Décision judiciaire de Raad van State, 16 février 2012

Date de Résolution16 février 2012
JuridictionSchorsing UDN
Nature Arrest

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

VOORZITTER VAN DE XIIe KAMER

A R R E S T

nr. 218.071 van 16 februari 2012 in de zaak A. 203.602/XII-6836

In zake: de BVBA HIGHER UP bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Erik-J. Vergauwen kantoor houdend te 3001 Heverlee Koning Leopold III-laan 9 bij wie woonplaats wordt gekozen

tegen:

1. de BURGEMEESTER VAN DE STAD LEUVEN 2. de STAD LEUVEN bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Bert Beelen kantoor houdend te 3000 Leuven Justus Lipsiusstraat 24 bij wie woonplaats wordt gekozen

-------------------------------------------------------------------------------------------------- I. Voorwerp van de vordering

1. De vordering, ingesteld op 11 februari 2012, strekt tot de schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid van de tenuitvoerlegging van de beslissing van 10 februari 2012 van de burgemeester van de stad Leuven tot sluiting van de inrichting De Colff, Oude markt 20 te Leuven, voor de duur van één maand.

II. Verloop van de rechtspleging

2. De verwerende partij heeft een nota ingediend.

XII-6836- 1/13

De partijen zijn opgeroepen voor de terechtzitting, die heeft plaatsgevonden op 14 februari 2012, om 11.00 uur.

Staatsraad Johan Lust heeft verslag uitgebracht.

Advocaat Karolien Vergauwen, die loco advocaat Eric-J. Vergauwen verschijnt voor verzoekster, en advocaat Thomas Beelen, die loco advocaat Bert Beelen verschijnt voor de verwerende partijen, zijn gehoord.

Auditeur Sofie De Doncker heeft een met dit arrest eensluidend advies gegeven.

Er is toepassing gemaakt van de bepalingen op het gebruik der talen, vervat in titel VI, hoofdstuk II, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

III. Feiten

3. Nadat verzoekster op 31 januari 2012 werd gehoord, besluit de burgemeester van de stad Leuven op 10 februari 2012 om haar inrichting De Colff, Oude Markt 20 te Leuven, voor de duur van één maand te sluiten op grond van artikel 9bis van de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de stoffen die kunnen gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen (hierna: de wet van 24 februari 1921).

Vermeld artikel 9bis luidt:

“Onverminderd de bevoegdheden van de rechterlijke instanties en onverminderd het bepaalde in de artikelen 134ter en quater van de Nieuwe Gemeentewet, kan de burgemeester, na voorafgaand overleg met de gerechtelijke autoriteiten, indien ernstige aanwijzingen voorhanden zijn dat in een private doch voor het publiek toegankelijke plaats, herhaaldelijk

XII-6836- 2/13

illegale activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op de verkoop, de aflevering of het vergemakkelijken van het gebruik van giftstoffen, slaapmiddelen, verdovende middelen, psychotrope stoffen, antiseptica of stoffen die gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen, waardoor de openbare veiligheid en rust in het gedrang komt en na de verantwoordelijke te hebben gehoord in zijn middelen van verdediging, besluiten deze plaats te sluiten voor de duur die hij bepaalt”.

IV. Ontvankelijkheid

4. Verwerende partijen betwisten in de nota de ontvankelijkheid van de vordering. Ter terechtzitting doen zij evenwel afstand van de exceptie.

Er dient bijgevolg geen uitspraak meer over gedaan.

V. De schorsingsvoorwaarden

5. Krachtens artikel 17, §§ 1 en 2, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State kan slechts tot schorsing van de tenuitvoerlegging bij uiterst dringende noodzakelijkheid worden besloten onder de drievoudige voorwaarde dat ernstige middelen worden aangevoerd die de nietigverklaring van de aangevochten beslissing kunnen verantwoorden, dat de onmiddellijke tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing een moeilijk te herstellen ernstig nadeel kan berokkenen en dat een uiterst dringende noodzakelijkheid voorhanden is.

VI. De schorsingsvoorwaarde van een ernstig middel

  1. Eerste middel

Uiteenzetting van het middel

6. Verzoekster leidt een eerste middel af uit de “schending van de materiële motiveringsplicht in de zin van artikel 3 van de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen”.

XII-6836- 3/13

Toegelicht wordt in de eerste plaats dat een maatregel op grond van artikel 9bis van de wet van 24 februari 1921 aan de cumulatieve voorwaarden moet voldoen dat er herhaaldelijk schendingen van de drugswet zijn en dat de openbare veiligheid en rust in het gedrang komen. Volgens verzoekster zijn die voorwaarden te dezen niet vervuld.

Voorts meent verzoekster dat de burgemeester zijn bevoegdheden heeft overschreden door in de motieven verzoekster ervan te beschuldigen inbreuken te plegen op de wet van 24 februari 1921 en door er in de motieven te hebben doen van blijken dat de sluiting een signaal is om extra maatregelen te nemen om drugsoverlast in te perken.

Beoordeling

7. Opdat een burgemeester rechtmatig op grond van artikel 9bis van de wet van 24 februari 1921 een sluiting kan opleggen is -onder meer- vereist dat hij over ernstige aanwijzingen beschikt dat herhaaldelijk illegale activiteiten plaatsvinden met betrekking tot de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT