22 MEI 2019. - Ministerieel besluit tot vaststelling van de subsidiabele uitgaven in het kader van de subsidies toegekend door de Waalse Overheidsdienst Economie, Werk en Onderzoek inzake landbouwberoepsopleiding en tot wijziging van het ministerieel besluit van 28 januari 2016 betreffende de beroepsopleiding inzake landbouw

De Minister van Landbouw,

Gelet op verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad;

Gelet op verordening (EU) nr.1305/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad;

Gelet op Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1200/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad;

Gelet op Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard;

Gelet op het Waalse Landbouwwetboek, de artikelen D.4, D.11, D.13, D.14, D.101 tot D.104, D.107, D.108, D.109, § 3, D.110, D.113, D.114, D.241, D.242 en D.243;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 18 september 2008 ter uitvoering van het decreet van 12 juli 2001 betreffende de beroepsopleiding in de landbouw;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 28 januari 2016 houdende uitvoering van hoofdstuk II van Titel IV van het Waalse Landbouwwetboek betreffende de beroepsopleiding in de landbouw, inzonderheid op artikel 21, derde lid;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 1er maart 2019;

Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 25 april 2019;

Gelet op het overleg tussen de Gewestelijke regeringen en de Federale overheid, gepleegd op 18 april 2018;

Gelet op het advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit, gegeven op 3 april 2019;

Gelet op het rapport van 9 april 2019 opgesteld overeenkomstig artikel 4, 2°, van het decreet van 3 maart 2016 houdende uitvoering van de resoluties van de Vrouwenconferentie van de Verenigde Naties die in september 1995 in Peking heeft plaatsgehad en tot integratie van de genderdimensie in het geheel van de gewestelijke beleidslijnen voor de aangelegenheden geregeld krachtens artikel 138 van de Grondwet;

Gelet op het verzoek om adviesverlening binnen een termijn van dertig dagen, gericht aan de Raad van State op 10 april 2019, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet op het gebrek aan adviesverlening binnen die termijn;

Gelet op artikel 84, § 4, tweede lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973,

Besluit :

HOOFDSTUK I. - Voorwerp

Artikel 1. Dit besluit waarborgt de naleving van de bepalingen van de artikelen 1, 3 tot 10, 12, 13 en 21 van Verordening (EG) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard.

HOOFDSTUK II. - Algemene beginselen

Afdeling I. - Subsidiabiliteit van de uitgaven

Art. 2. Onverminderd artikel 21, paragraaf 3, van Verordening (EG) nr.702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard, hebben de uitgaven die in het kader van de subsidie in aanmerking worden genomen betrekking op volgende kosten :

  1. personeelskosten;

  2. werkingskosten;

  3. afschrijvingskosten.

    Art. 3. Alle vastgelegde lasten of uitgaven die aan de volgende beginselen voldoen, worden ten laste van de subsidie toegelaten :

  4. een rechtstreekse band hebben met het project waarvoor de subsidie wordt toegekend;

  5. legitiem en noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het gesubsidieerde project;

  6. de beginselen inzake zorgvuldig financieel beheer in acht nemen, met name inzake zuinigheid en de verhouding tussen kosten en efficiëntie, overeenkomstig het Wetboek van de inkomstenbelastingen;

  7. effectief en verricht zijn;

  8. het voorwerp zijn van een betaling door de begunstigde;

  9. geboekt worden in overeenstemming met de beginselen vermeld in Hoofdstuk 2, Titel 3, Boek III van het Wetboek van economisch recht;

  10. ondersteund worden door een bewijsstuk;

  11. verricht of vastgelegd worden tijdens de periode die door de subsidie wordt bestreken en betrekking hebben op een gebruik of prestatie tijdens die periode, en de betaling mag na die periode verricht worden, op voorwaarde dat deze betaling vóór de datum van de door de dienst uitgevoerde controle verricht is;

  12. voortvloeien uit een uitwisseling van goederen of diensten tussen de begunstigde en een of meerdere afzonderlijke rechtspersonen, mits hun relatie met de begunstigde geen risico van belangenconflict inhoudt;

  13. een verdeelsleutel van de uitgaven gebruiken die voldoet aan objectieve, realistische, concrete en naar behoren gemotiveerde criteria, wanneer eenzelfde uitgave ten laste gelegd wordt van meerdere projecten, ongeacht of zij al dan niet gesubsidieerd worden;

  14. de wetgeving inzake overheidsopdrachten in voorkomend geval naleven.

    Betaalde facturen of, wanneer het uitreiken van een factuur volgens de nationale belasting- en boekhoudregels niet relevant is, boekhoudstukken met gelijkwaardige bewijskracht, worden beschouwd als bewijsstukken in de zin van lid 1, 7°.

    Elk document dat wordt ingediend ter rechtvaardiging van het feit dat de boekingspost een getrouw beeld geeft van de werkelijkheid van de uitgevoerde transacties en in overeenstemming is met de geldende boekhoudwetgeving, wordt beschouwd als een boekhoudstuk met gelijkwaardige bewijskracht in de zin van lid 2.

    Het belangenconflict in de zin van lid 1, 9°, betreft de rechtstreekse of onrechtstreekse verwantschap, alsook de zakelijke relaties.

    In geval van risico op een belangenconflict, zoals bedoeld in lid 1, 9°, moet de begunstigde de verrichting eerst laten goedkeuren door de dienst.

    De begunstigde stelt de dienst in kennis van de overeenkomstig lid 1, 10°, goedgekeurde verdeelsleutel, waarvan de relevantie door de dienst of bij een controle van het Departement Inspectie beoordeeld wordt.

    Art. 4. In geen geval mogen forfaitair vastgelegde lasten of uitgaven of boetes en straffen ten laste van de subsidie worden toegelaten.

    Art. 5. De dienst en het Departement Inspectie controleren de correcte toepassing van de wetgeving inzake overheidsopdrachten.

    Art. 6. De voorgelegde last mag in geen geval reeds door een andere overheidsinstantie of een private derde zijn terugbetaald, noch ten laste ervan voor terugbetaling voorgelegd worden, noch worden gedekt door een product of voordeel van welke aard dan ook.

    Alle ontvangsten, opbrengsten of terugvorderingen in verband met de actie worden in mindering gebracht van de subsidiabele uitgaven.

    Worden vooraf in mindering gebracht van de lasten die bij de subsidie voorgelegd worden :

  15. elke terugvordering van kosten eigen aan de gesubsidieerde actie, met uitzondering van private giften;

  16. de financiële inkomsten die voortvloeien uit elke verrichting in het kader van de gesubsidieerde actie;

  17. de voordelen van welke aard dan ook die aan werknemers worden toegekend;

  18. elke vergoeding die uit een verzekeringsovereenkomst voortvloeit;

  19. elke herfacturering van lasten die bij de subsidie voorgelegd worden;

  20. elke kredietnota;

  21. inkomsten uit ondersteunende activiteiten.

    De uitzondering bedoeld in lid 3, 1°, wordt in aanmerking genomen voor zover die schenkingen in afzonderlijke opbrengstrekeningen of -subrekeningen geboekt worden en voor zover de schenkingsakte niet werd verricht door een entiteit of een persoon die met de begunstigde verbonden is.

    Het verband in de zin van lid 4 betreft de rechtstreekse of onrechtstreekse verwantschap, alsook de zakelijke relaties.

    Afdeling 2. - Rechtvaardigingsdossier

    Art. 7. § 1. Als bewijs van het gebruik van de subsidie stuurt elke begunstigde de volgende documenten naar de dienst :

  22. een door de begunstigde ondertekende verklaring op erewoord waarin staat dat de kosten die in het rechtvaardigingsdossier opgenomen zijn, niet dubbel worden gesubsidieerd en uitsluitend zijn gemaakt voor de uitvoering van de gesubsidieerde acties;

  23. een recapitulatieve afrekening vergezeld van een afschrift van de bewijsstukken, waarvan het origineel bij de begunstigde wordt bewaard en op verzoek van de dienst of van het Departement Inspectie beschikbaar is.

    De in lid 1, 2°, bedoelde originele stukken, alsmede een overzicht ervan en hun verband met de boekhouding van de begunstigde, worden gedurende tien jaar na de datum van vereffening van het saldo van de subsidie bewaard, met uitzondering van de stukken die betrekking hebben op investeringsgoederen, die gedurende vijftien jaar worden bewaard.

    In geval van beëindiging van zijn activiteiten ziet de begunstigde erop toe dat deze stukken worden bewaard volgens de door de dienst goed te keuren modaliteiten.

    § 2. In de in paragraaf 1, lid 1, 2°, bedoelde samenvattende afrekening vermeldt de begunstigde, met uitzondering van overheidsinstellingen, al zijn uitgaven, met inbegrip van de uitgaven gedragen...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT