27 NOVEMBER 2022. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, wat betreft de onderzoekers, stagiairs en vrijwilligers

VERSLAG AAN DE KONING

Sire,

  1. ALGEMENE COMMENTAAR

    A. Inleiding

    De wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen werd gewijzigd door de wet van 21 augustus 2022, die tot doel heeft om de richtlijn 2016/801/EU van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van derdelanders met het oog op onderzoek, studie, stages, vrijwilligerswerk, scholierenuitwisseling, educatieve projecten of au-pairactiviteiten (herschikking) om te zetten (hierna: richtlijn 2016/801/EU).

    Deze richtlijn 2016/801/EU maakt deel uit van de maatregelen die de Europese Unie heeft genomen om de immigratie van de onderdanen van derde landen met economische doeleinden op haar grondgebied te vergemakkelijken en om in te zetten op kennismigratie binnen de Europese Unie.

    De richtlijn 2016/801/EU heeft betrekking op verschillende categorieën van vreemdelingen. In dit Koninklijk Besluit worden de uitvoerende maatregelen voor onderzoekers, stagiairs en vrijwilligers voorzien.

    De wet van 21 augustus 2022 zet richtlijn 2016/801/EU om in de Belgische rechtsorde voor wat betreft het luik "verblijf".

    Rekening houdend met de bevoegdheidsverdeling tussen de Federale Staat en de deelstaten voor wat de buitenlandse werknemers betreft, past onderhavige wet in het kader dat vastgelegd werd door:

    - het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018 tussen de Federale Staat, het Waals Gewest, het Vlaams Gewest, het Brussels-Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap met betrekking tot de coördinatie tussen het beleid inzake de toelatingen tot arbeid en het beleid inzake de verblijfsvergunningen en inzake de normen betreffende de tewerkstelling en het verblijf van buitenlandse arbeidskrachten, dat op 24 december 2018 in werking getreden is en

    - het samenwerkingsakkoord van 6 december 2018 tussen de Federale Staat, het Waals Gewest, het Vlaams Gewest, het Brussels-Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap houdende uitvoering van het voornoemd akkoord van 2 februari 2018.

    Dit akkoord van 6 december 2018 voorziet bijzondere regels die van toepassing zijn op bepaalde categorieën van werknemers, overeenkomstig de Europese richtlijnen die op hen van toepassing zijn. Sommige van deze regels vullen de regels in het kaderakkoord van 2 februari 2018 aan en andere regels wijken van dit kaderakkoord af, teneinde rekening te houden met het regime dat eigen is aan elke richtlijn.

    Wat de onderzoekers, stagiairs en vrijwilligers betreft, bevat het samenwerkingsakkoord van 6 december 2018 dus bijzondere regels die op hen van toepassing zijn, overeenkomstig richtlijn 2016/801/EU.

    Onderzoekers, stagiairs en vrijwilligers die komen voor een verblijf van meer dan 90 dagen, zullen worden onderworpen aan één enkele aanvraagprocedure.

    Bijgevolg zullen ze onderworpen worden aan de gecombineerde procedure "verblijf-werk" die vastgelegd werd door het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018. Dit akkoord bekrachtigt de één enkele aanvraagprocedure, voorzien door richtlijn 2011/98/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende één enkele aanvraagprocedure voor een gecombineerde vergunning voor onderdanen van derde landen om te verblijven en te werken op het grondgebied van een lidstaat, alsmede inzake een gemeenschappelijk pakket rechten voor werknemers uit derde landen die legaal in een lidstaat verblijven.

    Onderzoekers die in het kader van korte-termijnmobiliteit naar België komen, worden onderworpen aan een kennisgevingsprocedure.

    B. Wijzigingen

    Onderhavig Besluit heeft tot doel de wet van 21 augustus 2022 uit te voeren door de procedureregels te preciseren die van toepassing zijn op onderdanen van derde landen die als onderzoeker, stagiair of vrijwilliger in België wensen te verblijven of die daartoe gemachtigd zijn.

    Sommige van deze procedureregels vloeien voort uit bijzondere machtigingen die door de wetgever verleend worden, terwijl andere het resultaat zijn van de algemene uitvoeringsbevoegdheid vastgelegd in de Grondwet.

    Verschillende procedureregels worden voorzien, naargelang de duur van het verblijf en het soort verblijf.

    De toelating tot de arbeid en de machtiging tot verblijf worden door verschillende overheden en volgens verschillende procedures toegekend.

    De toelating tot arbeid en de machtiging tot verblijf worden volgens één enkele aanvraagprocedure afgegeven.

    Dit Besluit voorziet dus regels die vergelijkbaar zijn met de regels die voorzien worden voor de afgifte van de gecombineerde vergunning, daarbij rekening houdend met de specifieke kenmerken van het statuut van onderzoeker, stagiair of vrijwilliger.

    Wat onderzoekers betreft, worden enkel onderzoekers geviseerd die een gastovereenkomst hebben afgesloten met een in België erkende onderzoeksinstelling. Enkel in het kader van korte-termijnmobiliteit is de gastovereenkomst niet steeds nodig.

    De duur van het verblijf als onderzoeker hangt af van de toelating tot arbeid die door het bevoegde gewest wordt verleend. Hiervoor wordt gekeken naar de gastovereenkomst afgesloten tussen de onderzoeker en de in België erkende onderzoeksinstelling.

    De duur van de lange-termijnmobiliteit hangt af van het project waarvoor de onderzoeker naar België komt om er te werken voor een erkende onderzoeksinstelling in België. Ook hiervoor wordt gekeken naar de gastovereenkomst.

    Het ontwerp specifieert de in de wet van 21 augustus 2022 voorziene procedures en voorziet de documenten en bijlagen die aan betrokkene worden afgeleverd doorheen de procedure.

    Het Besluit voorziet ook bijzondere bewijsregels en preciseert dus de manier waarop de betrokkene het bewijs van bepaalde verblijfsvoorwaarden moet leveren. Deze regels hebben tot doel de procedure te vereenvoudigen en te vermijden dat betrokkene met een al te grote administratieve last geconfronteerd wordt.

    De vereiste gastovereenkomst, stageovereenkomst of vrijwilligersovereenkomst die door de betrokkene wordt voorgelegd, zal bijvoorbeeld het bewijs van het doel van het verblijf en de bestaansmiddelen vormen. Als tegenprestatie zal de bevoegde overheid er zich steeds van kunnen vergewissen of de betrokkene deze verblijfsvoorwaarden effectief vervult, door bijkomende documenten of inlichtingen te eisen.

  2. ARTIKELSGEWIJZE COMMENTAAR

    Artikel 1. De meeste bepalingen in dit ontwerp dragen bij tot de omzetting van de richtlijn 2016/801/EU.

    Art. 2. Dit artikel wordt aangevuld met de sleutelbegrippen die eigen zijn aan het statuut van onderzoeker, stagiair en vrijwilliger, zoals bepaald door de richtlijn 2016/801/EU.

    De vergunning voor onderzoeker bevat de vermelding "onderzoeker" of "mobiliteitsprogramma" voor onderzoekers die naar de Unie komen in het kader van een specifiek uniaal of multilateraal programma met mobiliteitsmaatregelen, of een overeenkomst tussen twee of meer erkende instellingen voor hoger onderwijs, bij "opmerkingen".

    De vergunning voor lange-termijnmobiliteit voor onderzoekers bevat de vermelding "onderzoekersmobiliteit" bij "opmerkingen".

    De vergunning voor stagiair bevat de vermelding "stagiair" bij "opmerkingen".

    De vergunning voor vrijwilliger bevat de vermelding "vrijwilliger" bij "opmerkingen".

    In de bepaling onder 4° worden de bewoordingen "gewestelijke overheid" gecorrigeerd naar "regionale overheid" in de Nederlandstalige versie. Dit is correcter aangezien ook de Duitstalige gemeenschap een bevoegde overheid is voor het toekennen van de toelating tot arbeid in het kader van de gecombineerde vergunning.

    Art. 3. Artikel 36 van richtlijn 2016/801/EU voorziet voor de lidstaat de mogelijkheid om van de betrokkenen te eisen dat ze voor de behandeling van hun aanvragen vergoedingen betalen.

    Deze mogelijkheid wordt voorzien in artikel 1/1 van de wet van 15 december 1980.

    Voor alle categorieën van werknemers werd het passend geacht om hetzelfde bedrag vast te leggen. Het gaat om hetzelfde bedrag dat ook aan andere vreemdelingen wordt opgelegd die om redenen van economische migratie naar België komen gelet op de gelijkaardige werklast en dus de gelijkaardige kost van de behandeling van de aanvraag door de administratie.

    De bestaande vrijstelling voor beursonderzoekers wordt net zoals bij studenten behouden. Bovendien wordt de vrijstelling ook toegepast voor beursonderzoekers die in kader van lange-termijnmobiliteit naar België komen.

    Art. 4. Het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018 en de wet van 21 augustus 2022 tot wijziging van de wet van 15 december 1980 voorzien dat de gecombineerde aanvraagprocedure door de onderdanen van derde landen via hun werkgever bij de bevoegde regionale overheid wordt ingediend.

    Deze procedure is bijzonder omdat ze de medewerking van de Dienst Vreemdelingenzaken en de regionale overheden vereist.

    De onderdanen van derde landen die als onderzoeker, onderzoeker binnen het kader van lange-termijnmobiliteit, stagiair of vrijwilliger voor een duur van meer dan negentig dagen in België willen verblijven, zullen hun aanvraag voor een toelating tot arbeid en een machtiging tot verblijf volgens de gecombineerde aanvraagprocedure moeten indienen. Artikel 1/2/1 wordt aangevuld om daarmee rekening te houden.

    Artikel 19 van het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018 voorziet dat de regionale overheid een beslissing moet nemen over de volledigheid en de ontvankelijkheid van de verblijfsaanvraag met het oog op werk. De regionale overheid controleert of de aanvrager alle vereiste documenten, die tegelijkertijd door de regionale wetgeving en de wet van 15 december 1980 voorzien worden, heeft voorgelegd.

    Voor zover de regionale overheid al een uitspraak heeft gedaan over de ontvankelijkheid van de aanvraag voorziet het artikel 1/2/1 bijzondere bepalingen met betrekking tot de beslissingen genomen door de Dienst Vreemdelingenzaken wanneer de onderdaan van een derde land de verschuldigde retributie niet of gedeeltelijk betaald heeft.

    Het bewijs van de betaling van de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT