30 JULI 2022. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg en het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs

VERSLAG AAN DE KONING

Sire,

Het ontwerp van koninklijk besluit dat ik de eer heb aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, wijzigt het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg en het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs.

Samenvatting

Het ontwerp heeft verschillende doelstellingen. In de wegcode wordt ondermeer verduidelijkt dat het opladen van de batterij van een elektrisch of een hybride elektrisch voertuig wordt beschouwd als parkeren. Daarnaast wordt aan velomobielen en ligfietsen, die ook gedefinieerd worden, omwille van hun specifieke kenmerken, in het bijzonder hun geringe hoogte, een meer aangepaste plaats op de openbare weg toegekend. De structuur van het artikel dat de plaats van voetgangers op de openbare weg bepaalt, wordt aangepast. Het gebruik van bijkomende zijdelingse oranjegele signalisatiemiddelen voor rijwielen wordt toegelaten. Speed pedelecs worden ook toegelaten tot delen van de openbare weg aangeduid door het verkeersbord D9. Een nieuw verkeersbord laat toe om op eenzelfde parkeerplaats het parkeren afwisselend in de tijd voor te behouden voor verschillende categorieën van voertuigen. Het toepassingsgebied van de verkeersborden B22 en B23 wordt uitgebreid tot speed pedelecs en deze verkeersborden mogen ook worden gecombineerd met de bijzondere verkeerslichten voor voertuigen van het openbaar vervoer. Het verkeersbord C23 wordt aangepast zodat het betrekking heeft op de maximaal toegelaten massa, de verkeersborden die het gebruik van de cruise control verbieden, worden opgeheven, een gevaarsbord dat bestuurders attent maakt op een file wordt geïntroduceerd en het verkeersbord dat het einde van een fietsstraat aanduidt wordt opnieuw toegevoegd. Markeringen die de middenrijbaan aanduiden gevormd door twee evenwijdige witte onderbroken strepen aan weerszijden van de rijbaan alsook de daaraan gekoppelde verkeersregels, worden in de wegcode geïntroduceerd. De definities van de middenrijbaan, de zijdelingse strook en de parkeerstrook worden toegevoegd zodat het duidelijk wordt wat daarmee precies bedoeld wordt. Het woord "parkeerzone" wordt waar nodig vervangen door het woord "parkeerstrook" en het toepassingsgebied van de dambordmarkering wordt uitgebreid tot overwegen. Tot slot wordt het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs aangepast om de mogelijke interpretatiemarge met betrekking tot de rijbewijsvereisten voor het besturen van folkloristische voertuigen weg te nemen.

Artikelsgewijze bespreking

Artikel 1.

Definities van een ligfiets en een velomobiel worden opgenomen in de definitie van een rijwiel. Dit zorgt ervoor dat de bepalingen die gelden voor rijwielen, bijvoorbeeld voor wat betreft het gebruik van de lichten, ook van toepassing zijn op ligfietsen en velomobielen. Wat betreft de plaats op de openbare weg worden er specifieke regels voor deze voertuigen voorzien (zie artikel 4).

Artikel 2.

De definitie van het "geparkeerd voertuig" wordt aangevuld zodat het tanken of het opladen van de batterij van een elektrisch of hybride elektrisch voertuig wordt beschouwd als parkeren. Dit heeft tot gevolg dat de parkeertijdbeperking erop van toepassing is en een elektrisch of hybride elektrisch voertuig dat aan het opladen is niet beschouwd kan worden als een "stilstaand voertuig" (elektriciteit laden betekent niet "laden van zaken").

Artikel 3.

Met het oog op het verhogen van de duidelijkheid en de leesbaarheid van het verkeersreglement worden de definities van de "middenrijbaan", de "zijdelingse strook" en de "parkeerstrook" toegevoegd.

Artikel 4.

De wet van 13 april 2019 heeft drie- en vierwielers die een breedte hebben van maximum 1 meter gelijkgesteld met fietsen. Als gevolg daarvan werd bij de wet van 22 juni 2020 ook de bepaling opgeheven die stelt dat drie- en vierwielers zonder motor waarvan de breedte, lading inbegrepen, minder is dan 1 meter, de keuze hebben tussen het fietspad en de rijbaan. Die bepaling leek immers overbodig aangezien deze voertuigen, omwille van hun gelijkstelling met fietsen, sowieso dezelfde regels als de fietsen moeten volgen voor wat betreft de plaats op de openbare weg.

Het gevolg van deze aanpassing was dat ook drie- en vierwielers met een breedte van maximum 1 meter niet langer de keuze hebben tussen het fietspad en de rijbaan en dus verplicht op het fietspad moeten rijden. Dit stelt een probleem voor bepaalde drie- en vierwielers zoals de ligfietsen en velomobielen (zie artikel 1). Omwille van hun geringe hoogte zijn deze voertuigen, wanneer ze gebruik maken van fietspaden, zeer moeilijk waar te nemen door de weggebruikers die zich op de rijbaan bevinden en vice-versa. Dit heeft als gevolg dat op plaatsen waar bestuurders van ligfietsen en velomobielen het fietspad verlaten, bijvoorbeeld ter hoogte van een kruispunt, dat eigenlijk quasi blind gebeurt. Het spreekt voor zich dat dit de verkeersveiligheid niet ten goede komt. Het is daarom nodig deze voertuigen, die bijdragen tot een duurzame mobiliteit, een aangepaste plaats op de openbare weg toe te kennen.

Artikel 9.1.2 wordt daartoe aangepast (toevoeging van een vierde lid onder 1° ). De bestuurders van velomobielen of ligfietsen, die een breedte hebben van maximum 1 meter, hebben de keuze tussen het fietspad, het deel van de openbare weg aangeduid door het verkeersbord D10 of de rijbaan op wegen met een maximale toegelaten snelheid van 50 km/u of minder. Daar waar een hogere snelheidsbeperking geldt moeten ze gebruik maken van het fietspad of het deel van de openbare weg aangeduid door het verkeersbord D10. Het mogelijk snelheidsverschil tussen het ander verkeer op de rijbaan en een bestuurder van een velomobiel of ligfiets is op die wegen immers te groot. Ook ligfietsen met twee wielen vallen onder dit regime; de hierboven vermelde gevaren die gelinkt zijn aan een geringe hoogte gelden immers evengoed voor tweewielige ligfietsen.

Bestuurders van speed pedelecs zijn op heden niet toegelaten tot delen van de openbare weg aangeduid door het verkeersbord D9. Op die weggedeelten is er een scheiding tussen het gedeelte dat voorbehouden is voor de voetgangers en het gedeelte dat voorbehouden is voor de fietsers en de bromfietsers klasse A. Deze scheiding kan gebeuren door een markering op de weg, een verschil in het wegdek,... Daardoor vermindert de kans op conflicten tussen de verschillende soorten weggebruikers die er toegelaten zijn. Omdat de gemiddelde snelheid van speed pedelecs ongeveer 30 km/u bedraagt, is er geen reden om speed pedelecs niet toe te laten op een plaats waar voertuigen zijn toegelaten met een vergelijkbare snelheid, zoals bromfietsen klasse A. Daarom wordt artikel 9 aangepast zodat ook speed pedelecs op wegen met een snelheidsbeperking tot 50 km per uur of minder gebruik mogen maken van het fietspad aangeduid door het verkeersbord D9. Waar een hogere snelheidsbeperking geldt moeten ze ervan gebruik maken. De regels met betrekking tot de plaats op de openbare weg voor speed pedelecs is op die manier quasi gelijk aan de plaats voor fietsers. Alleen delen van de openbare weg voorbehouden voor het verkeer van voetgangers en fietsers aangeduid door het verkeersbord D10 blijven verboden voor speed pedelecs. Ook bromfietsen klasse A blijven er verboden. Omdat op die weggedeelten...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT