder dan 12 jaar nog houder zijn van een Kid-ID.
Wat het behoud van de barcode betreft, is het behoud ervan gerechtvaardigd door het feit dat, zoals eerder vermeld, een groot aantal instanties van het netwerk van sociale zekerheid er momenteel nog gebruik van maken.
Ter herinnering, overeenkomstig artikel 8 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid en artikel 8 van de wet van 21 augustus 2008 houdende oprichting en organisatie van het eHealth-platform is het gebruik van het Rijksregisternummer, waarmee een persoon uniek kan worden geïdentificeerd, niet alleen toegelaten, maar ook verplicht in de socialezekerheids- en gezondheidssector. Op die domeinen is het immers noodzakelijk om zich bij de verwerking en de uitwisseling van gegevens tot de juiste persoon te richten.
Daartoe is het gebruik van de elektronische identiteitskaart of de vreemdelingenkaart geboden, omdat deze het niet alleen mogelijk maakt het Rijksregisternummer te kennen, maar ook de foto en de andere gegevens, en omdat daarmee, door middel van een kaartlezer, kan worden geverifieerd of de getoonde kaart de kaart is van de persoon die ze toont.
Om evidente redenen van efficiëntie, en met name om alle mogelijke fouten, door bijvoorbeeld tikfouten, te vermijden, is het raadzaam de kaart elektronisch (en niet manueel) uit te lezen. Een kaart elektronisch uitlezen kan met een elektronisch leesapparaat of door de barcode te scannen, die eveneens het Rijksregisternummer bevat. Wat de barcodes betreft, is het meer dan wenselijk om deze wijze van uitlezen te behouden, voornamelijk voor de apothekers die reeds allemaal barcodelezers gebruiken om de barcodes op de voorschriften en de afgeleverde medicijnen te scannen. De mogelijkheid bieden om eveneens de barcode op de identiteitskaart uit te lezen vergemakkelijkt en versnelt het werk van deze essentiële actoren in de gezondheidssector aanzienlijk. Deze mogelijkheid op de helling zetten, brengt het hele uitgewerkte systeem voor het gebruik van het elektronisch voorschrift in het gedrang.
Bovendien, wat nog steeds het behoud van de barcode betreft, kan het geen kwaad eraan te herinneren dat het kopiëren van eenzelfde informatiegegeven onder verschillende vormen (zichtbaar met het blote oog, op de chip en/of op de barcode) op het document bijdraagt aan de bestrijding van fraude, omdat dat de handelingen van een eventuele vervalser aanzienlijk bemoeilijkt. Het is immers zeer waarschijnlijk dat een kaart die verschillende informatiegegevens vertoont, snel zal worden gedetecteerd.
Overeenkomstig de wens van de Gegevensbeschermingsautoriteit en aangezien de huidige bijlage bij het voormelde koninklijk besluit van 10 december 1996, die het model 3 van het elektronisch identiteitsdocument vastlegt, opgeheven wordt bij dit wijzigingsbesluit (cf. artikel 5), vermeldt dit ontwerp van besluit overigens expliciet de verwijzing naar het model ID1, overeenkomstig de norm ISO/IEC 7810: 2019.
In de versie ter advies voorgelegd aan de Raad van State vermeldde het ontwerp van koninklijk besluit dat dit model zou kunnen worden geraadpleegd op de website van de Algemene Directie Instellingen en Bevolking van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken, ondertussen "Algemene Directie Identiteit en Burgerzaken" genaamd.
De Raad van State herinnert er evenwel aan dat die wijze van bekendmaken niet in overeenstemming is met artikel...
Pour continuer la lecture
SOLLICITEZ VOTRE ESSAI