26 JUNI 2020. - Koninklijk besluit nr. 39 tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 maart 1969 houdende vaststelling van de lijst van beroepsziekten die aanleiding geven tot schadeloosstelling en tot vaststelling van de criteria waaraan de blootstelling aan het beroepsrisico voor sommige van deze ziekten moet voldoen wegens COVID-19

VERSLAG AAN DE KONING

Sire,

Het koninklijk besluit waarvan wij de eer hebben aan uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, heeft als doel, op basis van de wet van 27 maart 2020 die machtiging verleent aan de Koning om maatregelen te nemen in de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19 (II), dringende maatregelen te nemen voor de werknemers in bedrijven van de cruciale sectoren en de essentiële diensten die hun beroepsactiviteiten hebben voortgezet zonder zich te kunnen houden aan de regels van social distancing of zonder te kunnen telewerken in de periode van 18 maart 2020 tot en met 17 mei 2020.

De toename van sociale contacten verhoogt het risico op besmetting, gezien de wijze van overbrenging van het virus. Daarom heeft de regering gekozen voor een lockdown van de bevolking en een aantal daarmee samenhangende maatregelen, zoals de sluiting van arbeidsplaatsen waar de regels van social distancing niet kunnen worden nageleefd, de sluiting van bepaalde handelszaken, maximaal gebruik van telewerk of het verbod op bepaalde evenementen. Deze maatregelen hebben tot doel de sociale interacties te verminderen om het risico op besmetting zoveel mogelijk te beperken.

Telewerk en social distancing zijn evenwel niet in alle sectoren mogelijk. Dit is met name het geval in bedrijven van de cruciale sectoren en de essentiële diensten, waar de voortzetting van de activiteiten werd toegestaan, ondanks het verhoogde risico op besmetting wegens voortzetting van deze activiteiten. Deze bedrijven zijn opgenomen in een bijlage bij het ministerieel besluit van 23 maart 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken. Het ministerieel besluit en de bijlage werden regelmatig aangepast aan de beslissingen van de Nationale Veiligheidsraad met betrekking tot de sectoren die hun activiteiten mogen voortzetten of hervatten.

Werknemers die in bedrijven van de cruciale sectoren en de essentiële diensten zijn blijven werken zonder zich te kunnen houden aan de regels van social distancing, liepen dus een groter risico op COVID-19.

De huidige wetgeving inzake beroepsziekten staat echter niet toe om alle werknemers te dekken in geval van besmetting met COVID-19. Enkel personeel dat zich bezighoudt met preventie, zorg, thuiszorg of laboratoriumwerk en andere beroepsactiviteiten in verzorgingsinstellingen waar een verhoogd infectierisico bestaat, kunnen erkend worden als lijdend aan een beroepsziekte (onder de code 1.404.03).

De Minister van Sociale Zaken heeft het Beheerscomité voor de beroepsziekten van Fedris dan ook gevraagd na te gaan of de lijst van de personen die in aanmerking kunnen komen voor schadeloosstelling wegens beroepsziekte na blootstelling aan COVID-19, kan worden uitgebreid en onder welke voorwaarden. De minister van Ambtenarenzaken heeft ook gevraagd om rekening te houden met personen die in de publieke sector werkzaam zijn.

Het Beheerscomité heeft dit bekeken en mogelijke uitbreidingen voorgesteld.

Dit besluit heeft dus tot doel tijdelijk, in het kader van de bij voornoemde wet van 27 maart 2020 toegekende bijzondere machten, een uitzonderingsregeling in te stellen om de erkenning van COVID-19 als beroepsziekte mogelijk te maken voor werknemers in bedrijven van de cruciale sectoren en de essentiële diensten die hun beroepsactiviteiten hebben moeten voortzetten zonder te kunnen telewerken en zonder zich te kunnen houden aan de regels van social distancing.

Het uitoefenen van een beroepsactiviteit in contact met andere mensen zonder dat social distancing kan worden gewaarborgd, brengt een specifiek risico op besmetting met zich mee. Dit risico bestaat niet voor de bevolking in het algemeen tijdens de lockdownperiode waarbij de sociale contacten tot een minimum worden beperkt, en evenmin voor werknemers die hun werk via telewerk of met inachtneming van de regels van social distancing verrichten.

Dit specifieke risico blijft bestaan zolang de algemene bevolking geen interpersoonlijke contacten heeft buiten die onder hetzelfde dak.

Aangezien vanaf 18 mei 2020 fase 2 van de exitstrategie ingaat, kan iedereen vanaf dan weer sociaal contact hebben. Vanaf 18 mei 2020 zal het dus niet meer mogelijk zijn aan te nemen dat de uitoefening van de in dit ontwerp bedoelde activiteiten leidt tot blootstelling aan COVID-19 die aanzienlijk hoger is dan die van de bevolking in het algemeen, of zelfs inherent is aan de uitgeoefende activiteit.

Daarom is de bij dit besluit ingevoerde dekking voor beroepsziekten beperkt in de tijd en bedoeld voor werknemers die in de periode van 18 maart 2020 tot en met 17 mei 2020 een beroepsactiviteit hebben uitgeoefend in bedrijven van de cruciale sectoren en de essentiële diensten, voor zover de ziekte wordt vastgesteld in de periode van 20 maart 2020 tot en met 31 mei 2020. De data 20 maart 2020 en 31 mei 2020 werden gekozen omdat ze de thans wetenschappelijk aanvaarde incubatietijd van de ziekte weerspiegelen, d.w.z. tussen 2 en 14 dagen na blootstelling aan het virus. Concreet betekent dit dat er niet meer dan 14 dagen mogen verstrijken tussen de datum van de laatste daadwerkelijke werkdag buitenshuis (d.w.z. niet telewerken) en het optreden van de ziekte.

Wat betreft het bewijs dat is voldaan aan de voorwaarden van blootstelling aan beroepsrisico's zoals geformuleerd in de bijlage bij het koninklijk besluit van 28 maart 1969, kan dit met alle wettelijke middelen worden aangebracht. Fedris zal, als socialezekerheidsinstelling, meewerken aan de bewijslast, zoals bij elk verzoek om erkenning van een beroepsziekte, door aan de aanvrager aan te geven welk bewijs van hem wordt verwacht, wanneer het verzoek niet meteen kan worden ingewilligd.

Fedris is namelijk gewoon om dossiers te onderzoeken waarbij de zeer concrete activiteiten op het werkveld van de werknemers in rekening dienen te worden gebracht. Met betrekking tot het bewijs dat het onmogelijk is om een afstand van 1,5 meter aan te houden in de contacten met andere mensen, zal Fedris op basis van een reeks aanwijzingen, afhankelijk van de aard van de activiteit, kunnen beoordelen in hoeverre de vastgestelde voorzorgsmaatregelen waarschijnlijk niet tot op de letter kunnen worden nageleefd. Een politiepatrouille die een interventie uitvoert, kan bijvoorbeeld moeilijk een afstand van 1,5 m in acht nemen.

Artikel 3 is noodzakelijk omdat de invoering van een nieuwe ziektecode op zich, gelet op de uitzonderlijke situatie, problemen voor de schadeloosstelling met zich mee kan brengen ten gevolge van het bestaan van specifieke bepalingen van de gecoördineerde wetten van 3 juni 1970:

- artikel 36, tweede lid, bepaalt: 'Wanneer de tijdelijke arbeidsongeschiktheid of het overlijden zich hebben voorgedaan voorafgaand aan de inschrijving van de ziekte op de in artikel 30 bedoelde lijst, dan kunnen de getroffene of zijn rechthebbenden aanspraak maken op schadeloosstelling vanaf de datum waarop de ziekte werd ingeschreven';

- artikel 52, vierde lid, bepaalt: '(...) In de gevallen van tijdelijke arbeidsongeschiktheid moeten de aanvragen evenwel worden ingediend, hetzij in de loop van de periode van tijdelijke arbeidsongeschiktheid, al dan niet onderbroken door een of meerdere periodes van werkhervatting, hetzij in de periode waarin de symptomen van de beroepsziekten aanwezig zijn.'.

De toepassing van deze bepalingen zou tot gevolg hebben dat:

- de schadeloosstelling voor tijdelijke arbeidsongeschiktheid pas zou kunnen ingaan vanaf de datum van inwerkingtreding van het koninklijk besluit tot opname van de nieuwe code in de lijst van beroepsziekten, op voorwaarde dat de betrokkene bij de indiening van de aanvraag nog steeds de ziektesymptomen vertoont;

- de schadeloosstelling als gevolg van overlijden pas zou kunnen beginnen vanaf de datum van inwerkingtreding van het besluit tot opneming van de nieuwe code in de lijst van beroepsziekten.

Aangezien het om een tijdelijke regeling gaat die door uitzonderlijke overwegingen wordt gerechtvaardigd, moet de toepassing van deze regels worden vermeden, zo niet verliest het voorstel grotendeels het beoogde nut. Omdat ze worden genomen in het kader van tijdelijke en voorlopige maatregelen van bijzondere machten, werd het bovendien...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT