31 JULI 2020. - Wet tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen wat binnen een onderneming overgeplaatste personen betreft en tot wijziging van de wet van 6 mei 2009 houdende diverse bepalingen betreffende asiel en immigratie wat de inhaling van de achterstand met betrekking tot de betwistingen betreft

FILIP, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt :

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

Art. 2. Deze wet voorziet in de gedeeltelijke omzetting van :

  1. richtlijn 2011/98/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende één enkele aanvraagprocedure voor een gecombineerde vergunning voor onderdanen van derde landen om te verblijven en te werken op het grondgebied van een lidstaat, alsmede inzake een gemeenschappelijk pakket rechten voor werknemers uit derde landen die legaal in een lidstaat verblijven;

  2. richtlijn 2014/66/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen in het kader van een overplaatsing binnen een onderneming.

    HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen

    Art. 3. Artikel 1, § 1, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 5 mei 2019, wordt aangevuld met de bepalingen onder 27°, 28° en 29°, luidende :

    "27° samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018 : het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018 tussen de Federale Staat, het Waals Gewest, het Vlaams Gewest, het Brussels-Hoofdstedelijk Gewest, de Duitstalige Gemeenschap met betrekking tot de coördinatie tussen het beleid inzake de toelatingen tot arbeid en het beleid inzake de verblijfsvergunningen en inzake de normen betreffende de tewerkstelling en het verblijf van buitenlandse arbeidskrachten;

  3. samenwerkingsakkoord van 6 december 2018 : het samenwerkingsakkoord van 6 december 2018 tussen de Federale Staat, het Waals Gewest, het Vlaams Gewest, het Brussels-Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap houdende uitvoering van het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018 tussen de Federale Staat, het Waals Gewest, het Vlaams Gewest, het Brussels-Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap met betrekking tot de coördinatie tussen het beleid inzake de toelatingen tot arbeid en het beleid inzake de verblijfsvergunningen en inzake de normen betreffende de tewerkstelling en het verblijf van buitenlandse arbeidskrachten;

  4. bevoegde regionale overheid : de gewest- of gemeenschapsoverheid die, overeenkomstig de gewestelijke of communautaire decreten, verordeningen en besluiten, bevoegd is voor de tewerkstelling van buitenlandse werknemers.".

    Art. 4. Artikel 1/1, § 2, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 19 december 2014 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 5 mei 2019, wordt aangevuld met de bepalingen onder 13° en 14°, luidende :

    "13° artikel 61/34;

  5. artikel 61/45.".

    Art. 5. Artikel 1/2, § 1, tweede lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 18 december 2016 en gewijzigd bij de wet van 5 mei 2019, wordt gewijzigd als volgt :

  6. de bepaling onder 12° wordt vervangen als volgt :

    "12° artikel 10bis, §§ 4 tot 6";

  7. paragraaf 1 wordt aangevuld met de bepalingen onder 13° en 14°, luidende :

    "13° artikel 61/34;

  8. artikel 61/45.".

    Art. 6. In artikel 10bis van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd door de wet van 5 mei 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

  9. paragraaf 2 wordt vervangen als volgt :

    " § 2. Wanneer de in artikel 10, § 1, eerste lid, 4° tot 6°, bedoelde familieleden van een vreemdeling die gemachtigd werd in België te verblijven voor een beperkte duur ingevolge deze wet of ingevolge de bijzondere omstandigheden eigen aan de betrokkene of ingevolge de aard of de duur van zijn activiteiten in België, een machtiging tot verblijf van meer dan drie maanden aanvragen, moet die machtiging toegekend worden indien zij het bewijs aanbrengen :

  10. dat de vreemdeling die vervoegd wordt over stabiele, regelmatige en voldoende bestaansmiddelen beschikt zoals bepaald in artikel 10, § 5, om in zijn eigen behoeften en die van zijn familieleden te kunnen voorzien en om te voorkomen dat zij ten laste vallen van de openbare overheden;

  11. dat de vreemdeling die vervoegd wordt over voldoende huisvesting beschikt die toelaat om het familielid of de familieleden die gevraagd heeft of hebben om zich bij hem te komen voegen, te herbergen en die voldoet aan de voorwaarden die gesteld worden aan een onroerend goed dat wordt verhuurd als hoofdverblijfplaats, zoals bepaald in artikel 2, van boek III, titel VIII, hoofdstuk II, afdeling 2, van het Burgerlijk Wetboek.

    De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de wijze waarop de vreemdeling bewijst dat het onroerend goed voldoet aan de gestelde voorwaarden;

  12. dat de vreemdeling die vervoegd wordt, over een ziektekostenverzekering beschikt die de risico`s in België voor hem en zijn familieleden dekt;

  13. dat zij zich niet bevinden in één van de in artikel 3, eerste lid, 5° tot 8°, bepaalde gevallen, of niet lijden aan een van de ziekten die een gevaar voor de volksgezondheid kunnen opleveren en die worden opgesomd in de bijlage bij deze wet.

    De bepalingen van artikel 12bis, § 6, zijn eveneens van toepassing.";

  14. het wordt aangevuld met een paragraaf 5 en een paragraaf 6, luidende :

    " § 5. Paragraaf 2 is eveneens van toepassing op de in artikel 10, § 1, eerste lid, 4° tot 6°, bedoelde familieleden van de onderdaan van een derde land die in toepassing van artikel 61/34 gemachtigd werd tot verblijf.

    § 6. Paragraaf 2 is eveneens van toepassing op de in artikel 10, § 1, eerste lid, 4° tot 6°, bedoelde familieleden van de onderdaan van een derde land die in toepassing van artikel 61/45 gemachtigd werd tot verblijf voor zover zij de volgende informatie en documenten voorleggen :

  15. de geldige verblijfstitel uitgereikt door de eerste lidstaat;

  16. het bewijs dat ze in de hoedanigheid van familielid in de eerste lidstaat hebben verbleven.".

    Art. 7. In artikel 10ter van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 5 mei 2019, wordt een nieuwe paragraaf 2quater ingevoegd, luidende :

    " § 2quater. In afwijking van paragraaf 2, wordt de beslissing over de aanvraag voor een machtiging tot verblijf van de in artikel 10bis, §§ 5 en 6 bedoelde familieleden ten laatste binnen negentig dagen volgend op de indiening van de aanvraag zoals in paragraaf 1 wordt gedefinieerd, ter kennis gebracht.

    Wanneer de aanvraag bedoeld in het eerste lid op hetzelfde ogenblik wordt ingediend als de aanvraag ingediend overeenkomstig artikel 61/34 of artikel 61/45 van de onderdaan van een derde land die zij willen vervoegen, behandelt de minister of zijn gemachtigde deze aanvragen tegelijk.".

    Art. 8. In artikel 13, § 1, zevende lid, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 8 juli 2011 en gewijzigd bij de wet van 15 mei 2012, worden de woorden "artikel 10bis, §§ 1 tot 4" vervangen door de woorden "artikel 10bis, §§ 1 tot 6".

    Art. 9. In titel II, hoofdstuk VIIbis, van dezelfde wet, wordt het opschrift van afdeling 1 vervangen als volgt : "Bepalingen met betrekking tot de gezamenlijke procedure inzake de tewerkstelling van buitenlandse werknemers.".

    Art. 10. In artikel 61/25-1 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 22 juli 2018 en gewijzigd bij de wet van 5 mei 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

  17. in het eerste lid worden de woorden "de bepalingen van hoofdstuk VIII en van hoofdstuk VIIIbis" vervangen door de woorden "de bepalingen van hoofdstuk VIII, hoofdstuk VIIIbis en van hoofdstuk VIIIter." en worden de woorden "bevoegde overheid" vervangen door de woorden "bevoegde regionale overheid";

  18. het tweede lid wordt opgeheven.

    Art. 11. In artikel 61/25-2 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 22 juli 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

  19. in paragraaf 2 worden de woorden "overeenkomstig titel I, hoofdstuk III," vervangen door de woorden "overeenkomstig titel II, hoofdstukken III en VI";

  20. in paragraaf 3, eerste en tweede lid, worden de woorden "bevoegde overheid" vervangen door de woorden "bevoegde regionale overheid";

  21. in paragraaf 4, eerste lid, worden de woorden "bevoegde overheid" vervangen door de woorden "bevoegde regionale overheid";

  22. in paragraaf 6 worden de woorden "bevoegde overheid" vervangen door de woorden "bevoegde regionale overheid";

  23. in paragraaf 7, derde lid, worden de woorden "bevoegde overheid" vervangen door de woorden "bevoegde regionale overheid".

    Art. 12. In artikel 61/25-3, eerste en tweede lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 22 juli 2018, worden de woorden "bevoegde overheid" vervangen door de woorden "bevoegde regionale overheid".

    Art. 13. In artikel 61/25-5, § 2, tweede lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 22 juli 2018 en gewijzigd bij de 5 mei 2019, worden de woorden "bevoegde overheid" vervangen door de woorden "bevoegde regionale overheid".

    Art. 14. In artikel 61/25-6 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 22 juli 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

  24. in paragraaf 1 worden de woorden "bevoegde overheid" vervangen door de woorden "bevoegde regionale overheid";

  25. in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden "bevoegde overheid" vervangen door de woorden "bevoegde regionale overheid";

  26. paragraaf 4, wordt aangevuld met een tweede lid, luidende :

    "Het eerste lid is niet van toepassing op de machtiging tot verblijf afgeleverd aan een onderdaan van een derde land die door een arbeidsovereenkomst verbonden blijft met een in het buitenland gevestigde werkgever.";

  27. in paragraaf 5, eerste en tweede lid, worden de woorden "bevoegde overheid" vervangen door de woorden "bevoegde regionale overheid".

    Art. 15. In artikel 61/26 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 5 mei 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

  28. in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "bevoegde overheid" vervangen door de woorden...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT