Décision judiciaire de Raad van State, 21 janvier 2016

Date de Résolution21 janvier 2016
JuridictionNietigverklaring
Nature Arrest

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

VIIe KAMER

A R R E S T

nr. 233.549 van 21 januari 2016 in de zaak A. 210.457/VII-38.916.

In zake : 1. Henri VANVOORDEN 2. Luc LENAERS bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaten Inke Dedecker en Geertrui De Groote kantoor houdend te 3600 Genk Jaarbeurslaan 19, bus 31 bij wie woonplaats wordt gekozen

tegen :

het VLAAMSE GEWEST bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Dirk Abbeloos kantoor houdend te 9200 Dendermonde Noordlaan 82-84 bij wie woonplaats wordt gekozen

Tussenkomende partij : de BVBA BIO-ENERGIE HERK bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Jan Surmont kantoor houdend te 2300 Turnhout de Merodelei 112 bij wie woonplaats wordt gekozen

-------------------------------------------------------------------------------------------------- I. Voorwerp van het beroep

  1. Het beroep, ingesteld op 18 oktober 2013, strekt tot de nietigverklaring van het besluit van de Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur van 19 augustus 2013 waarbij de beroepen ingesteld tegen de beslissing van de deputatie van de provincie Limburg van 29 november 2012, houdende het verlenen van de vergunning aan BVBA Bio-Energie Herk voor het vergisten van organische landbouw- en niet-landbouwgerelateerde stromen, gelegen aan de

    VII-38.916-1/20

    Herkkantstraat 47 te Herk-de-Stad, gedeeltelijk gegrond worden verklaard en de beroepen beslissing wordt gewijzigd.

    II. Verloop van de rechtspleging

  2. De verwerende partij heeft een memorie van antwoord en de verzoekers hebben een memorie van wederantwoord ingediend.

    De tussenkomende partij heeft een verzoekschrift tot tussenkomst ingediend. De tussenkomst is toegestaan bij beschikking van 29 november 2013. De tussenkomende partij heeft een memorie ingediend.

    Auditeur Rita Van Den Eeckhout heeft een verslag opgesteld.

    De verwerende partij heeft een verzoek tot voortzetting van het geding en een laatste memorie ingediend. De verzoekers en de tussenkomende partij hebben een laatste memorie ingediend.

    De partijen zijn opgeroepen voor de terechtzitting, die heeft plaatsgevonden op 10 december 2015.

    Kamervoorzitter Eric Brewaeys heeft verslag uitgebracht.

    Advocaat Inke Dedecker, die verschijnt voor de verzoekers, advocaat Jurgen Destaercke, die loco advocaat Dirk Abbeloos verschijnt voor de verwerende partij, en advocaat Jan Surmont, die verschijnt voor de tussenkomende partij, zijn gehoord.

    Auditeur Rita Van Den Eeckhout heeft een met dit arrest eensluidend advies gegeven.

    VII-38.916-2/20

    Er is toepassing gemaakt van de bepalingen op het gebruik der talen, vervat in titel VI, hoofdstuk II, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

    III. Feiten

    3.1. De verzoekers wonen in Herk-de-Stad, in de omgeving van de vergunde inrichting van de tussenkomende partij. De inrichting ligt volgens het gewestplan Hasselt-Genk in een landschappelijk waardevol agrarisch gebied.

    De milieutechnische eenheid omvat thans onder meer een varkensbedrijf met 1.794 mestvarkens. Aan Luc Lavrijsen werd een milieuvergunning verleend voor een bijkomende varkensstal met 3.840 mestvarkens. Deze milieuvergunning vormt het voorwerp van een vernietigingsberoep gekend onder nummer G/A 212.080/VII-39.087. De eenheid omvat tevens een biogasinstallatie met een capaciteit van 20.000 ton per jaar met aanhorigheden. Met de thans bestreden beslissing wordt de vergunde capaciteit uitgebreid tot 45.000 ton per jaar.

    3.2. Op 2 februari 2005 diende Antoon Lavrijsen een aanvraag in voor het veranderen van zijn vergund varkensbedrijf door de toevoeging van bijkomende percelen en door de uitbreiding met een co-vergistingsinstallatie met een maximumcapaciteit van 20.000 ton per jaar van mest (10-25%), energieteelten (25-40%), secundaire grondstoffen (10-30%) en organische biologische afvalstoffen (30%), met productie van biogas en een bodemverbeterend middel.

    3.3. De deputatie van de provincie Limburg weigert op 23 februari 2006 de vergunning.

    3.4. Antoon Lavrijsen tekent hiertegen beroep aan.

    VII-38.916-3/20

    3.5. Op 25 juli 2006 verklaart de minister op basis van het advies van de Gewestelijke Milieuvergunningscommissie het beroep gegrond. De beroepen beslissing van 23 februari 2006 wordt opgeheven en de gevraagde vergunning wordt verleend voor een periode aflopend op 16 maart 2025, waarbij wordt voorgeschreven dat de hoeveelheid “mest + energiegewassen” 60% moet bedragen en het aandeel “organisch biologisch afval + secundaire grondstoffen” maximaal 40%.

    3.6. Huidige eerste verzoeker tekent hiertegen beroep aan. Bij arrest nr. 191.663 van 19 maart 2009 vernietigt de Raad van State de milieuvergunning van 25 juli 2006 wegens gebreken in de motivering met betrekking tot de verenigbaarheid van de inrichting met de bestemming landschappelijk waardevol gebied.

    3.7. Na deze vernietiging wint de beslissingnemende overheid opnieuw de nodige adviezen in.

    3.8. Bij arrest nr. 193.273 van 14 mei 2009 stelt de Raad van State vast dat de vergunning verleend op 8 mei 2008, waarbij wijzigingen aan de vergunning van 25 juli 2006 worden vergund, wegens de vernietiging van de basisvergunning, vervallen is. Antoon Lavrijsen had een aanvraag ingediend voor het veranderen van het vergunde bedrijf door aanpassing van de productietechnische aspecten van de biogasinstallatie, de productie van “een natuurlijke mestkorrel” en de uitbreiding van een aantal andere rubrieken. Deze vergunning werd door de deputatie verleend op 25 oktober 2007 en deze beslissing werd, na beroep van huidige eerste verzoeker, bevestigd door de minister op 8 mei 2008.

    3.9. Aan Antoon Lavrijsen wordt op 29 juni 2009 de overeenstemmende stedenbouwkundige vergunning verleend. Met zijn arrest 218.463 van 14 maart 2012 vernietigt de Raad van State deze vergunning, omdat het besluit onvoldoende motiveert waarom de aanvraag de schoonheidswaarde van

    VII-38.916-4/20

    het landschappelijk waardevol gebied niet in het gedrang brengt.

    3.10. Op 30 september 2009 verklaart de Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur het beroep tegen de weigering van de milieuvergunning van 23 februari 2006 gegrond en verleent zij de vergunning.

    3.11. Bij arrest nr. 219.883 van 21 juni 2012 vernietigt de Raad van State dit besluit, omdat het steunt op vergunningen die moeten worden geacht vervallen te zijn.

    3.12. Op 19 september 2012 besluit de deputatie van de provincie Limburg de stedenbouwkundige aanvraag van de exploitant niet in te willigen. Hiertegen dient de exploitant beroep in bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen.

    3.13. Op 18 oktober 2012 wordt door de bouwinspectie een proces-verbaal opgesteld. De Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid verleent een gunstig advies inzake de herstelvordering.

    3.14. De tussenkomende partij dient op 25 juni 2012 een milieuvergunningsaanvraag in tot het exploiteren van een nieuwe vergistingsinstallatie voor het vergisten van organische landbouw- en niet landbouwgerelateerde stromen.

    3.15. Op 29 november 2012 verleent de deputatie van de provincie Limburg de milieuvergunning onder voorwaarde van de strikte naleving van de algemene, sectorale en bijzondere voorwaarden.

    3.16. Hiertegen wordt onder meer door verzoekers een bestuurlijk beroep ingediend bij de bevoegde minister.

    3.17. Volgende adviezen worden ingewonnen: - de afdeling Ecologisch Toezicht van de Vlaamse Milieumaatschappij verleent

    VII-38.916-5/20

    een gunstig advies; - OVAM verleent een gunstig advies; - de afdeling Gebieden en Projecten van het departement Ruimte Vlaanderen verleent een ongunstig advies. Zij overweegt o.a.:

    “Van de betrachte omvangrijke uitbreiding, kan, alhoewel het een compacte inrichtingswijze nastreeft, bezwaarlijk gesteld worden dat zij een verwaarloosbare impact heeft op het betreffende open gebied. Het opleggen van een groenscherm verandert hier niets aan. Het bedrijf verkrijgt door zijn grootte een industrieel overkomend karakter dat niet in overeenstemming kan gebracht worden met de inrichtingsbeperkingen die de schoonheid van het betrokken landschappelijk waardevol agrarisch gebied moeten vrijwaren. De aanvraag strijdt met de vigerende gewestplanvoorschriften, het advies is bijgevolg ongunstig”.

    - de afdeling Milieuvergunningen van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie verleent een voorwaardelijk gunstig advies; wat de verenigbaarheid met het landschappelijk waardevol agrarisch gebied betreft, legt zij de nadruk op de functionele integratie binnen het landschap, zoals uitgewerkt in het landschapsintegratieplan, de voorwaarde tot goed onderhoud van de beplanting, de compactheid van de gebouwen, het beperkte ruimtebeslag en de beperkte visuele hinder; - het agentschap...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT