Décision judiciaire de Raad van State, 12 septembre 2016

Date de Résolution12 septembre 2016
JuridictionCassatie
Nature Arrest

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

XIVe KAMER

A R R E S T

nr. 235.719 van 12 september 2016 in de zaak A. 214.782/XIV-36.201

In zake : XXX bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Johannes Baelde kantoor houdend te 8000 Brugge Werfstraat 91 bij wie woonplaats wordt gekozen

tegen :

de BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door destaatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, thans de staatssecretaris voor Asiel en Migratie kantoor houdend te 1000 Brussel Antwerpsesteenweg 59 B alwaar woonplaats wordt gekozen bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Carmenta Decordier kantoor houdend te 9041 Gent-Oostakker Harlekijnstraat 9 -------------------------------------------------------------------------------------------------- I. Voorwerp van het cassatieberoep

1. Het cassatieberoep, ingesteld op 20 januari 2015, strekt tot de cassatie van het arrest nr. 135.200 van 17 december 2014 van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen.

II. Verloop van de rechtspleging

2. Het cassatieberoep is toelaatbaar verklaard bij beschikking nr. 11.094 van 11 februari 2015.

XIV-36.201-1/12

De verwerende partij heeft een memorie van antwoord ingediend en verzoekster heeft een memorie van wederantwoord ingediend.

Eerste auditeur Marijke Sterck heeft een verslag opgesteld, op grond van artikel 16 van het koninklijk besluit van 30 november 2006 ‘tot vaststelling van de cassatie-procedure bij de Raad van State’.

Verzoekster heeft een verzoek tot voortzetting van de procedure ten einde te worden gehoord ingediend.

De partijen zijn opgeroepen voor de terechtzitting, die heeft plaatsgevonden op 27 januari 2016.

Staatsraad Carlo Adams heeft verslag uitgebracht.

Advocaat RigtjeJeeninga, die loco advocaat Johannes Baelde verschijnt voor verzoekster, en advocaat Carmenta Decordier, die verschijnt voor de verwerende partij, zijn gehoord.

Eerste auditeurMarijke Sterck heeft een met dit arrest eensluidend advies gegeven.

Er is toepassing gemaakt van de bepalingen op het gebruik der talen, vervat in titel VI, hoofdstuk II, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

III. Feiten

3. Verzoekster dientop 2 mei 2013 een aanvraag om machtiging tot verblijf in met toepassing van artikel 9bis van de wet van 15 december 1980 ‘betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen’ (hierna: de vreemdelingenwet). De

XIV-36.201-2/12

staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding verklaart die aanvraag met een beslissing van 30 januari 2014 zonder voorwerp.

Op 18 februari 2014 stelt verzoekster tegen die beslissing een beroep tot nietigverklaring in bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen verwerpt het beroep tot nietigverklaring met een arrest van 17 december 2014. Dit is het bestreden arrest.

IV. Onderzoek van de middelen

Enig middel

Uiteenzetting van het middel

4. Verzoekster werpt in een enig middel de schending op van de artikelen 9bis en 39/65 van de vreemdelingenwet, van artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, ondertekend te Rome op 4 juni 1950 (hierna: het EVRM), van de artikelen 3, 5, 9 en 10 van het verdrag inzake de Rechten van het Kind, ondertekend te New-York op 20 november 1989 (hierna: het IVRK), van artikel 149 van de Grondwet en van “het algemeen rechtsbeginsel van de jurisdictionele motiveringsplicht”.

Verzoekster betwist in een eerste middelonderdeel de vaststelling in het bestreden arrest dat zij het vereiste belang bij het beroep tot nietigverklaring zou ontberen omdat de dienst Vreemdelingenzaken over een dermate gebonden bevoegdheid zou beschikken dat aan verzoekster geen machtiging tot verblijf zou kunnen worden toegekend. Het aan verzoekster, haar kinderen en haar ex-partner op 10 augustus 2012 gegeven “bevel om het grondgebied te verlaten met inreisverbod” vormt geen onoverkomelijk bindend beletsel voor het verkrijgen van een machtiging tot verblijf. Zeer concreet werd

XIV-36.201-3/12

immers op 1 maart 2013 een F-kaart gegeven aan de ex-partner van verzoekster (vader van de kinderen) en op 15 maart 2013 een verblijfsmachtiging met inschrijving in het vreemdelingenregister aan de kinderen zelf. Volgens verzoekster is de motivering waarmee haar gebrek aan belang wordt vastgesteld derhalve niet correct en faalt ze naar recht. Verzoekster benadrukt dat, zelfs indien het toch om een gebonden...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT