3 JULI 2022. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 21 mei 2013 tot vaststelling van het statuut van de leden van het directiecomité en de assessoren van de Belgische Mededingingsautoriteit en het koninklijk besluit van 12 september 2013 betreffende de afgifte van kopieën van het dossier zoals bedoeld in Boek IV van het Wetboek van economisch recht

VERSLAG AAN DE KONING

Sire,

Het ontwerp van besluit waarvan ik de eer heb het ter ondertekening aan Uwe Majesteit voor te leggen, wijzigt twee koninklijke besluiten genomen in uitvoering van boek IV "Bescherming van de mededinging" van het Wetboek van economisch recht, te weten het koninklijk besluit van 21 mei 2013 tot vaststelling van het statuut van de leden van het directiecomité en de assessoren van de Belgische Mededingingsautoriteit en het koninklijk besluit van 12 september 2013 betreffende de afgifte van kopieën van het dossier zoals bedoeld in Boek IV van het Wetboek van economisch recht.

Artikel 1

De titels van de directeur juridische studies en de directeur economische studies worden aangepast aan de nieuwe terminologie die wordt voorgesteld door de wet van 2 mei 2019 houdende wijzigingen van boek I "Definities", van boek XV "Rechtshandhaving" en vervanging van boek IV "Bescherming van de mededinging" van het Wetboek van economisch recht.

Zo dragen zij thans de titels van directeur juridische zaken en directeur economische zaken.

Artikel 2

De aanpassing van het artikel 8 van het koninklijk besluit van 21 mei 2013 strekt ertoe om het bedrag en de voorwaarden te herzien van de uitkering die de assessor-ondervoorzitter en de assessoren ontvangen voor de uitoefening van hun functie in de schoot van het Mededingingscollege van de Belgische Mededingingsautoriteit ("BMA").

Ten tijde van de hervorming van 2013 is per zaak ten gronde voorzien dat de assessor-ondervoorzitter een uitkering die gelijk is aan één brutomaandwedde van de functie van voorzitter van de BMA met een dienstanciënniteit van tien jaar ontvangt en een assessor een uitkering die gelijk is aan één brutomaandwedde van de functie van directeur juridische zaken en directeur economische zaken met een dienstanciënniteit van tien jaar. Daarentegen geven zaken betreffende voorlopige maatregelen recht op een uitkering gelijk aan de helft daarvan.

Uit de opgedane ervaring gedurende de laatste zes jaren op het vlak van beslissingen van het Mededingingscollege is gebleken dat het onderscheid tussen zaken ten gronde en zaken betreffende voorlopige maatregelen niet steeds een pertinent criterium is voor de bepaling van de hoeveelheid werk van het Mededingingscollege en de daaraan gekoppelde vergoeding in de zaak.

Enerzijds is er doorgaans een significante hoeveelheid werk voor het College bij een beslissing inzake voorlopige maatregelen vermits niet kan worden uitgegaan van voorafgaandelijk onderzoek (neergelegd in een ontwerp van beslissing) van het Auditoraat van de BMA. Dit wettigt een vergoeding voor de assessor-ondervoorzitter en de assessoren die gelijk is aan één bruto maandwedde, zoals hoger gespecifieerd.

Anderzijds is gebleken dat de hoeveelheid werk van het Mededingingscollege afhangt van het voorwerp van de te nemen beslissing ten gronde.

Men stelt dus voor het bedrag en de voorwaarden van de uitkering die ontvangen wordt door de assessor-ondervoorzitter en de assessoren te herzien, rekening houdende met de beslissing die genomen moet worden en de werklast.

Eén eerste categorie van beslissingen wordt gevormd door de beslissingen inzake inbreuken op het mededingingsrecht (m.n. kartels en misbruiken van machtpositie) en de "tweede fase" beslissingen inzake concentraties, die doorgaans gekenmerkt worden door een omvangrijk dossier en een hoge complexiteit, in feite en in rechte, van de gestelde mededingingsproblemen. Na de indiening door de auditeur van zijn voorstel van beslissing, dient zich voor het College een hoeveelheid werk aan op het vlak van bestudering van het dossier, analyse van de memories van de verschillende partijen en het redigeren van de beslissing. Daarom wordt voorgesteld dat de assessor-ondervoorzitter en de assessoren voor deze zaken een uitkering ontvangen die gelijk is aan één bruto maandwedde, zoals hoger gespecificeerd.

Een andere categorie van zaken leidt tot "eerste fase" beslissingen inzake concentraties waarbij zich geen bijzondere concurrentieproblemen stellen en die op eenvoudige wijze door het Mededingingscollege kunnen worden goedgekeurd. Het betreft in hoofdzaak "eerste fase" beslissingen waarbij concentraties kunnen worden goedgekeurd zonder het aanbieden van verbintenissen door de betrokken ondernemingen. Daarom wordt er voorgesteld de uitkering aan assessor-ondervoorzitter en de assessoren te beperken tot een kwart van één brutomaandwedde, zoals hoger gespecificeerd.

Tenslotte valt een tussencategorie van beslissingen te onderscheiden, nl. "eerste fase" zaken inzake concentraties die meer complexe concurrentieproblemen stellen zonder nochtans een opening van de "tweede fase" in het onderzoek te wettigen. In dergelijke zaken waarin de betrokken ondernemingen in de "eerste fase" verbintenissen aanbieden om aan concurrentiebezwaren tegemoet te komen, wordt voorgesteld de uitkering aan assessor-ondervoorzitter en de assessoren vast te stellen op de helft van één brutomaandwedde, zoals hoger gespecificeerd. Bij uitbreiding kunnen beslissingen in zaken betreffende inbreuken op het uitvoeringsverbod van concentraties en betreffende de niet-naleving van beslissingen van de auditeur en het Mededingingscollege, gelet op de verwachte hoeveelheid werk, in deze categorie...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT