Décision judiciaire de Raad van State, 16 mai 2013
Date de Résolution | 16 mai 2013 |
Juridiction | Andere |
Nature | Arrest |
RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
XIIe KAMER
A R R E S T
nr. 223.489 van 16 mei 2013 in de zaak A. 208.183/XII-7290
GEMEENTERAADSVERKIEZING VAN 14 OKTOBER 2012 TE GANSHOREN
In zake: Alain BEECKMANS woonplaats kiezend te 1083 Ganshoren Louis de Brouckèrelaan 9
Belanghebbende partij:
Hervé GILLARD bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Jean Laurent kantoor houdend te 1060 Brussel Defacqzstraat 78 bij wie woonplaats wordt gekozen
-------------------------------------------------------------------------------------------------- I. Voorwerp van het beroep
-
Het beroep, ingesteld op 8 maart 2013, is gericht tegen “het
besluit van het Rechtscollege van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest - verkiezingen 2012/ nr. 914 […] waarbij het bezwaar van de heer Alain Beeckmans [inzake de gemeenteraadsverkiezing te Ganshoren] ontvankelijk doch ongegrond
wordt verklaard”.
II. Verloop van de rechtspleging
-
Hervé Gillard, belanghebbende partij, heeft een memorie van
antwoord ingediend.
Auditeur Iris Verheven heeft een verslag opgesteld.
XII-7290-1/17
De partijen zijn opgeroepen voor de terechtzitting, die heeft
plaatsgevonden op 14 mei 2013.
Staatsraad Geert Van Haegendoren heeft verslag uitgebracht.
Verzoeker en advocaat Anthony Poppe, die loco advocaat Jean
Laurent verschijnt voor de belanghebbende partij, zijn gehoord.
Auditeur Iris Verheven heeft een met dit arrest eensluidend
advies gegeven.
Er is toepassing gemaakt van de bepalingen op het gebruik der
talen, vervat in titel VI, hoofdstuk II, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.
III. Feiten
-
Verzoeker was lijsttrekker van de lijst Ecolo-Groen en is inmiddels verkozen als gemeenteraadslid te Ganshoren bij de gemeenteraadsverkiezing van 14 oktober 2012.
Met een op 28 november 2012 gedagtekend bezwaarschrift
dient hij bezwaar in naar aanleiding van de gemeenteraadsverkiezing van 14 oktober 2012 te Ganshoren bij het rechtscollege, bedoeld in artikel 83quinquies, § 2,
van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen (hierna: het rechtscollege).
Op 25 februari 2013 verwerpt het rechtscollege bedoeld bezwaar.
IV. Regelmatigheid van de rechtspleging
-
De Raad van State onderzoekt enkel gegevens in zoverre ze op
ontvankelijke wijze aan het rechtscollege zijn voorgelegd.
XII-7290-2/17
Bij het initiële bezwaarschrift van verzoeker bij het rechtscollege werden als overtuigingsstukken enkel MR-folders en exemplaren van “la Tribune de Ganshoren” neergelegd. Alleen op die stukken kan in de huidige procedure dan ook acht worden geslagen.
De volgende stukken, thans gevoegd bij het beroep van verzoeker, mogen bijgevolg door de Raad van State niet worden ontvangen en worden
uit het debat geweerd:
- stuk 2 : de in eerste aanleg neergelegde memorie van de belanghebbende partij
die door het rechtscollege als laattijdig is geweerd;
- stuk 3 : de eveneens in eerste aanleg geweerde aanvullende memorie van verzoeker bij het rechtscollege;
- stuk 5 : het bezwaar van C. Delwit neergelegd bij het rechtscollege;
- stuk 11 : het subsidiedossier Essor intellectuel, dat ook laattijdig in eerste aanleg
is neergelegd.
V. Ontvankelijkheid van het beroep
Exceptie
-
Belanghebbende partij werpt op dat uit de lezing van het verzoekschrift niet blijkt wat verzoeker vordert, zodat zijn beroep onontvankelijk is.
Beoordeling
-
De lezing van het verzoekschrift brengt de Raad van State tot
een andere conclusie. Verzoeker komt immers in beroep tegen de beslissing van
het rechtscollege en vraagt “toepassing van artikel 74bis § 2 van het Brussels
gemeentelijk Kieswetboek op basis van het niet respecteren door belanghebbende
partij van artikels 3 § 2 en 7 van de wet van 7 juli 1994 betreffende de beperking
en de controle van de verkiezingsuitgaven”. Hieruit valt niet mis te verstaan dat
verzoeker de vervallenverklaring van het mandaat van belanghebbende partij
vordert.
XII-7290-3/17
De exceptie wordt verworpen.
VI. Onderzoek van de middelen
A. Eerste middel
Uiteenzetting van het middel
-
Het eerste middel betreft “de volledigheid van de aangifte en de
kosten, en de verrekende marktprijs er van”.
Verzoeker verwijst in eerste instantie naar zijn bezwaar en zijn
memorie van antwoord ingediend bij het rechtscollege, die hij bij zijn verzoekschrift heeft gevoegd. Voorts stelt hij:
“Het Rechtscollege overweegt in haar besluit (stuk 4) dat er niet voldoende bewijs geleverd werd van de overschrijding van de toegelaten verkiezingsuitgaven, noch voor de lijst MR, noch voor de heer Gillard.
Door mij vastgestelde onregelmatigheden en/of geschonden rechtsregels bij het besluit van het Rechtscollege: Middel 1/1 Enig middel dat de belanghebbende partij aanhaalt is ‘de MR heeft zelf voor de bedeling van de folders gezorgd, waardoor de MR hierop heeft kunnen besparen’.
De raadsman van de heer Gillard haalt hiervoor geen enkel bewijs van, geen enkel attest van bijvoorbeeld de penningmeester.
Het Rechtscollege neemt die overweging gewoon over in haar verslag, zonder vragen naar bijkomende verduidelijking of bewijs.
Het Rechtscollege had nochtans gewoon maar de aangifte van de verkiezingsuitgaven moeten bestuderen om de bewering van de raadsman te weerleggen: in de aangifte van de verkiezingsuitgaven van de MR, D6, rubriek 2, lezen we: Septembre distribution toutes-boîtes 12000 ex. Noel Oliveira 300 € Octobre distribution toutes-boîtes 12000 ex. Noel Oliveira 300 €
Het middel van dat de belanghebbende partij aanhaalt is dus incorrect.
Dit is een onregelmatigheid: de belanghebbende partij zegt ofwel niet alles, ofwel liegt ze; en het Rechtscollege checkt de beweringen van de belanghebbende partij niet.
Middel 1/2 Het Rechtscollege vindt 4 folders niet terug in de aangifte van de verkiezingsuitgaven van de lijst MR of de kandidaten van de lijst MR.
Het Rechtscollege overweegt voor één folder dat de kost van de gedeelde folder slechts in beperkte mate kan toegewezen worden aan de heer Gil-
XII-7290-4/17
lard, en voor twee folders helemaal niet. Het concludeert dat er niet voldoende bewijs werd geleverd van de overschrijding van de toegelaten verkiezingsuitgaven, noch voor de lijst MR noch voor kandidaat Hervé Gillard Van de 14 originele stukken MR-verkiezingsreclame die als bijlage bij mijn bezwaar bij het Rechtscollege werden ingediend, zijn er 12 die tij-dens de sperperiode werden verspreid. Van die 12 stelt het Rechtscollege vast dat er 4 niet aangegeven werden. Te vermelden valt ook dat ik niet alle verkiezingsfolders van de MR bezit: ik ben ten eerste Nederlandstalig, en zit dus niet in de mailing van de Franstalige adressen. En ten tweede plakt er op mijn brievenbus een zelfklever: ‘geen reclamedrukwerk aub’.
Dat 30% van de mij bekende verkiezingsfolders (het kunnen er dus meer zijn) niet aangegeven werden, kan nochtans ernstige gevolgen hebben: - het maximum bedrag voor uitgaven voor de verkiezingspropaganda van de MR-lijst kan overschreden zijn. (artikel 3 § 1 van de wet van 7 juli 1994 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven) - het maximum bedrag voor uitgaven voor verkiezingspropaganda van kandidaat Hervé Gillard kan overschreden zijn. (artikel 3 § 2 van de wet van 7 juli 1994 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven)
In beide gevallen kunnen de uitgaven voor lijst en kandidaat Gillard nog oplopen, en het toelaatbare bedrag overschreden worden, indien de kosten aangehaald in middel 2 (de kost van de organisatie van activiteiten die zogenaamd gedaan werden door de ‘asbl L'Essor Intellectuel’ - zie verder) er bij geteld moeten worden.
In elk geval heeft het Rechtscollege nagelaten het elementaire te doen: a) Een lijst opvragen en opstellen van alle verkiezingsdrukwerk door de MR verspreid. b) Hiervan alle facturen opvragen. (de raadsman van belanghebbende partij geeft slechts 2 facturen vrij)
Indien 4 folders niet in de aangifte werden aangeven, is de wet niet nageleefd: Artikel 12 § 1 van de wet van 7 juli 1994 bepaalt dat ‘wordt gestraft met de straffen gesteld in artikel 181 van het Kieswetboek: 1° een ieder die geen aangifte van zijn verkiezingsuitgaven (...) heeft gedaan binnen de termijn (...)’
Er is wel een aangifte gedaan, maar een onvolledige. Van 4 gekende folders werd dus geen aangifte gedaan binnen termijn.
Artikel 3 § 2 van de wet van 7 juli 1994 zou, wat de heer Gillard betreft, niet nageleefd kunnen zijn. (zie verder, middel 2) Volgens de Gemeentekieswet artikel 74 bis § 2 kan dan het mandaat van de verkozen kandidaat vervallen verklaard worden.
Het Rechtscollege gaat dus nogal snel tot conclusies over, zonder de ernst van de overtredingen in acht te nemen en zonder de nodige (elementaire) onderzoeksdaden te stellen: - hoeveel publicaties waren er nu feitelijk ?(Brieven op naam en adres? Folders?)
XII-7290-5/17
-zijn die allemaal correct aangegeven? -welke was hun kostprijs? -wat zijn de overtredingen? -hoeveel bedraagt het niet-aangegeven bedrag voor partij en individuele kandidaten...
Pour continuer la lecture
SOLLICITEZ VOTRE ESSAI