27 SEPTEMBER 2020. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 september 2019, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de papier- en kartonbewerking, betreffende de arbeids- en loonvoorwaarden (1)

FILIP, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de bedienden van de papier- en kartonbewerking;

Op de voordracht van de Minister van Werk,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 5 september 2019, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de papier- en kartonbewerking, betreffende de arbeids- en loonvoorwaarden.

Art. 2. De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 27 september 2020.

FILIP

Van Koningswege :

De Minister van Werk,

N. MUYLLE

_______

Nota

(1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad :

Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.

Bijlage

Paritair Comité voor de bedienden van de papier- en kartonbewerking

Collectieve arbeidsovereenkomst van 5 september 2019

Arbeids- en loonvoorwaarden

(Overeenkomst geregistreerd op 18 september 2019 onder het nummer 153918/CO/222)

HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de bedienden die tewerkgesteld zijn in de ondernemingen die onder de bevoegdheid van het Paritair Comité van de bedienden van de papier- en kartonbewerking vallen.

Zij werd afgesloten in toepassing van en met respect voor het koninklijk besluit van 19 april 2019 tot uitvoering van artikel 7, § 1 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen en in toepassing van voormelde wet.

HOOFDSTUK II. - Wedden

A. Inleiding : Motivatie voor de ervaring als verhogingscriterium voor de lonen

Art. 2. De Europese richtlijn 2000 (2000/78/EG) en de omzetting ervan in Belgisch recht onder vorm van de antidiscriminatiewet van 25 februari 2003 vormen de context die de basis vormen voor de omvorming van de leeftijdsbarema's naar ervaringsbarema's.

Gelet op het voorstel van de vorige Minister van Werk om de leeftijdsbarema's om te vormen naar anciënniteitsbarema's en teneinde elke vorm van discriminatie te vermijden, werd door de sociale partners geopteerd voor het ervaringscriterium als baremiek verhogingscriterium.

Teneinde eventuele discriminaties die jongeren, vrouwen, recht op opleiding, vorming, werkzoekenden op de arbeidsmarkt, niet gebaremiseerd personeel, enz., zouden kunnen betreffen, te vermijden, opteren de sociale partners ervoor een aantal situaties gelijk te stellen: zowel bepaalde levens- als professionele ervaring kan een toegevoegde waarde betekenen voor het uitoefenen van een functie.

Deze vormen van ervaring dienen in rekening te worden gebracht bij de verloning.

Het in aanmerking nemen van verschillende levensperiodes die een uitgebreide ervaring voor de werknemer betekenen (of het nu om technische of menselijke competenties gaat), is bijgevolg een redelijk en geproportioneerd middel om aan de grote verscheidenheid in persoonlijke situaties van de werknemers binnen de sector tegemoet te komen en hen op gelijke basis te behandelen.

De ervaring wordt als verhogingscriterium in aanmerking genomen in de mate dat zij een toegevoegde waarde betekent voor de uitgeoefende functie.

Dit leidt ertoe dat de ervaring als verhogingscriterium in het begin van de carrière belangrijke stijgingen vertoont, vervolgens geleidelijker groeit om tenslotte tot nul te worden herleid. De waardering van de ervaring verschilt in functie van de baremieke categorieën.

De waardering van de ervaring leidt bijgevolg tot de definiëring van een ervaringscurve die rekening houdt met de leerfase binnen de functie, zowel binnen een professionele omgeving als binnen om het even welke gelijkwaardige ervaring.

B. Minimumwedden

Art. 3. De functies zijn in klassen ingedeeld op grond van de criteria vermeld onder artikel 3, § 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de beroepenclassificatie van 8 november 2013 (118596/CO/222 - koninklijk besluit van 19 september 2014 - Belgisch Staatsblad van 28 november 2014).

De instapleeftijd binnen de ervaringscurve wordt vastgesteld op 18 jaar. Deze instapleeftijd wordt ingegeven door het feit dat dit de normale instapleeftijd is voor een groot aantal functies en dat voor de overige functies die hogere studies vereisen, doorgaans aangevat op die leeftijd, voorzien is dat deze studies gelijkgesteld worden als ervaring.

Werknemers die over onvoldoende ervaring beschikken, hetgeen te wijten kan zijn aan een onvoltooide opleiding en voornamelijk voorkomt in de categorieën 1 en 2, krijgen een loon dat overeenstemt met het gebrek aan ervaring -1 of -2.

De minimummaandwedden worden per 1 juli 2019 als volgt vastgesteld :

Opgebouwde ervaringAantal jaren/Années d'expérience CAT. I CAT. II CAT. III CAT. IV EUR EUR EUR EUR -2 1 247,26 1 345,35 - - -1 1 302,84 1 405,74 - - 0 1 358,32 1 466,11 1 609,95 1 759,78 1 1 414,14 1 526,69 1 677,10 1 826,47 2 1 469,56 1 587,20 1 734,86 1 893,25 3 1 525,08 1 647,66 1 778,77 1 959,91 4 1 550,55 1 683,06 1 816,37 2 006,02 5 1 578,69 1 718,23 1 853,85 2 051,62 6 1 605,54 1 734,86 1 891,45 2 097,32 7 1 632,40 1 759,31 1 929,33 2 143,31 8 1 659,59 1 790,69 1 966,69 2 188,77 9 1 686,16 1 822,14 2 004,14 2 234,50 10 1 713,14 1 853,67 2 041,89 2 280,19 11 1 719,89 1 885,27 2 079,49 2 326,08 12 1 727,03 1 916,45 2 116,97 2 371,93 13 1 733,79 1 928,94 2 154,59 2 417,53 14 1 734,86 1 941,21 2 192,26 2 463,38 15 1 734,86 1 953,49 2 205,83 2 509,23 16 1 734,86 1 965,85 2 219,63 2 555,05 17 1 738,10 1 978,12 2 233,15 2 568,20 18 1 744,76 1 990,32 2 246,70 2 581,57 19 1 751,48 2 002,96 2 260,09 2 594,92 20 1 758,15 2 015,05 2 273,87 2 608,13 21 1 764,65 2 027,54 2 287,63 2 621,59 22 1 771,53 2 039,93 2 300,93 2 634,73 23 - - 2 314,62 2 647,92 24 - - 2 328,30 2 661,49 25 - - - 2 674,74 26 - - - 2 687,76

De sectorale baremieke verloning geschiedt conform de hierboven vermelde tabel tot het ogenblik dat het maximum aan ervaring wordt bereikt.

De verhogingen binnen eenzelfde curve gaan in tijdens de eerste maand volgend op de aanwerving van de betrokken werknemer.

C. Werkelijk uitbetaalde wedden

Art. 4. De werkelijke maandwedden van de bedienden worden op 1 januari verhoogd met de reële evolutie van de viermaandelijkse gemiddelde gezondheidsindex van december van het vorige jaar in verhouding tot de viermaandelijkse gemiddelde gezondheidsindex van juni van het vorige jaar.

De werkelijke maandwedden van de bedienden worden op 1 juli verhoogd met de reële evolutie van de viermaandelijkse gemiddelde gezondheidsindex van juni van het lopende jaar in verhouding tot de viermaandelijkse gemiddelde gezondheidsindex van december van het vorige jaar.

De minimum sectorale maandwedden van de bedienden worden met ingang van 1 december 2019 verhoogd met 25,6533 EUR per maand.

De sociale partners op ondernemingsvlak beschikken over een termijn die...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT