22 AUGUSTUS 2020. - Koninklijk besluit houdende uitvoering van artikel 2, achtste lid, van de wet van 15 juli 2020 houdende diverse dringende fiscale bepalingen ten gevolge van de COVID-19 pandemie (CORONA III), met betrekking tot de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing

FILIP, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 15 juli 2020 houdende diverse dringende fiscale bepalingen ten gevolge van de COVID-19 pandemie (CORONA III), artikel 2, achtste lid;

Gelet op het koninklijk besluit van 16 november 1994 betreffende de administratieve en begrotingscontrole, artikelen 5 en 14;

Overwegende dat dit besluit alleen de elementen bepaalt die de belastingplichtige moet verstrekken voor een correcte toepassing van de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing en het dus op zich geen enkele impact heeft op de begroting;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, artikel 3, § 1;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid

Overwegende dat:

- artikel 2 van de wet van 15 juli 2020 houdende diverse dringende fiscale bepalingen ten gevolge van de COVID-19 pandemie (CORONA III) voerde een nieuwe vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing in om de door de COVID-19-pandemie getroffen bedrijven te ondersteunen;

- deze vrijstelling heeft alleen betrekking op de bedrijfsvoorheffing met betrekking tot de bezoldigingen voor de maanden juni 2020, juli 2020 en augustus 2020;

- de werkgevers moeten zo snel mogelijk over alle elementen beschikken die hen in staat stellen om de bij de wet voorziene vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing correct toe te passen, zodat deze maatregel een concreet effect heeft;

Dat dit besluit dus dringend moet worden getroffen;

Op de voordracht van de Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. De in artikel 2 van de wet van 15 juli 2020 houdende diverse dringende fiscale bepalingen ten gevolge van de COVID-19 pandemie (CORONA III) vermelde schuldenaars van bedrijfsvoorheffing moeten voor de periode waarin zij bezoldigingen hebben toegekend waarvoor zij een deel of het geheel van de verschuldigde bedrijfsvoorheffing niet in de Schatkist moeten storten, twee afzonderlijke aangiften in de bedrijfsvoorheffing overleggen volgens het in tweede en derde lid vermelde onderscheid.

De eerste aangifte in de bedrijfsvoorheffing heeft betrekking op de aan al de werknemers betaalde of toegekende bezoldigingen en moet de volgende specifieke vermeldingen bevatten :

  1. in het vak "belastbare inkomsten" : de door de werkgever voor die periode betaalde of toegekende belastbare bezoldigingen ;

  2. in het vak "verschuldigde bedrijfsvoorheffing" : de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT