Décision judiciaire de Raad van State, 27 mars 2014

Date de Résolution27 mars 2014
JuridictionCassatie
Nature Arrest

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

XIVe KAMER

A R R E S T

nr. 226.910 van 27 maart 2014 in de zaak A. 209.373/XIV-35.066

In zake : 1. XXX 2. XXX in eigen naam en in de hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordigers van hun minderjarige kinderen XXX XXX bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Sylvie Micholt kantoor houdend te 8000 Brugge Maria van Bourgondiëlaan 7B bij wie woonplaats wordt gekozen

tegen :

de BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding kantoor houdend te 1000 Brussel Antwerpsesteenweg 59B alwaar woonplaats wordt gekozen ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------- I. Voorwerp van het beroep

  1. Het cassatieberoep, ingesteld op 9 juli 2013, strekt tot de vernietiging van het arrest nr. 105.721 van 24 juni 2013 van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen.

    II. Verloop van de rechtspleging

    2. Bij beschikking nr. 9804 van 24 juli 2013 wordt het cassatieberoep toelaatbaar verklaard.

    De verwerende partij heeft een memorie van antwoord ingediend en de verzoekers hebben een memorie van wederantwoord ingediend.

    XIV-35.066-1/14

    Eerste auditeur-afdelingshoofd Robert Vander Elstraeten heeft een verslag opgesteld, op grond van artikel 16 van het koninklijk besluit van 30 november 2006 tot vaststelling van de cassatie-procedure bij de Raad van State.

    De verzoekers hebben een verzoek tot voortzetting van de procedure teneinde te worden gehoord ingediend.

    De partijen zijn opgeroepen voor de terechtzitting, die heeft plaatsgevonden op 12 februari 2014 om 10.30 uur.

    Staatsraad Carlo Adams heeft verslag uitgebracht.

    Advocaat Meggie Decroock, die loco advocaat Sylvie Micholt verschijnt voor de verzoekers, en advocaat Lore Van De Putte, die loco advocaat Carmenta Decordier verschijnt voor de verwerende partij, zijn gehoord.

    Eerste auditeur-afdelingshoofd Robert Vander Elstraeten heeft een met dit arrest eensluidend advies gegeven.

    Er is toepassing gemaakt van de bepalingen op het gebruik der talen, vervat in titel VI, hoofdstuk II, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

    III. Feiten

  2. De staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding neemt op 21 december 2012 een beslissing waarbij de aanvraag om machtiging tot verblijf op grond van artikel 9ter van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen (Vreemdelingenwet) van de verzoekers niet-ontvankelijk wordt verklaard.

    Op 8 februari 2013 stellen de verzoekers tegen die beslissing een beroep tot nietigverklaring bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen in. Met een arrest van 24 juni 2013 verklaart de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen het beroep tot nietigverklaring niet-ontvankelijk bij gebrek aan belang omdat de als synthesememorie

    XIV-35.066-2/14

    neergelegde akte van de verzoekers niet voldoet aan de definitie van dit begrip in artikel 39/81 van de Vreemdelingenwet. Dit is het bestreden arrest.

    IV. Onderzoek van de middelen

    1. Eerste middel

    Uiteenzetting van het middel

  3. De verzoekers werpen in een eerste middel, dat zij in de memorie van wederantwoord herhalen, de schending op van artikel 39/65 van de Vreemdelingenwet, van artikel 16 van het koninklijk besluit van 21 december 2006 houdende de rechtspleging voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (Rechtsplegingsbesluit), van “de rechtsregels die de jurisdictionele motiveringsplicht van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen als administratief rechtscollege beheersen” en van het recht van verdediging.

    De verzoekers voeren aan dat bij de kennisgeving van het bestreden arrest pagina 2 van dat arrest ontbrak. Zij hebben bijgevolg geen weet van alle gronden waarop de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen zich steunt om het annulatieberoep te verwerpen en zij kunnen zich derhalve niet op een volwaardige manier verdedigen.

    Beoordeling

    5. Een eventueel gebrek in de kennisgeving van een jurisdictionele beslissing kan de wettigheid van die beslissing niet aantasten. Dergelijk gebrek doet geen afbreuk aan de motivering van die beslissing zelf. De verzoekers blijken de ontbrekende bladzijde niet te hebben opgevraagd na de onvolledige kennisgeving. Zij hebben er hoe dan ook kennis van kunnen nemen door inzage van het rechtsplegingsdossier. Het eerste middel is niet-ontvankelijk.

    XIV-35.066-3/14

    B. Tweede middel

    Uiteenzetting van het middel

  4. De verzoekers werpen in een tweede middel, dat zij in de memorie van wederantwoord herhalen, de schending op van artikel 39/81 van de Vreemdelingenwet, van het recht van verdediging, van de hiërarchie der rechtsnormen en van “de rechtsregels die de jurisdictionele motiveringsplicht van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen als administratief rechtscollege beheersen”.

    In een eerste onderdeel citeren de verzoekers artikel 39/81 van de Vreemdelingenwet en stellen zij vast dat de wet geen enkele sanctie voorziet indien niet zou worden voldaan aan “het samenvatten” van de rechtsmiddelen. In de voorbereidende werken wordt niet gerept over het sanctioneren van verzoekers die de rechtsmiddelen niet “samenvatten” in een synthesememorie. Met zijn arrest nr. 220.072 van 28 juni 2012 heeft de Raad van State in een gelijkaardige zaak besloten dat geen sanctie in de wet werd voorzien noch dat de wetgever zulks zou hebben bedoeld. Volgens de verzoekers is de meerwaarde van een synthesememorie dubbel omdat deze hen de mogelijkheid geeft om enerzijds bepaalde middelen niet meer aan te houden en anderzijds te repliceren op het verweer tegen de middelen die zij wensen aan te houden. De herinvoering van de synthesememorie komt tegemoet aan het arrest van het Grondwettelijk Hof nr. 88/2012 van 12 juli 2012, om een verzoeker de mogelijkheid te bieden dienstig te repliceren op de argumenten van de verwerende partij. Uit de voorbereidende werken kan niet worden afgeleid dat de meerwaarde in een samenvatting van de middelen ligt noch dat dergelijke samenvatting op straffe van niet-ontvankelijkheid is vereist. De verzoekers stellen dat de enige sanctie van artikel 39/81 van de Vreemdelingenwet erin bestaat dat de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen enkel en alleen uitspraak doet op basis van de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT