26 NOVEMBER 2021. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, wat binnen een onderneming overgeplaatste personen betreft en wat artikel 69duodecies betreft

VERSLAG AAN DE KONING

Sire,

  1. ALGEMENE COMMENTAAR

    A. Inleiding

    De wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen werd gewijzigd door de wet van 31 juli 2020, met name om de richtlijn 2014/66/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen in het kader van een overplaatsing binnen een onderneming (hierna "richtlijn 2014/66/EU") om te zetten.

    Deze richtlijn 2014/66/EU maakt deel uit van de maatregelen die de Europese Unie heeft genomen om de immigratie van de onderdanen van derde landen met economische doeleinden op haar grondgebied te vergemakkelijken.

    Deze richtlijn 2014/66/EU heeft betrekking op binnen een onderneming overgeplaatste personen, onderdanen van een derde land die op het tijdstip van de aanvraag van een vergunning voor een binnen een onderneming overgeplaatste persoon buiten het grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie verblijven en die het voorwerp zijn van een overplaatsing binnen een onderneming.

    De richtlijn 2014/66/EU legt de voorwaarden vast voor hun toelating, zowel wat betreft het verblijf als het werk en voorziet procedurele garanties. Het doel is ervoor te zorgen dat de regels waaraan de binnen een onderneming overgeplaatste personen onderworpen worden, rechtvaardig en transparant zijn.

    De wet van 31 juli 2020 zet richtlijn 2014/66/EU om in de Belgische rechtsorde voor wat betreft het luik "verblijf".

    Rekening houdend met de bevoegdheidsverdeling tussen de Federale Staat en de deelstaten voor wat de buitenlandse werknemers betreft, past onderhavige wet in het kader dat vastgelegd werd door:

    - het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018 tussen de Federale Staat, het Waals Gewest, het Vlaams Gewest, het Brussels-Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap met betrekking tot de coördinatie tussen het beleid inzake de toelatingen tot arbeid en het beleid inzake de verblijfsvergunningen en inzake de normen betreffende de tewerkstelling en het verblijf van buitenlandse arbeidskrachten, dat op 24 december 2018 in werking getreden is en

    - het samenwerkingsakkoord van 6 december 2018 tussen de Federale Staat, het Waals Gewest, het Vlaams Gewest, het Brussels-Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap houdende uitvoering van het voornoemd akkoord van 2 februari 2018.

    Dit akkoord van 6 december 2018 voorziet bijzondere regels die van toepassing zijn op bepaalde categorieën van werknemers, overeenkomstig de Europese richtlijnen die op hen van toepassing zijn. Sommige van deze regels vullen de regels in het kaderakkoord van 2 februari 2018 aan en andere regels wijken van dit kaderakkoord af, teneinde rekening te houden met het regime dat eigen is aan elke richtlijn.

    Wat de binnen een onderneming overgeplaatste personen betreft, bevat het samenwerkingsakkoord van 6 december 2018 dus bijzondere regels die van toepassing zijn op de binnen een onderneming overgeplaatste personen, overeenkomstig richtlijn 2014/66/EU.

    Wat het procedurele niveau betreft, moet er een onderscheid worden gemaakt naar gelang het om binnen een onderneming overgeplaatste personen gaat, of binnen een onderneming overgeplaatste personen in het kader van korte- of lange-termijnmobiliteit.

    De binnen een onderneming overgeplaatste persoon en de binnen een onderneming overgeplaatste persoon in het kader van lange-termijnmobiliteit die komen voor een verblijf van meer dan 90 dagen, zullen worden onderworpen aan één enkele aanvraagprocedure, overeenkomstig richtlijn 2014/66/EU (art. 11.5).

    Bijgevolg zullen ze onderworpen worden aan de gecombineerde procedure "verblijf-werk" die vastgelegd werd door het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018. Dit akkoord bekrachtigt de één enkele aanvraagprocedure, voorzien door richtlijn 2011/98/EU.

    B. Wijzigingen

    Onderhavig ontwerp heeft tot doel de wet van 31 juli 2020 uit te voeren door de procedureregels te preciseren die van toepassing zijn op onderdanen van derde landen die als binnen een onderneming overgeplaatste personen in België wensen te verblijven of die daartoe gemachtigd zijn.

    Sommige van deze procedureregels vloeien voort uit bijzondere machtigingen die door de wetgever verleend worden, terwijl andere het resultaat zijn van de algemene uitvoeringsbevoegdheid vastgelegd in de Grondwet.

    Verschillende procedureregels worden voorzien, naargelang de duur van het verblijf en het soort verblijf.

    De toelating tot de arbeid en de verblijfsvergunning worden door verschillende overheden en volgens verschillende procedures toegekend.

    De toelating tot arbeid en de machtiging tot verblijf worden volgens één enkele procedure afgegeven.

    Dit ontwerp voorziet dus regels die vergelijkbaar zijn met de regels die voorzien worden voor de afgifte van de gecombineerde vergunning, daarbij rekening houdend met de specifieke kenmerken van het statuut van binnen een onderneming overgeplaatste personen.

    Een van de essentiële bijzondere kenmerken van het statuut van binnen een onderneming overgeplaatste personen is het tijdelijk karakter van dit statuut. De mogelijkheid om als binnen een onderneming overgeplaatste persoon te verblijven is beperkt in de tijd. Een onderdaan van een derde land zal gedurende een periode van maximum 1 jaar als stagiair en gedurende maximum 3 jaar als expert of leidinggevende op het grondgebied kunnen verblijven, in de hoedanigheid van een binnen een onderneming overgeplaatste persoon, en dit zelfs indien hij de andere verblijfsvoorwaarden vervult.

    Het ontwerp houdt daar, wat het bepalen van de toegestane duur van het verblijf betreft, rekening mee. In principe zal de binnen een onderneming overgeplaatste persoon gemachtigd zijn tot verblijf gedurende de volledige periode waarvoor hij gemachtigd is om te werken. De duur van de machtiging tot verblijf zal met andere woorden gelijk zijn aan de duur van de toelating tot arbeid.

    Het ontwerp voorziet ook bijzondere bewijsregels en preciseert dus de manier waarop de betrokkene het bewijs van bepaalde verblijfsvoorwaarden moet leveren. Deze regels hebben tot doel de procedure te vereenvoudigen en te vermijden dat de binnen een onderneming overgeplaatste persoon met een al te grote administratieve last geconfronteerd worden.

    De vereiste arbeidsvergunning die door de betrokkene wordt voorgelegd, zal bijvoorbeeld het bewijs van het doel van het verblijf en de bestaansmiddelen vormen. Als tegenprestatie zal de bevoegde overheid er zich steeds van kunnen vergewissen of de betrokkene deze verblijfsvoorwaarden effectief vervult, door andere documenten of inlichtingen te eisen.

    Ten slotte brengt het ontwerp technische wijzigingen aan die hoofdzakelijk tot doel hebben de rechtszekerheid of de interne samenhang van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 te verzekeren, door lacunes op te vullen, door materiële fouten te corrigeren of door te verzekeren dat de geldende regels met het Europees recht overeenstemmen.

  2. ARTIKELSGEWIJZE COMMENTAAR

    Artikel 1.

    De meeste bepalingen in dit ontwerp dragen bij tot de omzetting van de vermelde richtlijnen.

    Ze worden vermeld, overeenkomstig de verplichtingen voorzien in artikel 16 van richtlijn 2011/98/EU en in artikel 27 van richtlijn 2014/66/EU.

    Enkel de wijzigingen aan artikel 33, § 5, 1° en 2° van het besluit, worden in het kader van de richtlijn 2011/98/EU gedaan.

    Art. 2.

    Dit artikel wordt aangevuld met de sleutelbegrippen die eigen zijn aan het statuut van binnen een onderneming overgeplaatste personen dat door richtlijn 2014/66/EU georganiseerd wordt. In de bepaling onder 2° wordt om louter esthetische reden een wijziging doorgevoerd in de Nederlandstalige versie.

    Art. 3.

    Artikel 16 van richtlijn 2014/66/EU voorziet voor de lidstaat de mogelijkheid om van de betrokkenen te eisen dat ze voor de behandeling van hun aanvragen vergoedingen betalen.

    Deze mogelijkheid wordt voorzien in artikel 1/1 van de wet van 15 december 1980, zoals gewijzigd door de wet van 31 juli 2020 tot wijziging van de genoemde wet.

    Voor alle categorieën van werknemers werd het opportuun en passend geacht om hetzelfde bedrag vast te leggen. Voor de onderzoekers, seizoenarbeiders, de gewone werknemers en de hooggekwalificeerde werknemers geldt reeds het basisbedrag van de retributie. Dit wordt ook voor binnen een onderneming overgeplaatste personen het bedrag.

    Het eisen van de betaling van een bedrag lager dan het basisbedrag zou de retributie van zijn bestaansreden beroven, gelet op de administratieve kosten die verbonden zijn aan de behandeling van de aanvragen voor een vergunning voor een binnen een onderneming overgeplaatste persoon.

    Art. 4.

    Het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018 en de wet van 31 juli 2020 tot wijziging van de wet van 15 december 1980 voorzien dat de gecombineerde aanvraagprocedure door de onderdanen van derde landen via hun werkgever bij de bevoegde gewestelijke overheid wordt ingediend.

    Deze procedure is bijzonder omdat ze de medewerking van de Dienst Vreemdelingenzaken en de gewestelijke overheden vereist.

    De onderdanen van derde landen die als binnen een onderneming overgeplaatste persoon of als binnen een onderneming overgeplaatste persoon binnen in het kader van lange-termijnmobiliteit voor een duur van meer dan negentig dagen in België willen verblijven, zullen hun aanvraag voor een toelating tot arbeid en een machtiging tot verblijf volgens de gecombineerde aanvraagprocedure moeten indienen. Artikel 1/2/1 wordt aangevuld om daarmee rekening te houden.

    Artikel 19 van het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018 voorziet dat de gewestelijke overheid een beslissing moet nemen over de volledigheid en de ontvankelijkheid van de verblijfsaanvraag met het oog op werk. De gewestelijke overheid controleert of de aanvrager alle vereiste documenten, die tegelijkertijd door de gewestelijke wetgeving en de wet van 15 december 1980 voorzien worden, heeft voorgelegd.

    Voor zover de gewestelijke overheid...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT