22 SEPTEMBER 2021. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering ter uitvoering van artikel 21, eerste lid van de Nieuwe gemeentewet en tot vaststelling van de voorwaarden voor de toekenning van de eretitels aan de gemeentelijke mandatarissen

VERSLAG AAN DE BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE REGERING

Ter attentie van de leden van de Regering,

Dit ontwerp beoogt de uitvoering van artikel 21, eerste lid van de Nieuwe Gemeentewet gewijzigd bij artikel 11 van de ordonnantie van 17 juli 2020 omdat voortaan aan de Regering de bevoegdheid wordt verleend om de voorwaarden voor de toekenning van eretitels aan burgemeester, schepenen en gemeenteraadsleden vast te stellen.

Voor de toekenning van de eretitel van hun ambt aan burgemeesters, schepenen en gemeenteraadsleden heeft artikel 95 van de ordonnantie van 17 juli 2020 tot wijziging van de Nieuwe Gemeentewet (NGW) de wet van 10 maart 1980 opgeheven betreffende het verlenen van de eretitel van hun ambt aan de burgemeesters, aan de schepenen en aan de voorzitters van de raden van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn of van de gewezen commissies van openbare onderstand.

Het ontwerpbesluit bevat ook de modaliteiten voor het verlenen van de eretitel zoals vastgelegd in het koninklijk besluit van 30 september 1981 tot regeling van de modaliteiten voor het verlenen van de eretitels aan burgemeesters, schepenen en aan voorzitters van de raden van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn of van de gewezen commissies van openbare onderstand. Dit ontwerp heft dus het voormelde koninklijk besluit van 30 september 1981 op met betrekking tot burgemeesters, schepenen en gemeenteraadsleden.

De voornoemde federale wetgeving werd zoveel mogelijk vereenvoudigd en gesynthetiseerd en de voorgestelde artikelen bepalen zowel de voorwaarden voor het toekennen van eretitels aan gemeentelijke mandatarissen als de procedure.

Er werden overigens twee nieuwe elementen toegevoegd.

De eerste betreft de mogelijkheid om de eretitel toe te kennen aan de uittredende waarnemend burgemeester. Deze laatste is de schepen die de burgemeester die verhinderd is vervangt krachtens artikel 14bis van de Nieuwe gemeentewet en niet de schepen die af en toe de titelvoerende burgemeester vervangt wanneer deze afwezig is, hetzij om medische redenen, vakantie, reizen naar het buitenland, enz.

De voorwaarden voor toekenning verschillen tussen de aftredende titelvoerende burgemeester en de aftredende waarnemende burgemeester die nu in het ontwerpbesluit is geïntegreerd.

De aftredende titelvoerende burgemeester moet tien jaar het ambt van burgermeester hebben uitgeoefend, of zes jaar het burgemeestersambt alsook voorheen zes jaar een schepenambt hebben bekleed of twaalf jaar gemeenteraadslid zijn geweest. Voor de waarnemende burgmeester is de minimale ambtstermijn tien jaar alsook voorheen een schepenambt gedurende zes jaar of gemeenteraadslid gedurende twaalf jaar.

Het verschil in termijn is gerechtvaardigd voor zover het twee verschillende situaties zijn: de titelvoerende burgemeester wordt door de regering benoemd op voordracht van de meerderheid van de verkozenen op de lijst waarop hij ook stond, en van minstens de meerderheid van de verkozen raadsleden. Het waarnemend burgemeesterschap is daarentegen eigenlijk geen erkende titel en wordt enkel gebruikt als automatische toepassing van de bepalingen van de Nieuwe gemeentewet die in de vervanging door de eerstgekozen schepen voorzien (tenzij...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT