24 JUNI 2020. - Bijzondere-machtenbesluit nr. 37 tot uitvoering van artikelen 2 en 5 van de wet van 27 maart 2020 die machtiging verleent aan de Koning om maatregelen te nemen in de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19 (II) tot ondersteuning van de werknemers

VERSLAG AAN DE KONING

Sire,

Het ontwerpbesluit dat wij de eer hebben voor te leggen ter ondertekening aan Uwe Majesteit beoogt :

-de mogelijkheid te openen om collectieve arbeidsovereenkomsten, zowel deze die in een paritair orgaan als deze die op ondernemingsvlak worden gesloten, te kunnen laten ondertekenen via een gekwalificeerde elektronische handtekening zoals hieronder uitgelegd. Deze mogelijkheid geldt ook voor andere akten zoals de opzeggingen van en de toetredingen tot een overeenkomst.

Gelet op het beoogde opzet van dit ontwerpbesluit, met name het creëren van de mogelijkheid om collectieve arbeidsovereenkomsten op een elektronische wijze af te sluiten, impliceert dit eveneens dat de vergaderingen van paritaire organen ook elektronisch zouden kunnen verlopen.

De mogelijkheid van het elektronisch vergaderen van paritaire organen zal mogelijk gemaakt worden via een (aparte) wijziging van het gewoon koninklijk uitvoeringsbesluit van 6 november 1969 tot vaststelling van de algemene regels voor de werking van de paritaire comités en paritaire subcomités.

Deze aanpassingen zijn bedoeld om te voorzien in het gebod van sociale afstand dat de autoriteiten hebben opgelegd sinds de verspreiding van de infecties die verband houden met COVID-19.

Deze maatregelen maken het voorwerp uit van hoofdstuk 1.

- ervoor te zorgen dat de tewerkstelling binnen de non-profitsectoren die gefinancierd wordt via de sociale en fiscale Maribel niet in het gevaar komt door de tijdelijke vermindering aan bijdrages die de COVID-19-epidemie met zich meebrengt.

Deze maatregelen maken het voorwerp uit van hoofdstuk 2.

- nadere modaliteiten vast te leggen wat betreft de schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst wegens tijdelijke overmacht als gevolg van de COVID-19-epidemie.

Als gevolg van de uitbraak van het coronavirus COVID-19 is het voor heel wat werkgevers en werknemers momenteel onmogelijk om de verbintenissen die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst na te leven.

Zo bv. zijn er bedrijven die hun activiteiten dienen te staken omdat zij de regels van social distancing niet kunnen garanderen. Daarnaast worden heel wat bedrijven ook geconfronteerd met een gebrek aan werk als rechtstreeks gevolg van de coronacrisis. Werknemers die tot een risicogroep behoren (bv. personen met een auto-immuunziekte) of die in contact zijn geweest met een besmette persoon, dienen dan weer verplicht in quarantaine te gaan en kunnen zich niet naar het werk begeven, ook als zij voor het overige arbeidsgeschikt zijn.

In de bovenvermelde situaties wordt de uitvoering van de arbeidsovereenkomst geschorst omwille van tijdelijke overmacht, zoals bedoeld in artikel 26 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.

Door de bijzondere aard van de huidige situatie en het groot aantal werknemers dat momenteel tijdelijk werkloos is (meer dan 1 miljoen personen) evenals het stilzwijgen van de voornoemde wet is het nodig om nadere regels met betrekking tot de toepassing van deze algemene schorsingsgrond te nemen.

De focus dient daarbij te liggen op de bescherming van de werknemers en op het maximale behoud van de tewerkstelling, zodat na het einde van de epidemie zo veel mogelijk werknemers terug hun normale job kunnen opnemen.

Deze nadere modaliteiten maken het voorwerp uit van de hoofdstukken 3 en 4.

- de uitvoering van het periodiek gezondheidstoezicht op de werknemers aan te passen tijdens de periode dat de dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus te beperken van toepassing zijn opdat de veiligheid en de gezondheid van de medewerkers van de interne en de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk die instaan voor de uitvoering van het gezondheidstoezicht en van de werknemers die dit gezondheidstoezicht moeten ondergaan, maximaal gewaarborgd wordt.

Deze aanpassing maakt het voorwerp uit van de hoofdstuk 5.

- enerzijds de sociaal inspecteurs van bepaalde sociale inspectiediensten bevoegd te maken om in de ondernemingen de naleving te controleren van de verplichtingen voorzien in het kader van de dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken, en anderzijds de niet-naleving in de ondernemingen te bestraffen met de sancties voorzien in het Sociaal Strafwetboek.

De betreffende verplichtingen voorzien in het kader van de dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken, zijn meer in het bijzonder deze i.v.m. de social distancing en het nemen en toepassen van passende preventiemaatregelen.

Inderdaad, overeenkomstig artikel 23 van het Sociaal Strafwetboek, mogen de sociaal inspecteurs bij de uitoefening van hun opdracht op elk ogenblik van de dag of van de nacht, zonder voorafgaande verwittiging, vrij binnengaan in alle arbeidsplaatsen of andere plaatsen die aan hun toezicht onderworpen zijn of waarvan zij redelijkerwijze kunnen vermoeden dat daar personen werken die onderworpen zijn aan de bepalingen van de wetgeving waarop zij toezicht uitoefenen.

Door het uitoefenen van deze bevoegdheid zijn de sociaal inspecteurs het best uitgerust om de naleving van de social distancing en van de passende preventiemaatregelen te kunnen controleren in de ondernemingen.

Door het aanduiden van sociaal inspecteurs om te zorgen voor deze controle in de ondernemingen, zullen de politieoverheden zich bijgevolg kunnen concentreren op de controle op de naleving van de andere dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken, en met name op de controle van de maatregelen opgelegd op de openbare weg en op openbare plaatsen.

Steeds meer ondernemingen hervatten hun activiteiten, een situatie die tot nieuwe besmettingshaarden kunnen leiden. Het is dan ook van essentieel belang dat de maatregelen die worden genomen om de verspreiding van het COVID-19-coronavirus te beperken, ook binnen de ondernemingen strikt worden nageleefd om een snellere uitweg uit de gezondheidscrisis mogelijk te maken;

De maatregelen in kwestie maken deel uit van de strijd tegen de verdere verspreiding van het coronavirus COVID-19 in de bevolking;

Dit is niet alleen een kwestie van de bescherming van het welzijn van de werknemers en van de volksgezondheid maar ook een kwestie van respect voor de openbare orde;

Ten slotte zijn de wetgevende bevoegdheden die worden toegekend door de wet van 27 maart 2020 die de Koning de bevoegdheid geeft om maatregelen te nemen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 (II) tegen te gaan, volwaardige en volledige bevoegdheden die moeten kunnen worden gehandhaafd door middel van administratieve, burgerrechtelijke of strafrechtelijke sancties.

De tweede voorgestelde wijziging beoogt om een incriminatie in het Sociaal Strafwetboek in te voegen om de niet-naleving in de ondernemingen van de verplichtingen voorzien in het kader van de dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken, te bestraffen met de sancties voorzien door het Sociaal Strafwetboek.

De wijzigingen aangebracht aan het Sociaal Strafwetboek maken het voorwerp uit van hoofdstuk 6.

De opmerkingen van de afdeling Wetgeving van de Raad van State in zijn advies nr. 67.527/1 van 9 juni 2020 en in zijn advies nr. 67.610/1 van 19 juni 2020 werden in overweging genomen. Specifieke uitleg wordt gegeven in de artikelsgewijze bespreking bij de artikelen van de hoofdstukken 1 en 6.

Artikelsgewijze bespreking

HOOFDSTUK 1. - Wijziging van de wet van 5 december 1968

betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités

Artikel 1

Dit artikel betreft de wijziging van artikel 2 § 1, tweede lid, van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités.

Teneinde het plaatsen van een gekwalificeerde elektronische handtekening op een overeenkomst, zowel deze gesloten in een paritair orgaan als deze gesloten op ondernemingsvlak, mogelijk te maken, werd de optie genomen om de elektronische handtekening die wordt gecreëerd door de elektronische identiteitskaart gelijk te stellen met de handgeschreven handtekening.

Deze gelijkstelling is slechts een formele verduidelijking en bevestiging van een bestaand rechtsfeit. Artikel 25, punt 2, van de Verordening (EU) nummer 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG bepaalt namelijk al dat een gekwalificeerde elektronische handtekening hetzelfde rechtsgevolg heeft als een handgeschreven handtekening.

Voortaan zijn zowel de elektronische handtekening geauthentificeerd door een elektronische identiteitskaart als de origineel geschreven handtekening geldig om een overeenkomst te ondertekenen.

Met betrekking tot de vormvoorwaarde onder artikel 16, 7°, van de wet, met name dat de overeenkomst de datum waarop de overeenkomst wordt gesloten, moet vermelden, moet men erop wijzen dat ingeval van een gekwalificeerde elektronische handtekening, de datum steeds de datum zal zijn die wordt vermeld in de overeenkomst, ongeacht het tijdstip waarop de ondertekenaars de elektronische handtekening daadwerkelijk hebben geplaatst.

Het is duidelijk dat de handtekeningen slechts op zijn vroegst op of na de datum van sluiting van de overeenkomst kunnen worden aangebracht, maar nooit vóór het sluiten van de overeenkomst.

Artikel 2

Deze wijziging beoogt de elektronische neerlegging van overeenkomsten, toetredingsakten tot een overeenkomst en de opzeggingen van een overeenkomst te regelen, naast de reeds sinds 1968 bestaande neerlegging op papier.

De neerlegging van een overeenkomst, toetreding of opzegging die werd ondertekend met de elektronische identiteitskaart, moet gebeuren op elektronische wijze op de door de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg op haar website gepreciseerde manier.

Benevens de introductie van het voormeld principe van...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT