23 APRIL 2018. - Gemeentedecreet

Het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt:

TITEL 1 - ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Toepassingsgebied

Dit decreet regelt de organisatie van de gemeenten van het Duitse taalgebied.

Art. 2. Definities

Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder:

  1. Wetboek: het Wetboek van de plaatselijke democratie en decentralisatie zoals van toepassing op het Duitse taalgebied;

  2. raad: de gemeenteraad of stadsraad;

  3. college: het gemeentecollege of stadscollege;

  4. directeurs: de directeur-generaal en de financieel directeur;

  5. fractie: de in artikel 40 vermelde, op dezelfde lijst gedurende de verkiezingen gekozen raadsleden die een fractie vormen waarvan de benaming die van voornoemde lijst is;

  6. fractie die de beginselen van de democratie niet in acht neemt: fractie die in het bijzonder bedoeld wordt in het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, in de in België rechtsgeldige aanvullende protocollen bij dat verdrag, in de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden en in de wet van 23 maart 1995 tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de Tweede Wereldoorlog door het Duitse nationaalsocialistische regime is gepleegd of de fractie(s) waarvan een lid de voormelde beginselen en wetgevingen niet naleeft en de fractie(s) waarvan een lid bestuurder van een vereniging was op het ogenblik van de feiten op grond waarvan ze veroordeeld werd wegens een strafbaar feit bepaald in de wet van 30 juli 1981 of in de wet van 23 maart 1995;

  7. onderwijspersoneel: het personeel vermeld in artikel 24 van de Grondwet;

  8. OCMW: openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn.

    Art. 3. Termijnen

    Alle, in dit decreet vermelde termijnen zijn uitgedrukt in kalenderdagen, behoudens andersluidende bepalingen.

    De vervaldag wordt meegerekend in de termijn. Als die dag op een zaterdag, zondag of feestdag valt, wordt hij verschoven naar de volgende werkdag.

    Als feestdagen in de zin van dit decreet gelden: 1 januari, carnavalsmaandag, paasmaandag, 1 mei, Hemelvaartsdag, pinkstermaandag, 21 juli, 15 augustus, 1, 2, 11 en 15 november, 25 en 26 december, alsook de bij decreet of bij besluit van de Regering vastgestelde dagen.

    Art. 4. Gelijkheid van de geslachten

    De verwijzingen naar personen in dit decreet gelden voor alle geslachten.

    Art. 5. Gemeentenamen

    De Regering bepaalt de schrijfwijze van de namen van de gemeenten en de gehuchten.

    Art. 6. Bevoegdheden

    Tot de bevoegdheden van de gemeenten behoren inzonderheid, onverminderd de taken die bij wet of decreet aan hen worden toevertrouwd:

  9. het beheer van de goederen en inkomsten van de gemeente;

  10. de vaststelling en de verrichting van de uitgaven van de gemeente die met geld van de gemeente moeten worden betaald;

  11. de leiding en uitvoering van de openbare werken die ten laste van de gemeente vallen;

  12. het beheer van de inrichtingen die aan de gemeente toebehoren, die op haar kosten worden onderhouden of die in het bijzonder voor gebruik door haar inwoners bestemd zijn.

    Art. 7. Classificatie

    Bij elke algehele vernieuwing van de raden brengt de Regering de in de artikelen 10, 43, 52 en 91 bepaalde classificatie van de gemeenten in overeenstemming met het bevolkingscijfer. Het aantal inwoners dat in overweging wordt genomen, is het aantal personen ingeschreven in het Rijksregister der natuurlijke personen die op 1 januari van het jaar van de algehele vernieuwing zijn hoofdverblijfplaats heeft in de betrokken gemeente.

    Uiterlijk op 1 mei van het jaar waarin de algehele vernieuwing van de raden plaatsvindt, maakt de Regering de bevolkingscijfers van de gemeenten bekend in het Belgisch Staatsblad.

    Art. 8. Gemeentebestuur

    Er is in iedere gemeente een gemeentebestuur, samengesteld uit de raadsleden, de burgemeester en de schepenen.

    De raadsleden en collegeleden die aftreden bij een algehele vernieuwing en de ontslagnemende leden blijven in functie tot de installatie van hun opvolgers heeft plaatsgehad.

    Onverminderd artikel 41, § 4, regelen de aftredende raad en het aftredende college de lopende zaken tot de installatie van hun opvolgers heeft plaatsgehad.

    TITEL 2 - Organisatie van de gemeente

    HOOFDSTUK 1 - Gemeenteraad of stadsraad

    Afdeling 1 - Wijze van aanwijzing en statuut van de raadsleden

    Art. 9. Verkiezing

    De raden worden om de zes jaar volledig vernieuwd.

    De raadsleden worden rechtstreeks gekozen door de kiezers van de gemeente.

    De raad wordt geïnstalleerd op de eerste maandag van de maand december na de verkiezingen. Als dat een feestdag is, wordt de raad geïnstalleerd op de eerstvolgende werkdag.

    Art. 10. Aantal leden

    De raad, met inbegrip van burgemeester en schepenen, bestaat uit:

    - 11 leden in gemeenten met 0 tot 2.999 inwoners;

    - 13 leden in gemeenten met 3.000 tot 3.999 inwoners;

    - 15 leden in gemeenten met 4.000 tot 4.999 inwoners;

    - 17 leden in gemeenten met 5.000 tot 6.999 inwoners;

    - 19 leden in gemeenten met 7.000 tot 8.999 inwoners;

    - 21 leden in gemeenten met 9.000 tot 11.999 inwoners;

    - 23 leden in gemeenten met 12.000 tot 14.999 inwoners;

    - 25 leden in gemeenten met 15.000 tot 19.999 inwoners;

    - 27 leden in gemeenten met 20.000 tot 24.999 inwoners;

    - 29 leden in gemeenten met 25.000 tot 29.999 inwoners;

    - 31 leden in gemeenten met 30.000 tot 34.999 inwoners;

    - 33 leden in gemeenten met 35.000 tot 39.999 inwoners;

    - 35 leden in gemeenten met meer dan 40.000 inwoners.

    De raad blijft uit het aantal leden bepaald in het eerste lid bestaan, zelfs wanneer een lid van het college niet uit zijn midden wordt gekozen.

    Art. 11. Afstand

    Elke gekozen kandidaat kan na de geldigverklaring van zijn verkiezing en vóór zijn installatie schriftelijk afstand doen van zijn mandaat. Die afstand wordt rechtsgeldig wanneer de raad ervan kennis heeft genomen.

    Art. 12. Onverenigbaarheden

    Een tot raadslid gekozen kandidaat die personeelslid van de gemeente is, die een met dat mandaat onverenigbaar ambt uitoefent, die deel heeft aan een onderneming of een beroep of ambacht uitoefent waarvoor hij van de gemeente een wedde of toelagen ontvangt, mag niet tot de eedaflegging worden toegelaten zolang de reden voor de onverenigbaarheid bestaat.

    Wanneer een gekozen kandidaat binnen een maand nadat het college hem daartoe aangemaand heeft het met het mandaat onverenigbaar ambt niet heeft neergelegd of geen afstand heeft gedaan van de door de gemeente betaalde wedde of toelage, wordt ervan uitgegaan dat hij het mandaat niet aanneemt.

    Art. 13. Verlies van het mandaat

    Een raadslid mag zijn ambt niet verder uitoefenen, wanneer het niet meer voldoet aan één van de verkiesbaarheidsvereisten.

    Het college stelt de raad en de betrokkene daarvan in kennis. Laatstgenoemde kan zijn verweermiddelen binnen een termijn van 14 dagen schriftelijk meedelen aan het college. Indien het college bij zijn standpunt blijft, neemt de raad het verlies van de verkiesbaarheidsvereiste(n) ter kennis en stelt de ontzetting uit het ambt van rechtswege vast. Hij leidt de procedure voor de vervanging van het betrokken lid in.

    De directeur-generaal bezorgt dat besluit aan de betrokkene. Tegen dat besluit kan binnen acht dagen na kennisgeving ervan beroep worden ingesteld overeenkomstig artikel 16 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State.

    Indien de betrokkene zijn ambt blijft uitoefenen hoewel hij, zelfs bij ontstentenis van enige kennisgeving, kennis heeft van de oorzaak van de ontzetting uit het ambt, is hij strafbaar met de straffen bepaald in artikel 262 van het Strafwetboek.

    Art. 14. Ontslag

    Het raadslid deelt zijn ontslag uit het ambt schriftelijk mee aan de raad. Deze neemt op zijn eerstvolgende vergadering kennis van het ontslag.

    Het ontslag wordt werkzaam de datum waarop de raad er kennis van genomen heeft. De directeur-generaal bezorgt dat besluit van de raad aan betrokkene. Tegen dat besluit kan binnen acht dagen na kennisgeving ervan beroep worden ingesteld op basis van artikel 16 van de gecoördineerde wetten van de Raad van State.

    Art. 15. Verloven

    § 1 - Het raadslid kan verlof nemen naar aanleiding van de geboorte of adoptie van een kind. Dat verlof duurt hoogstens twintig weken en eindigt uiterlijk twintig weken na de geboorte of adoptie van het kind.

    Bij een afwezigheid wegens ziekte van minstens zes maanden kan het raadslid verlof nemen tijdens de hele duur die door het medisch attest gedekt is.

    Dat verlof moet schriftelijk worden meegedeeld aan het college, met vermelding van de begin- en einddatum en, in voorkomend geval, vergezeld van het medisch attest.

    § 2 - Indien gebruik wordt gemaakt van de verloven bedoeld in paragraaf 1 gaat de raad over tot de vervanging van het raadslid voor de duur van het verlof indien de meerderheid van de leden van de fractie waartoe hij behoort, erom verzoekt.

    Het lid wordt vervangen door iemand van zijn lijst die als eerste gerangschikt is overeenkomstig artikel L4145-14 van het Wetboek, nadat de raad diens mandaat onderzocht heeft.

    Art. 16. Vergoedingen

    § 1 - De raadsleden krijgen geen wedde.

    Overeenkomstig de nadere regels vervat in het reglement van orde krijgen ze presentiegeld indien zij de vergaderingen van de raad en van de commissies bijwonen.

    Indien de voorzitter van de vergadering geen lid is van het college, ontvangt hij een dubbel presentiegeld per raadsvergadering die hij voorzit. Hij ontvangt geen andere voordelen of vergoedingen.

    De raad bepaalt het bedrag van het presentiegeld.

    Het presentiegeld bedraagt tussen 37,18 euro en 125 euro. Dat minimumbedrag en dat maximumbedrag zijn gekoppeld aan de spilindex 138.01.

    § 2 - De som van het presentiegeld van het raadslid en van de bezoldigingen en voordelen in natura die hij wegens zijn oorspronkelijke mandaat, zijn afgeleide mandaten en zijn openbare mandaten, functies en ambten van politieke aard zoals omschreven in artikel L5111-1 van het Wetboek krijgt, is gelijk aan of lager dan anderhalve keer de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT