29 SEPTEMBER 2022. - Koninklijk besluit betreffende de verplichte verzekering voorzien door de wet van 11 februari 2013 houdende organisatie van het beroep van vastgoedmakelaar

FILIP, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 11 februari 2013 houdende organisatie van het beroep van vastgoedmakelaar, artikel 4, tweede lid;

Gelet op het koninklijk besluit van 27 september 2006 tot goedkeuring van het reglement van plichtenleer van het Beroepsinstituut van vastgoedmakelaars;

Gelet op het advies van de Commissie voor Verzekeringen, gegeven op 6 maart 2018;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 18 juli 2018;

Gelet op advies 64.350/1 van de Raad van State gegeven op 14 november 2018, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende dat de wet van 11 februari 2013 houdende organisatie van het beroep van vastgoedmakelaar aan de Koning de bevoegdheid toevertrouwt om de regels en de voorwaarden vast te leggen van de verzekering die een adequate risicodekking ten voordele van de ontvanger van de diensten geleverd door de vastgoedmakelaar, moet toelaten;

Overwegende dat het Beroepsinstituut van vastgoedmakelaars (hierna "het B.I.V.") op 1 januari 2016 een collectieve verzekeringsovereenkomst voor zijn leden heeft onderschreven op basis van de deontologische richtlijn van 14 september 2006 betreffende de burgerlijke beroepsaansprakelijkheidsverzekering en borgstelling hebbende tot voorwerp de artikelen 5 en 32 van de plichtenleer van het B.I.V.;

Overwegende dat die overeenkomst beantwoordt aan alle voorwaarden bepaald bij dit besluit;

Overwegende dat, op basis van een vaste interpretatie door het B.I.V. en de verzekeraar die deze collectieve verzekeringsovereenkomst heeft afgesloten, zowel de voornoemde deontologische richtlijn als de collectieve verzekeringsovereenkomst onderschreven door het B.I.V. de malafide praktijken van de vastgoedmakelaar dekken;

Overwegende dat het om de rechtszekerheid te waarborgen echter past het toepassingsgebied van de borgstelling te verduidelijken voor wat betreft de malafide praktijken;

Overwegende dat rekening gehouden werd met het advies van de Commissie voor Verzekeringen en dat de geformuleerde aanbevelingen voor het grootste deel gevolgd werden;

Overwegende dat de artikelen 3, 4, 8, alsook de artikelen 9, 10, 12 en 13 van dit besluit (die respectievelijk de artikelen 10, 11, 13 en 14 geworden zijn) werden aangepast op basis van dat advies;

Overwegende bovendien dat wat de anterioriteit betreft, de termijn van vijf jaar tot doel heeft zowel derden als de vastgoedmakelaars te beschermen en dat de praktijk ons leert dat die termijn geen belemmering vormt voor het sluiten van een verzekeringsovereenkomst, zowel met betrekking tot de beroepsaansprakelijkheid als de borgstelling;

Overwegende tenslotte de opmerking van de Commissie voor Verzekeringen over de uitsluitingen;

Overwegende dat de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen de beginselen vermeldt zoals de regels van risicovermindering en -verhoging, en een lijst van uitsluitingen alsook de beroepsmogelijkheden van de verzekeraar tegen de verzekerde voorziet; dat echter voor de duidelijkheid, en naar aanleiding van de opmerking van de Commissie voor Verzekeringen, in dit besluit wordt verwezen naar deze in de wet voorziene uitsluitingen;

Overwegende dat het bovendien nuttig geacht werd om een limitatieve lijst op te nemen met uitsluitingen die van toepassing kunnen zijn naast de uitsluitingen voorzien door de wet;

Overwegende dat rekening gehouden werd met het advies van de Raad van State en dat de geformuleerde aanbevelingen voor het grootste deel gevolgd werden;

Overwegende dat de tweede paragraaf van de artikelen 5 en 6 opgenomen in het ontwerp van koninklijk besluit dat voor advies werd voorgelegd aan de Raad van State die in de eerste paragraaf van elk artikel de gevallen vermeldden die gedekt moeten worden door het vastgelegde concept, geschrapt werd als gevolg van een opmerking van de Raad van State dat deze voorbeeldlijsten niet thuishoren in een koninklijk besluit; dat deze voorbeeldlijsten echter zouden kunnen opgenomen worden in de uitleg op de website van het B.I.V. of in een handleiding met uitleg;

Overwegende dat de Raad van State van oordeel is dat een wettelijke basis ontbreekt voor de bepalingen onder 2° en 3° van artikel 7; overwegende dat de Koning er in uitvoering van artikel 4, tweede lid, van de wet mee belast wordt de nadere regels en voorwaarden vast te leggen voor de verzekering die een voldoende dekking moet toelaten van het risico dat de eindgebruiker van de gepresteerde diensten loopt; overwegende dat artikel 7 betrekking heeft op het risico dat de vastgoedmakelaar loopt ingeval van diefstal of verduistering, malversatie, misbruik van vertrouwen of oplichting met betrekking tot zijn goederen in het kader van de uitoefening van zijn beroepsactiviteiten of die hem beroepshalve...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT