30 JULI 2021. - Koninklijk Besluit tot verlening van een Staatswaarborg aan de Regie der Gebouwen in de context van het DBFM-project voor de bouw van een nieuwe penitentiaire inrichting te Antwerpen

FILIP, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 7 november 2018 met betrekking tot het verlenen van een Staatswaarborg onder de vorm van een borgstelling, in de context van een DBFM overeenkomst, voor de bouw van een nieuwe penitentiaire inrichting te Antwerpen;

Op de voordracht van de Eerste Minister en de Staatssecretaris belast met de Regie der Gebouwen,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. Het regeringslid bevoegd voor de Regie der Gebouwen wordt gemachtigd contractueel een Staatswaarborg te verlenen, overeenkomstig de voorwaarden en modaliteiten vastgelegd in onderhavig besluit, voor de nakoming door de Regie der Gebouwen van al haar betalingsverplichtingen in het kader van de overheidsopdracht `DBFM Ontwerp, bouw, financiering en onderhoud van een nieuw gevangeniscomplex te Antwerpen' (bulletin der aanbestedingen van 23 november 2017, nr. 2017-535177) die de Regie der Gebouwen op zich neemt of zal nemen krachtens de DBFM-overeenkomst.

Die overeenkomst preciseert de voorwaarden voor een beroep op de Staatswaarborg.

Art. 2. De Staatswaarborg dekt honderd procent van alle bedragen verschuldigd door de Regie der Gebouwen in uitvoering van de DBFM-overeenkomst en in uitvoering van de directe overeenkomst, opgenomen als bijlage bij de DBFM-overeenkomst.

De Staatswaarborg dekt eveneens honderd procent van alle bedragen verschuldigd door de Regie der Gebouwen ten gevolge van wijzigingen aangebracht aan de DBFM-overeenkomst en de bijlagen erbij, voor zover die wijzigingen geschieden binnen de door de DBFM-overeenkomst toegestane grenzen.

Art. 3. Zonder afbreuk te doen aan het tweede lid, wordt de Staatswaarborg verleend in de vorm van een borgstelling in de zin van de artikelen 2011 tot 2043 van het Burgerlijk Wetboek.

De artikelen 2021, 2022 en 2037 van het Burgerlijk Wetboek zijn niet van toepassing. De Staat verzaakt aan het voorrecht van uitwinning voorzien in de artikelen 2021 en 2022 van het Burgerlijk Wetboek en aan het voordeel van artikel 2037 van het Burgerlijk Wetboek waardoor de Staat zou zijn ontslagen wanneer hij door toedoen van de opdrachtnemer niet meer in de rechten, hypotheken en voorrechten van de opdrachtnemer kan treden. De Staat is evenwel gerechtigd een verrekening in te roepen ten aanzien van de opdrachtnemer belast met de uitvoering van de DBFM-overeenkomst, op dezelfde wijze als de Regie der Gebouwen zelf gerechtigd is, overeenkomstig de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT