21 AUGUSTUS 2022. - Wet tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, wat betreft de onderzoekers, stagiairs en vrijwilligers (1)

FILIP, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt :

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

Art. 2. Deze wet voorziet in de gedeeltelijke omzetting van richtlijn 2016/801 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van derdelanders met het oog op onderzoek, studie, stages, vrijwilligerswerk, scholierenuitwisseling, educatieve projecten of au-pairactiviteiten (herschikking).

HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen

Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 3. In artikel 1/1, § 2, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, ingevoegd bij de wet van 19 december 2014 en laatstelijk gewijzigd bij wet van 11 juli 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  1. de bepaling onder 9° wordt vervangen als volgt:

    "9° artikel 61/12;";

  2. de paragraaf wordt aangevuld met de bepalingen onder 15° tot 18°, luidende:

    "15° artikel 61/13/8;

    1. artikel 61/13/12;

    2. artikel 61/13/18;

    3. artikel 61/13/27.".

    Art. 4. In artikel 1/2 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 18 december 2016 en laatstelijk gewijzigd bij wet van 11 juli 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  3. in paragraaf 1, tweede lid, wordt de bepaling onder 12° vervangen als volgt:

    "12° artikel 10bis, §§ 4 tot 6;";

  4. paragraaf 1, tweede lid, wordt aangevuld met de bepalingen onder 15° tot 19°, luidende:

    "15° artikel 61/12;

    1. artikel 61/13/8;

    2. artikel 61/13/12;

    3. artikel 61/13/18;

    4. artikel 61/13/27.".

      Art. 5. In artikel 10bis van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 8 juli 2011 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 11 juli 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

    5. in paragraaf 5 worden de woorden "artikel 61/34" vervangen door de woorden "artikel 61/39 of artikel 61/48";

    6. paragraaf 5 wordt aangevuld met een lid, luidende:

      "Wanneer een familie echter al is gevormd of opnieuw is gevormd in een andere lidstaat van de Europese Unie, legt het familielid de volgende informatie en documenten voor:

    7. de geldige verblijfstitel afgeleverd door de eerste lidstaat;

    8. het bewijs dat hij in de hoedanigheid van familielid in de eerste lidstaat heeft verbleven.";

    9. paragraaf 6 wordt vervangen als volgt:

      " § 6. Paragraaf 2 is eveneens van toepassing op de in artikel 10, § 1, eerste lid, 4° tot 6°, bedoelde familieleden van de vreemdeling die met toepassing van artikel 61/13/3 of artikel 61/13/10 gemachtigd werd tot verblijf.

      Wanneer een familie echter al is gevormd of opnieuw is gevormd in een andere lidstaat van de Europese Unie, legt het familielid van de vreemdeling die met toepassing van artikel 61/13/10 gemachtigd werd tot verblijf, de volgende informatie en documenten voor:

    10. de geldige verblijfstitel afgeleverd door de eerste lidstaat;

    11. het bewijs dat hij in de hoedanigheid van familielid in de eerste lidstaat heeft verbleven.".

      Art. 6. In artikel 10ter van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet 15 september 2006 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 31 juli 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

    12. in paragraaf 2quater, eerste lid, worden de woorden "artikel 10bis, §§ 5 en 6" vervangen door de woorden "artikel 10bis, § 5";

    13. het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 2quinquies luidende:

      " § 2quinquies. In afwijking van paragraaf 2 wordt de beslissing over de aanvraag voor een machtiging tot verblijf van de in artikel 10bis, § 6, bedoelde familieleden ten laatste binnen negentig dagen volgend op de indiening van de aanvraag zoals in paragraaf 1 wordt gedefinieerd, ter kennis gebracht.

      Wanneer de aanvraag bedoeld in het eerste lid op hetzelfde ogenblik wordt ingediend als de aanvraag ingediend overeenkomstig artikel 61/12 of artikel 61/13/8, van de onderdaan van een derde land bij wie zij zich willen vervoegen, behandelt de minister of zijn gemachtigde deze aanvragen tegelijk.".

      Art. 7. In artikel 19 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 25 april 2007 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 24 februari 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

    14. in paragraaf 1 wordt tussen het derde en het vierde lid een lid ingevoegd, luidende:

      "De vreemdeling bedoeld in artikel 61/12 en die gebruik heeft gemaakt van zijn recht op lange-termijnmobiliteit in een andere lidstaat behoudt zijn recht op terugkeer zolang zijn Belgische vergunning voor onderzoeker geldig is.";

    15. het artikel wordt aangevuld met een een paragraaf 5, luidende:

      " § 5. Wanneer de onderdaan van een derde land die gebruikmaakt van het recht op mobiliteit, niet of niet langer voldoet aan de voorwaarden voor mobiliteit in de tweede lidstaat of indien de door de minister of zijn gemachtigde afgegeven vergunning tijdens de periode van mobiliteit in de tweede lidstaat is verstreken, beëindigd of ingetrokken, wordt de onderdaan van een derde land door de minister of zijn gemachtigde, op verzoek van de tweede lidstaat, zonder formaliteiten en onverwijld, toegelaten het Rijk opnieuw binnen te komen.

      De Koning kan bepalen:

    16. in welke gevallen een document aan deze onderdaan van een derde land wordt afgegeven;

    17. welk document in voorkomend geval wordt afgeleverd.".

      Art. 8. In artikel 61/1 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 11 juli 2021, wordt paragraaf 3 opgeheven.

      Afdeling 2. - Onderzoekers

      Art. 9. In titel II, hoofdstuk VI, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 21 april 2007, wordt een afdeling 1 ingevoegd die de artikelen 61/10 en 61/11 bevat, luidende:

      "Afdeling 1. Algemene bepalingen.".

      Art. 10. In artikel 61/10 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 21 april 2007, wordt paragraaf 1 vervangen als volgt:

      " § 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

    18. onderzoeker: de onderdaan van een derde land bedoel in artikel 37, 1°, van het samenwerkingsakkoord van 6 december 2018;

    19. erkende onderzoeksinstelling: de onderzoekinstelling bedoeld in artikel 37, 2°, van het samenwerkingsakkoord van 6 december 2018;

    20. onderzoek: het werk bedoeld in artikel 37, 8°, van het samenwerkingsakkoord van 6 december 2018;

    21. gastovereenkomst: de overeenkomst bedoeld in artikel 37, 3°, van het samenwerkingsakkoord van 6 december 2018;

    22. eerste lidstaat: de lidstaat bedoeld in artikel 37, 4°, van het samenwerkingsakkoord van 6 december 2018;

    23. tweede lidstaat: de lidstaat bedoeld in artikel 37, 5°, van het samenwerkingsakkoord van 6 december 2018;

    24. vergunning voor onderzoeker: de verblijfstitel bedoeld in artikel 37, 6°, van het samenwerkingsakkoord van 6 december 2018;

    25. vergunning voor lange-termijnmobiliteit voor onderzoekers: de verblijfstitel bedoeld in artikel 37, 7°, van het samenwerkingsakkoord van 6 december 2018;

    26. korte-termijnmobiliteit: het recht bedoeld in artikel 37, 9°, van het samenwerkingsakkoord van 6 december 2018;

    27. lange-termijnmobiliteit: het recht bedoeld in artikel 37, 10°, van het samenwerkingsakkoord van 6 december 2018.".

      Art. 11. Artikel 61/11 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 21 april 2007 en gewijzigd bij de wet van 4 mei 2016, wordt vervangen als volgt:

      "Art. 61/11. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op:

    28. de onderdanen van een derde land die verzoeken gemachtigd te worden of reeds gemachtigd zijn om meer dan negentig dagen op het grondgebied van het Rijk te verblijven in de hoedanigheid van onderzoeker verbonden door een gastovereenkomst met een erkende onderzoekinstelling;

    29. de onderdanen van een derde land die in een andere lidstaat van de Europese Unie een vergunning voor onderzoeker hebben gekregen en het Rijk willen binnenkomen om hier te verblijven en te werken in het kader van korte-termijnmobiliteit;

    30. de onderdanen van een derde land die in een andere lidstaat van de Europese Unie een vergunning voor onderzoeker hebben gekregen en het Rijk willen binnenkomen om hier te verblijven en te werken in het kader van lange-termijnmobiliteit, op basis van een gastovereenkomst met een erkende onderzoeksinstelling;

    31. de onderdanen van een derde land bedoeld in de bepalingen onder 1° en 2° die gemachtigd worden om in één van deze hoedanigheden in het Rijk te verblijven en er te werken;

    32. de onderdanen van een derde land die gemachtigd werden om in de hoedanigheid van onderzoeker in het Rijk te verblijven en te werken en die hun verblijf tijdelijk willen voortzetten teneinde werk te zoeken of een onderneming op te richten;

    33. de in artikel 10, § 1, eerste lid, 4° tot 6°, bedoelde familieleden van een onderzoeker die in een andere lidstaat van de Europese Unie gemachtigd werden tot verblijf als familieleden van deze onderzoeker voor zover zij zich bij deze vervoegen in het kader van korte-termijnmobiliteit.".

      Art. 12. In titel II, hoofdstuk VI, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 21 april 2007, wordt een afdeling 2 ingevoegd, luidende:

      "Afdeling 2. Vergunning voor onderzoeker.".

      Art. 13. In afdeling 2, ingevoegd bij artikel 12, wordt een onderafdeling 1 ingevoegd die de artikelen 61/12 tot 61/13/2 bevat, luidende:

      "Onderafdeling 1. - Bepalingen met betrekking tot de gezamenlijke procedure met de overheid die bevoegd is voor de tewerkstelling van buitenlandse werknemers.".

      Art. 14. Artikel 61/12 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 21 april 2007 en gewijzigd bij de wet van 25 april 2014, wordt vervangen als volgt:

      "Art. 61/12. § 1. De onderdaan van een derde land die, in de hoedanigheid van onderzoeker, meer dan negentig dagen op het grondgebied wenst te verblijven, dient een aanvraag in bij de bevoegde regionale overheid, in de vorm van een aanvraag voor een toelating tot arbeid.

      De aanvraag voor een toelating tot arbeid geldt als aanvraag voor machtiging tot verblijf in de hoedanigheid van onderzoeker.

      §...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT