Décision judiciaire de Raad van State, 11 mars 2013

Date de Résolution11 mars 2013
JuridictionNietigverklaring
Nature Arrest

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Xe KAMER

A R R E S T

nr. 222.800 van 11 maart 2013 in de zaak A. 201.871/X-14.845.

In zake : 1. de n.v. B&S PROMOTIONS 2. de n.v. VEKABO bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Sabien Lust kantoor houdend te 8310 BRUGGE Baron Ruzettelaan 27 bij wie woonplaats wordt gekozen en eveneens bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Sven Boullart kantoor houdend te 9000 GENT Voskenslaan 419

tegen :

  1. de stad MENEN bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaten Steve Ronse en Meindert Gees kantoor houdend te 8500 KORTRIJK President Kennedypark 6/24 bij wie woonplaats wordt gekozen

  2. de deputatie van de provincieraad van WEST-VLAANDEREN

    -------------------------------------------------------------------------------------------------- I. Voorwerp van het beroep

    1. Het beroep, ingesteld op 26 september 2011, strekt tot de nietigverklaring van : a. het besluit van 9 juni 2011 van de deputatie van de provincieraad van West-Vlaanderen houdende de goedkeuring van het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan “Leiestraat N 4-1” van de stad Menen, bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad van 28 juli 2011 bekendgemaakt, en

    1. het besluit van 28 maart 2011 van de gemeenteraad van de stad Menen houdende de definitieve vaststelling van het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan “Leiestraat (versie februari 2011)”.

    X-14.845-1/23

    II. Verloop van de rechtspleging

    2. De verwerende partijen hebben een memorie van antwoord ingediend en de verzoekende partijen hebben een memorie van wederantwoord ingediend.

    Eerste auditeur Eric Lancksweerdt heeft een verslag opgesteld.

    De verzoekende partijen hebben een verzoek tot voortzetting van het geding en een laatste memorie ingediend. De eerste verwerende partij heeft een laatste memorie ingediend.

    De partijen zijn opgeroepen voor de terechtzitting, die heeft plaatsgevonden op 1 maart 2013.

    Wnd. kamervoorzitter Pierre Lefranc heeft verslag uitgebracht.

    Advocaat Sven Boullart, die verschijnt voor de verzoekende partijen, advocaat Griet Vershingel, die loco advocaten Steve Ronse en Meindert Gees verschijnt voor de eerste verwerende partij, en Sophie Ide, adjunct-adviseur, die verschijnt voor de tweede verwerende partij, zijn gehoord.

    Eerste auditeur-afdelingshoofd Eric Lancksweerdt heeft een met dit arrest eensluidend advies gegeven.

    Er is toepassing gemaakt van de bepalingen op het gebruik der talen, vervat in titel VI, hoofdstuk II, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

    X-14.845-2/23

    III. Feiten

  3. De verzoekende partijen zijn eigenaar van een aantal percelen gelegen aan de Leiestraat te Menen, kadastraal bekend sectie A, nr. 476/r/2, 482/k, 469/r en 458/d.

    De voormelde percelen zijn volgens de bestemmingsvoorschriften van het bij koninklijk besluit van 4 november 1977 vastgestelde gewestplan Kortrijk gelegen in woongebied.

  4. Op 18 november 2009 wordt een eerste plenaire vergadering gehouden met betrekking tot het voorontwerp van gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (hierna: GRUP) “Leiestraat N 4-1” van de stad Menen.

    Naar aanleiding van de gemaakte opmerkingen wordt het plan aangepast en op 4 februari 2010 wordt een nieuwe plenaire vergadering georganiseerd.

    Andermaal worden aanpassingen aan het plan doorgevoerd en op 12 juli 2010 vindt nogmaals een plenaire vergadering plaats.

  5. Op 27 september 2010 stelt de gemeenteraad van de stad Menen het ontwerp van GRUP “Leiestraat N 4-1” voorlopig vast.

    Het plangebied is gelegen langsheen de Leie. In het oosten wordt het plangebied begrensd door de Wevelgemstraat, in het zuiden door de Koningin Astridlaan, de Julien Cagniestraat en de Zeno Dewittestraat.

    Het ontwerp van GRUP strekt ertoe vrijkomende bedrijfspanden te herbestemmen, de relatie tussen Lauwe-centrum en de Leie te verbeteren, normen vast te leggen voor de beeldkwaliteit langs de Leie, de kwaliteit van het centrum als woongemeenschap te versterken en ruimte te geven aan groen en gemeenschapsvoorzieningen.

  6. Tijdens het openbaar onderzoek van 25 november 2010 tot en met 23 december 2010 worden 16 bezwaarschriften ingediend, onder meer door de verzoekende partijen.

    X-14.845-3/23

    7. De adviezen, opmerkingen en bezwaren worden door de gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening (hierna: de Gecoro) behandeld tijdens de vergadering van 27 januari 2011.

  7. Bij het tweede bestreden besluit van 28 maart 2011 stelt de gemeenteraad van de stad Menen het GRUP “Leiestraat N 4-1” definitief vast.

    De percelen van de verzoekende partijen, gelegen langsheen de Leie, worden middels het voormelde GRUP bestemd tot “zone voor gemengde functies”, “zone voor semi publiek groen” en “zone voor natuur”. Er geldt tevens een overdruk “samenhangende ontwikkelingen” en een bebouwingscode 3/2/2-4/24, hetgeen inhoudt dat de betrokken samenhangende ontwikkeling in een derde fase mag worden gerealiseerd, dat het maximaal aantal bouwvolumes 2 bedraagt, dat er minimum 2 en maximum 4 bouwlagen mogen gerealiseerd worden en dat er maximaal 24 woongelegenheden mogen voorzien worden.

  8. Bij het eerste bestreden besluit van 9 juni 2011 keurt de deputatie van de provincieraad van West-Vlaanderen het GRUP “Leiestraat N 4-1” van de stad Menen goed.

    Van dit goedkeuringsbesluit wordt melding gemaakt in het Belgisch Staatsblad van 28 juli 2011.

    IV. Ontvankelijkheid van het beroep

    Uiteenzetting van de opgeworpen excepties

    10. In haar memorie van antwoord vraagt de eerste verwerende partij om te onderzoeken of het beroep tijdig is ingesteld. Verder merkt zij op dat het belang van de verzoekende partijen beperkt is tot de percelen waarvan zij bewijzen eigenaar te zijn. Een mogelijke nietigverklaring zou moeten worden beperkt tot de percelen van de verzoekende partijen.

    X-14.845-4/23

    Beoordeling

    11. Het eerste bestreden besluit werd bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 28 juli 2011. Het op 26 september 2011 ingestelde annulatieberoep is derhalve tijdig.

  9. Aangezien, zoals hierna zal blijken, besloten wordt tot de verwerping van het beroep, bestaat er geen noodzaak te onderzoeken of, in geval van vernietiging, tot een gedeeltelijke vernietiging zou dienen te worden besloten.

  10. De excepties worden verworpen.

    V. Onderzoek van het enig middel

    Standpunt van de partijen

    14. De verzoekende partijen leiden een enig middel af uit de schending van artikel 2.2.2, § 1, eerste lid, 1° , 2° en 7° van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (hierna: VCRO) en van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, met name het gelijkheidsbeginsel, het rechtszekerheidsbeginsel, de zorgvuldigheidsplicht en de materiële motiveringsplicht.

    De verzoekende partijen doen gelden dat hun percelen op basis van het bestreden GRUP zijn ingedeeld in fase 3, hetgeen betekent dat ze conform artikel 11.1 van de verordenende voorschriften slechts kunnen worden ontwikkeld nadat de groenvoorzieningen uit fase 1 en fase 2 worden gerealiseerd. De verzoekende partijen menen dat dit in realiteit tot grote rechtsonzekerheid leidt, aangezien door het talmen van de eigenaars van de percelen uit de vorige fases bij de realisatie van de groenvoorzieningen, de realisatie van de terreinen gelegen in fase 3 “voor ettelijke decennia lang geen doorgang zal kunnen vinden”. De verzoekende partijen verwijzen daarbij “illustratief” naar de huidige nog in bedrijf zijnde bedrijfsgebouwen van De Witte Lietaer, die in fase 2 werden ingedeeld. Net op deze percelen dient het grootste aandeel aan

    X-14.845-5/23

    groenvoorzieningen te worden gerealiseerd, terwijl het volgens de verzoekende partijen voor zich spreekt dat dit bedrijf niet direct zal herlokaliseren en bovendien niet geneigd zal zijn om op prioritaire wijze de voorgeschreven groenstrook te realiseren. Bijgevolg bestaat er een risico op “blokkering”, zoals ook reeds werd opgemerkt tijdens de tweede plenaire vergadering van 4 februari 2010. Nochtans zijn de terreinen van de verzoekende partijen bouwrijp en klaar om te ontwikkelen, in tegenstelling tot de terreinen van de b.v.b.a. DCB, die, hoewel ze nog dienen te worden gesaneerd, in de eerste fase zijn ingedeeld. Het strookt dan ook niet met het rechtzekerheids- en het zorgvuldigheidsbeginsel om de timing van de ontwikkeling van de percelen van de verzoekende partijen afhankelijk te stellen van andere fases waar de verzoekende partijen geen vat op hebben. De onderbouwing van de planopties bevat geen enkel motief om de opname van de percelen van de verzoekende partijen in een derde (en overigens laatste) fase van ontwikkeling te verantwoorden. Dit op zich alleen maakt een schending uit van de materiële motiveringsplicht. De verzoekende partijen wijzen er voorts op dat hun percelen volgens het gewestplan gelegen zijn in woongebied en dat de onderliggende planoptie van het betrokken GRUP bestaat in het voorzien van meer woongelegenheid. Vanuit het gelijkheidsbeginsel kan dan ook niet worden verantwoord waarom de terreinen van de b.v.b.a. DCB, volgens het gewestplan gelegen in een gebied voor milieubelastende industrieën, eerder voor bebouwing in aanmerking zouden mogen komen dan de terreinen van de verzoekende partijen.

    Bovendien voldoet het plan op verschillende manieren niet aan de vereisten van de rechtszekerheid en aan de verplichting om te voorzien in een materiële motivering, hoewel dit volgens de vaste rechtspraak van de Raad van State een absolute vereiste is.

    In de eerste plaats voorziet het grafisch plan in de zone waartoe de percelen van de verzoekende partijen behoren, in een aantal “reepsgewijze bestemmingen”. Deze bestemmingen zouden volgens de verzoekende partijen minstens evenwijdig met de Leie moeten lopen. De thans voorziene “loodrechte opdeling” werd terecht bekritiseerd door de deputatie in haar advies van 28 januari 2010. Nergens wordt evenwel gemotiveerd waarom deze opdeling toch behouden blijft. Derhalve ligt niet alleen een schending voor van het

    X-14.845-6/23

    rechtszekerheidsbeginsel, maar eveneens van de materiële motiveringsplicht. Voorts...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT