Décision judiciaire de Raad van State, 17 décembre 2015

Date de Résolution17 décembre 2015
JuridictionNietigverklaring
Nature Arrest

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

VIIe KAMER

A R R E S T

nr. 233.264 van 17 december 2015 in de zaak A. 212.229/VII-39.105.

In zake : XXXX bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat John Toury kantoor houdend te 1800 Vilvoorde Jean Baptiste Nowélei 13 bij wie woonplaats wordt gekozen

tegen :

de BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door de minister van Binnenlandse Zaken

-------------------------------------------------------------------------------------------------- I. Voorwerp van het beroep

  1. Het beroep, ingesteld op 17 april 2014, strekt tot de nietigverklaring van het besluit van de minister van Binnenlandse Zaken van 17 februari 2014 waarbij de identificatiekaart van verzoeker voor het uitoefenen van bewakingsactiviteiten wordt ingetrokken.

    II. Verloop van de rechtspleging

  2. Bij arrest nr. 228.605 van 2 oktober 2014 is de vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing verworpen.

    Verzoeker heeft een verzoekschrift tot voortzetting van de rechtspleging ingediend.

    VII-39.105-1/14

    De verwerende partij heeft een memorie van antwoord ingediend en verzoeker heeft een memorie van wederantwoord ingediend.

    Eerste auditeur-afdelingshoofd Walter Van Noten heeft een verslag opgesteld.

    Verzoeker heeft een verzoek tot voortzetting van het geding en een laatste memorie ingediend.

    De partijen zijn opgeroepen voor de terechtzitting, die heeft plaatsgevonden op 22 oktober 2015.

    Staatsraad Peter Sourbron heeft verslag uitgebracht.

    Advocaat Martin Denys, die loco advocaat John Toury verschijnt voor verzoeker, en attaché Dominique Van Dam, die verschijnt voor de verwerende partij, zijn gehoord.

    Eerste auditeur-afdelingshoofd Walter Van Noten heeft een met dit arrest eensluidend advies gegeven.

    Er is toepassing gemaakt van de bepalingen op het gebruik der talen, vervat in titel VI, hoofdstuk II, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

    III. Feiten

  3. De feiten werden reeds uiteengezet in tussenarrest nr. 228.605 van 2 oktober 2014.

    VII-39.105-2/14

    IV. Onderzoek van het enig middel

    Standpunt van de partijen

    4. In een enig middel voert verzoeker de schending aan van de “artikelen 6, eerste lid 8°, 7 §1bis, 8 § 3 2° juncto 17” van de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid (hierna: bewakingswet), van de artikelen 2 en 3 van de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen (hierna: motiveringswet), van artikel 23 van de Grondwet, alsook van het zorgvuldigheidsbeginsel, het redelijkheidsbeginsel, het proportionaliteitsbeginsel en het materieel motiveringsbeginsel:

    “Doordat, de bestreden beslissing voor beroeper voor gevolg heeft dat hij na een carrière van bijna 15 jaar in de bewakingssector als bewakingsagent, zonder werk komt te zitten en dit enkel en alleen om de reden dat beroeper in de privésfeer handelingen heeft verricht die in strijd zijn met de goede zeden,

    Terwijl, het parket heeft geoordeeld dat de handelingen zoals gesteld door beroeper totaal geen prioriteit zijn in het vervolgingsbeleid en konden worden geseponeerd;

    En terwijl, de minister niettegenstaande de seponering van het parket van oordeel is dat beroeper niet meer voldoet aan de veiligheidsvoorwaarden zoals gesteld in artikel 6, eerste lid 8° van de wet tot regeling van de private en bijzondere veiligheid […] door de feiten van openbare zedenschennis;

    En terwijl de bestreden beslissing verder stelt dat het algemeen belang primeert op de individuele of financiële belangen van beroeper nu het te risicovol zou lijken om beroeper verdere toegang te verschaffen tot de sector van de private en bijzondere veiligheid;

    En terwijl het nochtans duidelijk is dat de feiten die door beroeper in zijn privé-sfeer werden gepleegd, totaal niets te maken hebben met de uitoefening van het beroep van bewakingsagent en met de voorschriften van het gewenste profiel zoals bepaald in artikel 7 §1 bis van de beveiligingswet;

    En terwijl de bestreden beslissing nergens de feiten waarvoor de minister meent de intrekking van de identificatiekaart van beroeper te kunnen bevelen, toespitst op de persoon van beroeper, noch de impact hiervan weergeeft op de uitoefening van zijn beroep;

    En terwijl nergens in de bestreden beslissing wordt gemotiveerd/aangetoond dat de feiten die aan de basis liggen van de intrekking van de identificatiekaart - en waarvoor door het parket de seponering werd uitgesproken - op zich voldoende zwaarwichtig zijn om de intrekking van de identificatiekaart van beroeper te bevelen;

    VII-39.105-3/14

    En terwijl de seponering op zich reeds aantoont dat de verstoring van de sociale orde door de door beroeper uitgevoerde handelingen, door de gerechtelijke overheden zeer gering wordt geacht en het alleszins gaat over een alleenstaand feit zonder gevolgen;

    Zodat dan ook dient te worden besloten dat de bevolen maatregel kennelijk onredelijk is en geenszins aanleiding kon geven tot een definitieve intrekking van de identificatiekaart van beroeper”.

    In de toelichting bij het middel stelt verzoeker dat, waar de verwerende partij zich voor de intrekking van zijn identificatiekaart enkel en alleen beroept op het feit van openbare zedenschennis, de zwaarwichtigheid van de feiten ten onrechte wordt aangedikt met een verwijzing naar het vonnis van de correctionele rechtbank te Dendermonde van 30 juni 2008 waarbij hem de opschorting werd verleend voor feiten die niets te maken hebben met de feiten waarvoor in de bestreden beslissing tot intrekking van zijn identificatiekaart wordt overgegaan.

    Volgens hem hebben de gepleegde feiten geen uitstaans met de voorwaarden die in artikel 7, § 1bis, van de bewakingswet voor de uitoefening van het beroep van bewakingsagent worden gesteld. Het gaat om geïsoleerde feiten die werden gepleegd in de privésfeer en die geen uitstaans hebben met de uitoefening van zijn beroep als bewakingsagent. De verwerende partij mag de feiten alleen beoordelen in het licht van de openbare...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT