Décision judiciaire de Raad van State, 13 mars 2014

Date de Résolution13 mars 2014
JuridictionUDN
Nature Arrest

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

VOORZITTER VAN DE XIVe KAMER

A R R E S T

nr. 226.764 van 13 maart 2014 in de zaken I. A. 211.899/XIV-35.529

  1. A. 211.900/XIV-35.528

In zake : Ibrahim OTER bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Sven Mary kantoor houdend te 1060 Sint-Gillis Afrikastraat 92 bij wie woonplaats wordt gekozen

tegen :

de BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door de minister van Justitie bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Bernard Derveaux kantoor houdend te 1000 Brussel Verenigingstraat 28 bij wie woonplaats wordt gekozen -------------------------------------------------------------------------------------------------- I. Voorwerp van de vordering

1. De vordering, ingesteld op 12 maart 2014, strekt tot de schorsing van de tenuitvoerlegging bij uiterst dringende noodzakelijkheid van het besluit van de minister van Justitie van 31 januari 2014 waarbij de uitlevering van verzoeker aan de regering van de Verenigde Staten van Amerika wordt toegestaan (zaak A. 211.899/XIV-35.529);

II. Voorwerp van de vordering

2. De vordering, ingesteld op 12 maart 2014, strekt tot de schorsing van de tenuitvoerlegging bij uiterst dringende noodzakelijkheid van de mondeling ter kennis gebrachte beslissing van onbekende datum waarbij opdracht gegeven

XIV-35.529-1/11

wordt om verzoeker op 14 maart 2014 om 08.00 uur uit te leveren naar de Verenigde Staten van Amerika (zaak A. 211.900/XIV-35.528).

III. Verloop van de rechtspleging

3. De verwerende partij heeft een administratief dossier ingediend.

De partijen zijn opgeroepen voor de terechtzitting, die heeft plaatsgevonden op 13 maart 2014.

Kamervoorzitter André Beirlaen heeft verslag uitgebracht.

Advocaat Sven De Baere, die loco advocaat Sven Mary verschijnt voor verzoeker en advocaat Bernard Derveaux, die verschijnt voor de verwerende partij, zijn gehoord.

Eerste auditeur Marijke Sterck heeft een met dit arrest eensluidend advies gegeven.

Er is toepassing gemaakt van de bepalingen op het gebruik der talen, vervat in titel VI, hoofdstuk II, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

IV. Feiten

4.1. Bij brief van 13 september 2013 van het Amerikaanse ministerie van Justitie wordt de uitlevering van verzoeker, van Israëlische nationaliteit, gevraagd op grond van een aanhoudingsbevel van 25 juli 2013 van het US Central Court for the Central District of California wegens “feiten die naar Amerikaans recht (…) omschreven zijn als: ‘samenspanning om illegale drugshandelsactiviteiten te helpen en te steunen, nl. het distribueren van tenminste vijf kilogram cocaïne’ (aanklacht 1 (…)), ‘witwassen van monetaire instrumenten en fondsen’

XIV-35.529-2/11

(aanklacht 2 (…)), ‘witwassen van monetaire instrumenten en fondsen en het verlenen van steun en bijstand voor hetzelfde’ (aanklacht 20 (…)) en ‘witwassen van monetaire instrumenten en fondsen’ (aanklacht 21 (…))”.

4.2. Op 22 oktober 2013 bevestigt de Kamer van Inbeschuldigingstelling te Brussel de exequaturbeschikking van de Raadkamer van Brussel van 27 september 2013. Het Hof van Cassatie verwerpt op 5 november 2013 het beroep tegen de bevestigingsbeslissing. Op 12 december 2013 verleent de Kamer van Inbeschuldigingstelling te Brussel een gunstig advies.

4.3. Op 31 januari 2014 staat de minister van Justitie de uitlevering van verzoeker aan de regering van de Verenigde Staten van Amerika toe wegens de feiten op grond waarvan de uitlevering wordt gevraagd. De tenuitvoerlegging van het besluit wordt uitgesteld in zoverre de opgeëiste persoon nog dient te voldoen aan het Belgisch gerecht. Dit is de bestreden beslissing in zaak A. 211.899/XIV-35.529.

4.4. Op 11 maart 2014 wordt verzoeker door de griffie van de gevangenis te Sint-Gillis er mondeling van op de hoogte gesteld dat de effectieve uitlevering aan de Verenigde Staten van Amerika is voorzien op 14 maart 2014. Dit is de bestreden beslissing in zaak A. 211.900/XIV-35.528.

V. Over de rechtspleging

5. In het belang van een goede rechtsbedeling is het aangewezen beide vorderingen samen te behandelen.

VI. Onderzoek van de vorderingen

6. Overeenkomstig artikel 17, §§ 1 en 4, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State kan tot de schorsing van de tenuitvoerlegging bij uiterst dringende noodzakelijkheid slechts worden besloten onder de dubbele

XIV-35.529-3/11

voorwaarde dat minstens één ernstig middel wordt aangevoerd dat de nietigverklaring van de akte of het...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT