Décision judiciaire de Raad van State, 21 juin 2013

Date de Résolution21 juin 2013
JuridictionNietigverklaring
Nature Arrest

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

IXe KAMER

A R R E S T

nr. 224.015 van 21 juni 2013 in de zaak A. 197.379/IX-6906

In zake : 1. Paul VAN EGDOM 2. Luc AERTSSEN 3. Henri PAULS 4. Ludo SARENS 5. Johan MICHIELSENS 6. de NV PAULS CONVOY SERVICE 7. Patrick VERWERFT bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Frederik Vanden Bogaerde kantoor houdend te 8610 Kortemark Torhoutstraat 10 bij wie woonplaats wordt gekozen

tegen :

de BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaten Johan Vanden Eynde en Bart Van Hyfte kantoor houdend te 1060 Brussel Gulden Vlieslaan 77 bij wie woonplaats wordt gekozen

-------------------------------------------------------------------------------------------------- I. Voorwerp van het beroep

  1. Het beroep, ingesteld op 12 augustus 2010, strekt tot de nietigverklaring van het koninklijk besluit van 2 juni 2010 betreffende het wegverkeer van uitzonderlijke voertuigen, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 14 juni 2010.

    IX-6906-1/18

    II. Verloop van de rechtspleging

  2. Bij arrest nr. 212.363 van 31 maart 2011 is de vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het bestreden besluit verworpen.

    De eerste, tweede, derde, vierde, vijfde en zevende verzoekende partij hebben een verzoekschrift tot voortzetting van de rechtspleging ingediend.

    De verwerende partij heeft een memorie van antwoord ingediend en de voornoemde verzoekende partijen hebben een memorie van wederantwoord ingediend.

    Auditeur Wouter De Cock heeft een verslag opgesteld.

    De eerste, tweede, derde, vijfde en zevende verzoekende partij hebben een laatste memorie ingediend. De verwerende partij heeft een laatste memorie ingediend.

    De partijen zijn opgeroepen voor de terechtzitting, die heeft plaatsgevonden op 22 oktober 2012.

    Staatsraad Daniël Moons heeft verslag uitgebracht.

    Advocaat Frederik Vanden Bogaerde, die verschijnt voor de verzoekende partijen, en advocaat Bart Van Hyfte, die verschijnt voor de verwerende partij, zijn gehoord.

    Auditeur Wouter De Cock heeft een met dit arrest andersluidend advies gegeven.

    IX-6906-2/18

    Er is toepassing gemaakt van de bepalingen op het gebruik der talen, vervat in titel VI, hoofdstuk II, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

    III. Afstand van geding

    3. Vermits de zesde verzoekende partij de procedure niet heeft voortgezet, wordt in haren hoofde de afstand van geding vastgesteld.

    IV. Feiten

  3. De feitelijke gegevens van de zaak zijn uiteengezet in het arrest nr. 212.363 van 31 maart 2011.

    Op 2 juli 2012 wordt het in punt 3.8 van voornoemd arrest aangehaalde samenwerkingsakkoord tussen de federale staat en de gewesten betreffende de organisatie van het uitzonderlijk vervoer ondertekend.

    V. Onderzoek van de middelen

    A. Eerste middel

    Standpunt van de partijen

    5. In een eerste middel voeren de verzoekende partijen de schending aan van artikel 6, § 1, X, eerste lid, 1°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen (verder aangeduid als BWHI), doordat het bestreden besluit eenzijdig door de federale regelgever werd uitgevaardigd, zonder dat daarover een samenwerkingsakkoord met de gewesten werd gesloten.

    IX-6906-3/18

    Een dergelijk samenwerkingsakkoord is volgens hen vereist, omdat, voor de reglementering van het uitzonderlijk vervoer, rekening dient te worden gehouden met enerzijds, de bevoegdheid van de federale overheid inzake “de algemene politie en de reglementering op het verkeer en het vervoer en inzake de technische voorschriften betreffende de verkeers- en vervoermiddelen (artikel 6, § 4, 3°, van de BWHI), en anderzijds met de bevoegdheid van de gewesten inzake de wegen en hun aanhorigheden”, overeenkomstig artikel 6, § 1, X, eerste lid, 1°, van de BWHI. De federale bevoegdheid heeft betrekking op de technische voorschriften die worden vastgesteld “ter behartiging van een federale aangelegenheid, namelijk de veiligheid van het wegverkeer”; de gewestelijke bevoegdheid inzake de “wegen en hun aanhorigheden”, heeft betrekking op de beheersbevoegdheid in ruime zin, waardoor aan de gewesten de “zorg voor de wegeninfrastructuur” is toebedeeld. Dit impliceert dat de gewesten eveneens technische voorschriften kunnen uitvaardigen voor zover deze voorschriften tot doel hebben de wegeninfrastructuur te beschermen en de beschadiging van het wegdek te voorkomen. Zodoende zijn de bevoegdheden van de federale overheid en de gewesten dermate verstrengeld, dat enkel een samenwerkingsakkoord de mogelijkheid biedt om de materie uitzonderlijk vervoer in één tekst op efficiënte wijze te regelen. Nu de federale overheid alleen is opgetreden, heeft die haar bevoegdheid overschreden.

  4. De verwerende partij antwoordt dat het middel niet ontvankelijk is, omdat het geen voldoende en duidelijke omschrijving van de geschonden rechtsregel inhoudt en evenmin preciseert hoe de aangehaalde rechtsregel werd geschonden. In de uiteenzetting van het middel wordt geenszins uitgelegd waarom artikel 6, § 1, X, eerste lid, 1°, van de BWHI “op manifeste wijze” geschonden werd; tevens preciseren de verzoekende partijen niet welke bepalingen van het bestreden besluit de federale bevoegdheid overschrijden.

    Ten gronde stelt de verwerende partij dat zij haar bevoegdheid niet heeft overschreden, omdat zij binnen de perken van haar bevoegdheid is gebleven inzake de algemene politie en de reglementering op het verkeer en het

    IX-6906-4/18

    vervoer. Zij verwijst naar het advies van de afdeling wetgeving van de Raad van State van 14 oktober 2009 (nr. 47.214/4), waaruit blijkt dat het ontwerp is aangepast en het zich ertoe beperkt het verkeer van uitzonderlijke voertuigen te regelen, om ervoor te zorgen dat dit verkeer veilig en vlot verloopt.

    De verwerende partij wijst erop dat de verzoekende partijen geen wettelijke bepalingen aanduiden waaruit blijkt dat het uitzonderlijk vervoer slechts via een samenwerkingsakkoord kan worden geregeld. Zij preciseert in dit verband dat het feit dat de bevoegdheden van de federale overheid en van de gewesten nauw met elkaar verbonden zijn, geenszins impliceert dat de federale en de gewestelijke overheid niet regelgevend zouden mogen optreden zonder voorafgaand een samenwerkingsakkoord af te sluiten. Voor wat de wegen en hun aanhorigheden betreft bestaat er geen verplichting om een samenwerkingsakkoord af te sluiten tussen de federale overheid en de gewesten gelet op de gevallen opgesomd in artikel 92bis, § 2 tot § 4quinquies, van de BWHI. Er bestaat alleen de mogelijkheid om een dergelijk akkoord af te sluiten, en dit gebeurde op 2 juli 2012 onder de vorm van een samenwerkingsprotocol, dat de informatie-uitwisseling tussen de gewesten en de federale overheid beoogt te bestendigen en te verbeteren.

    De verwerende partij besluit dat het bestreden besluit zonder dit samenwerkingsakkoord perfect kan worden uitgevoerd, waarbij gebruik wordt gemaakt van de sinds lang...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT