21 DECEMBER 2022. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 juli 2004 betreffende de erkenning van havenarbeiders in de havengebieden die onder het toepassingsgebied vallen van de wet van 8 juni 1972 betreffende de havenarbeid (1)

VERSLAG AAN DE KONING

Sire,

Inleidende beschouwingen

Het ontwerp van koninklijk besluit dat U ter ondertekening wordt voorgelegd, heeft als doel tegemoet te komen en te remediëren aan de door de Raad van State in zijn arrest nr. 254.891 van 26 oktober 2022 tot vernietiging van het koninklijk besluit van 10 juli 2016 tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 juli 2004 betreffende de erkenning van havenarbeiders in de havengebieden die onder het toepassingsgebied vallen van de wet van 8 juni 1972 betreffende de havenarbeid opgeworpen bezwaren. Daarbij werd bovendien ook terdege rekening gehouden met de Europeesrechtelijke contouren binnen dewelke de Belgische regeling inzake havenarbeid in het algemeen en de erkenning van havenarbeiders in het bijzonder zich voortaan mogen manifesteren en welke waren getrokken door het Europees Hof van Justitie van de Europese Unie in zijn arrest van 11 februari 2021.

Het arrest van het Hof van Justitie en de beoordeling door het Grondwettelijk Hof en de Raad van State.

Het Grondwettelijk Hof had zich in haar arrest nr. 168/2021 van 25 november 2021 reeds uitgesproken over de conformiteit van de artikelen 1 en 2 van de wet van 8 juni 1972 betreffende de havenarbeid met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de vrijheid van handel en nijverheid. Ze overwoog hierbij o.a. het volgende:

"Het Hof van Justitie heeft in voormeld arrest van 11 februari 2021 geoordeeld dat de artikelen 49 en 56 van het VWEU zich niet verzetten tegen een nationale regeling op grond waarvan personen of ondernemingen die in een havengebied havenactiviteiten willen uitvoeren, waaronder ook activiteiten die geen verband houden met het laden en lossen van schepen in strikte zin, uitsluitend een beroep mogen doen op havenarbeiders die als zodanig zijn erkend overeenkomstig de voorwaarden en bepalingen die ter uitvoering van die regeling zijn vastgesteld, mits aan welbepaalde voorwaarden is voldaan."

"De verplichting om voor het verrichten van havenarbeid uitsluitend een beroep te doen op erkende havenarbeiders is onder meer ingegeven door de noodzaak om de veiligheid in de havengebieden te waarborgen en om arbeidsongevallen te voorkomen."

"Die voorwaarden en bepalingen dienen, aldus het Hof van Justitie, gebaseerd te zijn op objectieve, niet-discriminerende en vooraf kenbare criteria aan de hand waarvan havenarbeiders uit andere lidstaten kunnen aantonen dat zij in hun lidstaat van herkomst aan gelijkwaardige eisen voldoen als die welke voor binnenlandse havenarbeiders gelden, en er voorts geen sprake is van een beperkte pool van havenarbeiders die voor een dergelijke erkenning in aanmerking kunnen komen."

Wat de voorwaarden en bepalingen ter uitvoering van de wettelijke erkenningsverplichting betreft, sprak de Raad van State zich in haar arrest uit over het genoemde koninklijk besluit van 10 juli 2016.

De Raad van State oordeelt in haar arrest van 26 oktober 2022 het volgende: "In zoverre het criterium "behoefte aan arbeidskrachten" zou kunnen gerechtvaardigd worden in de mate daarmee wordt beoogd "op gerichte wijze" te voorzien in de behoeften aan gespecialiseerde arbeidskrachten in elk havengebied teneinde aldus (legitiem doel) de veiligheid in elk havengebied te waarborgen, belet zulks niet dat ook (de toepassing van) dit criterium de vereiste waarborgen moet kunnen bieden inzake objectiviteit, non-discriminatie en transparantie zodat het door de administratieve commissies die daarover oordelen niet op willekeurige wijze kan worden gebruikt."

De voorgestelde wijzigingen

De ontworpen regeling heeft tot doel om de veiligheid in elk havengebied te waarborgen. De veiligheid kan immers enkel gegarandeerd worden als er voldoende erkende havenarbeiders zijn om het werk uit te voeren. A contrario leidt dat tot de vaststelling dat dat niet het geval is wanneer er (structurele) tekorten aan erkende havenarbeiders zijn of dreigen te ontstaan.

De wijzigingen hebben daarnaast tot doel om de toepassing van dit criterium in de praktijk op een objectieve, niet-discriminerende en transparante te laten verlopen.

Daartoe worden onder meer volgende wijzigingen doorgevoerd, mede op basis van de concrete suggesties gedaan door de Raad van State in zijn advies van 7 december 2022:

  1. de beslissingen tot erkenning, alsook de beslissingen tot schorsing en intrekking van erkenningen van havenarbeiders worden voortaan genomen door ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg. De administratieve commissie zal bijgevolg niet meer optreden als beslissingsorgaan maar wordt nog wel geconsulteerd. Van alle leden van de commissie wordt bovendien de nodige deskundigheid vereist;

  2. er wordt duidelijk aangegeven op welke manier de behoefte aan arbeidskrachten wordt vastgesteld en met welke objectieve gegevens rekening wordt gehouden. Er wordt ook aangegeven welke instantie deze vaststelling doet en op welke manier hier publiciteit aan wordt gegeven;

  3. de procedurele waarborgen worden versterkt om een objectieve, niet-discriminatoire en transparante toepassing te verzekeren. Zo wordt er onder meer een maximumtermijn waarbinnen een erkenningsbeslissing moet worden genomen ingevoerd, worden de nadere modaliteiten inzake de aanvraag en beroepsprocedure geëxpliciteerd, dient de administratieve commissie een huishoudelijk reglement op te stellen;

  4. met de aanpassingen voorzien in het vernietigde koninklijk besluit uit 2016 werden reeds erkenningen buiten de pool mogelijk gemaakt. Dit wordt behouden in het voorliggend besluit, en er wordt bovendien bepaald dat de erkenning van havenarbeiders buiten de pool niet langer eindigt op de laatste dag van hun arbeidsovereenkomst, maar van rechtswege na 13 aaneensluitende weken geen havenarbeid te hebben uitgevoerd. In combinatie met de geldigheidsduur van de erkenningscriteria en het gebruik van de elektronische applicatie Portunus, leidt dit tot meer evenredigheid in de behandeling van beide categorieën havenarbeiders.

    Naar aanleiding van het opstellen van het onderhavige wijzigende koninklijk besluit moest bovendien in het bijzonder rekening worden gehouden met het gegeven dat het voormelde vernietigde koninklijk besluit van 10 juli 2016 welk het voormelde basisbesluit van 5 juli 2004 had gewijzigd, ook na 2016 opnieuw gewijzigd werd door een opvolgend koninklijk besluit van 26 juni 2020.

    Hierdoor dienden verschillende technisch-juridische wijzigingen te worden doorgevoerd, die voor de rest geen inhoudelijke wijzigingen aanbrengen.

    Een reeks artikels herstellen daarnaast ook bepalingen uit het vernietigde koninklijk besluit van 10 juli 2016, die niet in het bijzonder werden geviseerd door de uitspraken van de genoemde rechtscolleges.

    Vervolgens zorgt het ontworpen koninklijk besluit eveneens voor de nodige rechtszekerheid door de havenarbeiders die werden erkend op basis van het basisbesluit van 5 juli 2004 of wijzigingsbesluiten daarvan worden geacht van rechtswege erkend te zijn volgens de regels bepaald door dit besluit.

    In onderhavig koninklijk besluit, tot slot, worden bepaalde aangelegenheden verder geregeld door de sociale partners. De Raad van State voegde er in haar advies aan toe dat zij niet zeker was of bepaalde aangelegenheden wel via cao kunnen worden geregeld.

    De vraag of dergelijke bepalingen het voorwerp kunnen uitmaken van een CAO kan nochtans bevestigend beantwoord worden. Van wezenlijk belang hierbij is dat de wetgever aan het begrip "collectieve arbeidsovereenkomst" de ruimste betekenis heeft willen geven. Dit wordt met zoveel woorden aangegeven in de parlementaire voorbereiding en werd ook uitdrukkelijk erkend door de Raad van State in zijn advies m.b.t. het ontwerp van wet dat heeft geleid tot de CAO-wet van 5 december 1968.

    Het begrip "individuele en collectieve betrekkingen tussen werkgevers en werknemers" beperkt dus geenszins het voorwerp van de CAO tot de arbeidsrechtelijke materies die binnen de strikte relatie tussen werknemers en werkgevers thuishoren en waarbij de werknemer de persoon betreft die verbonden is door een arbeidsovereenkomst en de werkgever diegene betreft die arbeidscontractanten in dienst heeft. Dit begrip reikt veel verder dan het enge domein van de loon- en arbeidsvoorwaarden en dekt in feite alles wat rechtstreeks of onrechtstreeks verband houdt met de arbeidsrelatie. Aldus is geoordeeld dat ook in deze procedure die zich enkel beperkt tot de erkenning van havenarbeid in het kader van een werkgever-werknemersrelatie, van dit instrument kan worden gebruikt gemaakt om specifieke zaken te regelen, waarvoor de deskundigheid en de kennis van de sociale partners een meerwaarde levert en het instrument van de CAO een bijkomende adaptieve kracht oplevert. Er werd overigens (bijna) uitsluitend geopteerd voor het instrument van algemeen verbindend verklaarde CAO die dus onderworpen is aan een wettigheidscontrole.

    Ik heb de eer te zijn,

    Sire,

    Van Uwe Majesteit,

    de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar,

    De Minister van Werk,

    P.-Y. DERMAGNE

    RAAD VAN STATE

    afdeling Wetgeving

    Advies 72.652/1 van 7 december 2022 over een ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 juli 2004 betreffende de erkenning van havenarbeiders in de havengebieden die onder het toepassingsgebied vallen van de wet van 8 juni 1972 betreffende de havenarbeid

    Op 30 november 2022 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Werk verzocht binnen een termijn van vijf werkdagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 juli 2004 betreffende de erkenning van havenarbeiders in de havengebieden die onder het toepassingsgebied vallen van de wet van 8 juni 1972 betreffende de havenarbeid'.

    Het ontwerp is door de eerste kamer onderzocht op 6 december 2022. De kamer was samengesteld uit Marnix Van Damme, kamervoorzitter, Chantal Bamps en Wouter Pas, staatsraden, Michel Tison en Johan Put, assessoren, en...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT