Décision judiciaire de Raad van State, 20 juin 2014

Date de Résolution20 juin 2014
JuridictionAndere verzoekschrift
Nature Algemene vergadering

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ALGEMENE VERGADERING

A R R E S T

nr. 227.776 van 20 juni 2014 in de zaak A. 208.346/Abis-4

In zake: THIÉRY Damien bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Frédéric Gosselin kantoor houdend te 1348 Louvain-La-Neuve Rue de Clairvaux 40/202 bij wie woonplaats wordt gekozen

tegen:

het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Bart Martel kantoor houdend te 1050 Brussel Louizalaan 99 bij wie woonplaats wordt gekozen en advocaat Bart Staelens kantoor houdend te 8000 Brugge Gerard Davidstraat 46/1

-------------------------------------------------------------------------------------------------- I. Voorwerp van de memorie van verzoeker

1. De memorie, ingediend op 26 maart 2013, strekt tot het tenietdoen van het besluit van de Vlaamse minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand van 25 februari 2013 houdende de niet-benoeming van Damien Thiéry tot burgemeester van de gemeente Linkebeek.

Abis-4-1/33

II. Verloop van de rechtspleging

2. Bij arrest nr. 223.593 van 24 mei 2013 werden de debatten heropend.

Eerste auditeur-afdelingshoofd Eric Thibaut en auditeur Iris Verheven hebben een aanvullend verslag opgesteld.

De partijen zijn opgeroepen voor de terechtzitting, die heeft plaatsgevonden op 20 mei 2014.

Staatsraden Michel Pâques en Bert Thys hebben verslag uitgebracht.

Advocaten Frédéric Gosselin en Christophe Van Melckebeke, die verschijnen voor verzoeker, en advocaten Bart Martel, Bart Staelens en Pieter-Jan Staelens, die verschijnen voor de verwerende partij, zijn gehoord.

Eerste auditeur-afdelingshoofd Eric Thibaut en auditeur Iris Verheven hebben een met dit arrest eensluidend advies gegeven.

Er is toepassing gemaakt van de bepalingen op het gebruik der talen, vervat in titel VI, hoofdstuk II, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

III. Tussenarrest nr. 223.593 van 24 mei 2013 van de Raad van State en de arresten 57/2014 en 58/2014 van 3 april 2014 van het Grondwettelijk Hof

3. Bij tussenarrest nr. 223.593 van 24 mei 2013 is de Raad van State vooreerst ingegaan op de suggestie van de verwerende partij om aan het Grondwettelijk Hof een prejudiciële vraag te stellen over de overeenstemming van artikel 13bis van de Nieuwe gemeentewet met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 4 van de Grondwet.

Het voormelde artikel 13bis van de Nieuwe gemeentewet, ingevoegd bij artikel 10/1 van de zogenaamde pacificatiewet van 9 augustus 1988, dat op zijn beurt werd ingevoegd bij bijzondere wet van 19 juli 2012, stelt

Abis-4-2/33

een nieuwe procedure vast voor de benoeming van de burgemeesters van de randgemeenten en maakt de algemene vergadering van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State bevoegd voor de beslechting van de betwisting van de weigering door de Vlaamse Regering van de benoeming van een door de gemeenteraad van één van die gemeenten voorgedragen kandidaatburgemeester.

De gestelde prejudiciële vraag heeft betrekking op het voormelde wetsartikel in zoverre het een verschil in behandeling doet ontstaan tussen de kandidaat-burgemeesters in de randgemeenten en de kandidaatburgemeesters in de overige gemeenten van het Nederlandse taalgebied, doordat het voor de eerste categorie in een afwijkende procedure voorziet, waarbij een arrest van de algemene vergadering van de afdeling Bestuursrechtspraak dat de weigering van de benoeming tot burgemeester tenietdoet, tot de definitieve benoeming van de betrokken kandidaat tot burgemeester leidt, ook indien de weigering tot benoeming wordt tenietgedaan wegens een externe illegaliteit in het algemeen of een vormgebrek in het bijzonder.

Aanleiding voor deze prejudiciële vraag was de vaststelling dat op 20 februari 2013 bij het Grondwettelijk Hof een beroep tot nietigverklaring van de bedoelde bijzondere wet van 19 juli 2012 werd ingesteld. Indien het Grondwettelijk Hof bij de behandeling van dat beroep zou vaststellen dat de door die bijzondere wet ingestelde nieuwe regeling van de benoeming van de burgemeesters van de randgemeenten ongrondwettig is, dan zou dit tot gevolg hebben dat de algemene vergadering van de afdeling Bestuursrechtspraak niet rechtsgeldig toepassing vermag te maken van de voorgeschreven bijzondere procedure en zij de zaak zelfs niet regelmatig ter behandeling voorgelegd krijgt. De Raad van State oordeelde daarom dat de vraag naar de grondwettigheid van de voormelde regeling eerst een antwoord diende te krijgen vooraleer de algemene vergadering van de afdeling Bestuursrechtspraak zou kunnen oordelen of zij het bij haar ingestelde beroep verder mag behandelen, volgens de procedure met toepassing waarvan het bij haar aanhangig is gemaakt.

4. Louter subsidiair en vóór elk onderzoek van het daarmee verband houdende middel, achtte de Raad van State het voorts, om proceseconomische redenen, aangewezen ook een tweede door de verwerende partij gesuggereerde prejudiciële vraag aan het Grondwettelijk Hof te stellen,

Abis-4-3/33

namelijk of artikel 7 van de bijzondere wet van 19 juli 2012 de artikelen 4, 10 en 11 van de Grondwet schendt in zoverre het in die zin moet worden geïnterpreteerd dat bij de niet-benoeming van een burgemeester in één van de randgemeenten geen rekening mag worden gehouden met het gedrag van de kandidaat in de periode voorafgaand aan de inwerkingtreding van die bijzondere wet, ook al is dat gedrag nog steeds actueel en relevant wanneer er expliciet in volhard wordt.

5. Bij arrest nr. 57/2014 van 3 april 2014 heeft het Grondwettelijk Hof het zo-even vermelde beroep tot nietigverklaring van de bijzondere wet van 19 juli 2012 verworpen.

Bij arrest nr. 58/2014 van 3 april 2014 heeft het Grondwettelijk Hof voor recht gezegd dat de gestelde prejuciële vragen geen antwoord behoeven: de eerste niet, omdat de in het geding zijnde bepaling op het kwestieuze punt op een keuze van de Grondwetgever berust; de tweede niet, omdat ze uitgaat van een verkeerde lezing van de in het geding zijnde bepaling.

6. Gelet op het standpunt van het Grondwettelijk Hof met betrekking tot de eerste gestelde prejudiciële vraag, vermag de algemene vergadering van de afdeling Bestuursrechtspraak het bij haar ingestelde beroep verder te behandelen, volgens de procedure met toepassing waarvan het bij haar aanhangig is gemaakt.

IV. Onderzoek van de middelen

7. Voor de goede samenhang van het onderzoek van de middelen acht de Raad van State het aangewezen eerst het vijfde middel en vervolgens de overige middelen te onderzoeken.

A. Vijfde middel

Standpunt van de partijen

8. Verzoeker voert de schending aan van de artikelen 41 en 162 van de Grondwet, de wet van 29 juli 1991 ‘betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen’ en de artikelen 23 tot 28 en 1118 van het

Abis-4-4/33

Gerechtelijk Wetboek. Hij voert tevens de schending aan van verscheidene beginselen van behoorlijk bestuur, namelijk het redelijkheids- en het evenredigheidsbeginsel, het onpartijdigheidsbeginsel, de zorgvuldigheidsplicht en de materiële-motiveringsplicht. Hij maakt gewag van een “manifeste appreciatiefout”.

Verzoeker betoogt vooreerst dat het bestreden besluit een interpretatie van de taalwetgeving in aanmerking neemt die door de verwerende partij in 1997 eenzijdig en plots werd opgelegd bij omzendbrief. De stelling die de verwerende partij in die omzendbrief inneemt, is evenwel zeer omstreden en wordt verworpen door de hoven en rechtbanken, zoals bij arrest van het hof van beroep te Bergen van 21 januari 2011, en door de overheersende rechtsleer. Het bestreden besluit verwijst weliswaar naar arresten van de Raad van State van 23 december 2004, maar dat zijn slechts verwerpingsarresten met een relatief gezag. Volgens verzoeker zijn deze arresten hem niet tegenstelbaar, aangezien hij nu melding maakt van andere onregelmatigheden en zijn argumentatie niet identiek is aan degene die aanleiding heeft gegeven tot de bedoelde arresten. De verwerende partij zal zich dan ook niet op die arresten kunnen beroepen om aan te nemen dat de aanspraak van de burger om die omzendbrief als onwettig te beschouwen, ongegrond zou zijn. Daarentegen kan verzoeker in dit geval zelf het arrest van het hof van beroep te Bergen en de andere gerechtelijke beslissingen wel geldig inroepen. Het Hof van Cassatie heeft immers bij arrest van 26 november 2009 voor recht gezegd dat een derde de kracht van het gewijsde die verbonden is aan een gerechtelijke beslissing kan inroepen tegen een partij bij die beslissing.

In een eerste middelonderdeel stelt verzoeker dat iedere normaal zorgvuldige en redelijke administratieve overheid de rechterlijke beslissingen waarbij zij partij is geweest, moet naleven en dat wanneer die overheid beslist om iemand te sanctioneren, zij de rechterlijke beslissingen die kracht van gewijsde hebben en haar tegenstelbaar zijn, niet mag verzwijgen om andere beslissingen die haar stelling onderbouwen te bevoorrechten.

Door slechts de elementen ten nadele en niet ten voordele in aanmerking te nemen, geeft de verwerende partij volgens verzoeker bovendien de indruk van schijn van partijdigheid. Het lijkt verzoeker zelfs dat de verwerende partij tegen hem een persoonlijke vijandigheid heeft ontwikkeld. Volgens

Abis-4-5/33

verzoeker is het algemeen bekend dat de verwerende partij hem sinds meerdere jaren stigmatiseert.

In een tweede middelonderdeel stelt verzoeker dat de controverse in de rechtspraak de overheid ertoe had moeten aanzetten om aan te nemen dat het niet vaststond dat hij de wet had overtreden of, op zijn minst, dat haar interpretatie van de taalwetgeving niet kon worden aangehouden. De verwerende partij had volgens verzoeker blijk moeten geven van meer gematigdheid. Gelet op het bestaan van tegengestelde rechterlijke beslissingen met kracht van gewijsde ten aanzien van de verwerende partij dwong het evenredigheidsbeginsel deze...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT