29 APRIL 2022. - Besluit van de Vlaamse Regering over de regeling voor de toekenning van sectorale investeringssubsidies aan cultuur- en jeugdinfrastructuur met bovenlokaal belang

Rechtsgronden

Dit besluit is gebaseerd op:

- het Programmadecreet van 18 december 2020 bij de begroting 2021, artikel 6, § 1, § 2, § 4, § 5 en § 6.

Vormvereisten

De volgende vormvereisten zijn vervuld:

- De Inspectie van Financiën heeft advies gegeven op 17 december 2021.

- De Raad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media heeft advies gegeven op 12 januari 2022.

- De Vlaamse Jeugdraad heeft advies gegeven op 2 februari 2022.

- De Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, heeft zijn akkoord gegeven op 14 februari 2022.

- De Raad van State heeft advies 71.199/3 gegeven op 1 april 2022, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

Juridisch kader

Dit besluit sluit aan bij de volgende regelgeving:

- verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard.

Initiatiefnemers

Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Buitenlandse Zaken, Cultuur, Digitalisering en Facilitair Management en de Vlaamse minister van Brussel, Jeugd en Media.

Na beraadslaging,

DE VLAAMSE REGERING BESLUIT:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:

  1. administratie: het Departement Cultuur, Jeugd en Media, vermeld in artikel 24, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie;

  2. cultuur- en jeugdinfrastructuur: onroerende accommodaties of roerende accommodaties die vast zijn door de bestemming ervan, bestemd voor activiteiten van een of meer sectoren binnen het jeugd-, kunst- en cultuurbeleid, vermeld in artikel 4, 1°, 3°, 4°, 5°, 7° en 8°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen;

  3. cultuur- en jeugdinfrastructuur met bovenlokaal belang: cultuur- en jeugdinfrastructuur waarin een of meer organisaties gehuisvest zijn die op die locatie een werking ontplooien die het lokale en het interlokale niveau duidelijk overstijgt;

  4. decreet van 18 december 2020: het Programmadecreet van 18 december 2020 bij de begroting 2021;

  5. integrale toegankelijkheid: de kwaliteit van een ruimte, omgeving, object en dienstverlening die het mogelijk maakt dat iedereen die ruimte, dat object of die dienstverlening op een gelijkwaardige en onafhankelijke manier kan bereiken, betreden, gebruiken en begrijpen;

  6. Inter: het agentschap Toegankelijk Vlaanderen, opgericht bij het decreet van 28 maart 2014 tot oprichting van het privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Toegankelijk Vlaanderen, in de vorm van een private stichting;

  7. interlokaal niveau: een of meer gemeenten;

  8. investeringssubsidie: een subsidie om cultuur- en jeugdinfrastructuur met bovenlokaal belang te bouwen, uit te breiden of te verbouwen;

  9. prioriteiten: de prioriteiten, vermeld in artikel 4;

  10. project: het infrastructuurproject waarvoor de investeringssubsidie wordt aangevraagd en al of niet wordt toegekend;

  11. sectorale investeringssubsidie: een subsidie als vermeld in artikel 6, § 4, van het decreet van 18 december 2020;

  12. subsidieaanvrager: de organisatie die als bouwheer de aanvraag indient voor de investeringssubsidie;

  13. subsidiebeslissing: de beslissing van de minister, vermeld in artikel 14, vierde lid.

    Art. 2. Conform artikel 6, § 1, van het decreet van 18 december 2020 en binnen de perken van de goedgekeurde begroting kan de Vlaamse Gemeenschap sectorale investeringssubsidies verlenen.

    De sectorale investeringssubsidies bedragen voor een of voor een combinatie van de prioriteiten:

  14. minimaal 10.000 euro voor jeugdinfrastructuur;

  15. minimaal 30.000 euro voor cultuurinfrastructuur;

  16. maximaal 500.000 euro voor cultuur- en jeugdinfrastructuur.

    Het maximale subsidiepercentage bedraagt 60% van de kosten die in aanmerking komen, vermeld in artikel 6.

    Art. 3. In dit artikel wordt verstaan onder:

    algemene groepsvrijstellingsverordening: verordening (EU) 651/2014: verordening

  17. (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard.

  18. Hostels: een toeristisch logies dat erkend is door Toerisme Vlaanderen als hostel binnen het kader van het decreet van 5 februari 2016 houdende het toeristische logies of als hostel in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad ligt en geregistreerd is als toeristisch logies bij het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

    De sectorale investeringssubsidies die op grond van dit besluit worden toegekend aan organisaties die een economische activiteit uitvoeren, worden beschouwd als staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Deze steun wordt verleend binnen de grenzen en de voorwaarden vermeld in de algemene groepsvrijstellingsverordening, met uitzondering van de steun aan hostels, die voorafgaandelijk wordt aangemeld bij de Europese Commissie.

    Conform de algemene groepsvrijstellingsverordening komen de volgende organisaties niet in aanmerking voor subsidiëring:

  19. organisaties ten aanzien waarvan er een bevel tot terugvordering uitstaat door een eerder besluit van de Europese Commissie waarbij de steun onrechtmatig en onverenigbaar is verklaard met de interne markt;

  20. organisaties die onderneming in moeilijkheden zijn als vermeld in artikel 2, 18., van de voormelde verordening.

    Sectorale investeringssubsidies kunnen pas aan hostels worden toegekend na definitieve goedkeuring van dit steunregime door de Europese Commissie.

    HOOFDSTUK 2. - Prioriteiten

    Art. 4. Tijdens de jaren 2022 tot en met 2026 wordt voor de sectorale investeringssubsidies prioriteit gegeven aan infrastructuuruitgaven ter bevordering van:

  21. duurzaamheid van cultuur- en jeugdinfrastructuur;

  22. veiligheid van cultuur- en jeugdinfrastructuur;

  23. integrale toegankelijkheid van cultuur- en jeugdinfrastructuur.

    Art. 5. In de uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap wordt een totaalbedrag per jaar ingeschreven voor de sectorale investeringssubsidies. De investeringssubsidies worden verdeeld tussen de verschillende subsidieaanvragers conform dit besluit.

    HOOFDSTUK 3. - Voorwaarden

    Art. 6. De volgende kosten komen in aanmerking voor sectorale investeringssubsidies:

  24. het ereloon voor de opstellers van het ontwerp, de kosten voor het plaatsen en het uitvoeren van de overheidsopdrachten en de kosten voor het toezicht. Die kosten worden beschouwd als algemene kosten van de opdracht en worden forfaitair vastgesteld op maximaal 15% van het bedrag van de raming van de goedgekeurde bouwwerken bij de toekenning van de subsidie;

  25. de kosten voor de uitvoering van de bouwopdracht, van een energieaudit of een toegankelijkheidsdoorlichting of andere specifieke studiekosten voor de gesubsidieerde maatregelen.

    De volgende werken, investeringen en kosten worden uitgesloten van subsidiëring:

  26. horecavoorzieningen;

  27. ...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT