20 DECEMBER 2022. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 november 2000 houdende oprichting en samenstelling van de organen die gemeenschappelijk zijn aan iedere federale overheidsdienst (of programmatorische overheidsdienst), het koninklijk besluit van 8 maart 2001 tot vaststelling van de voorwaarden voor het uitreiken van de bewijzen omtrent de taalkennis voorgeschreven bij artikel 53 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, het koninklijk besluit van 29 oktober 2001 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten en het koninklijk besluit van 2 oktober 2002 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de staffuncties in de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten

VERSLAG AAN DE KONING

Sire,

Het ontwerp van koninklijk besluit dat wij de eer hebben aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen stelt maatregelen voor om de reglementaire basis voor de mandaatfuncties bij de federale overheidsdiensten (FOD's en POD's) te uniformiseren.

De aangebrachte wijzigingen passen in het kader van een gefaseerd proces dat moet voldoen aan de behoefte om toptalent bij de federale overheid aan te trekken. De maatregelen in dit koninklijk besluit zijn toegespitst op het proces dat voorafgaat aan de aanstelling van de houders van mandaatfuncties.

  1. Managementfunctie

    (artikelen 1, 2, 3,5, 9, 11,12, 13, 16 en 21)

    In eerste instantie hergroepeert het koninklijk besluit, onder de titel van het koninklijk besluit van 29 oktober 2001 betreffende de aanduiding en de uitoefening van managementfuncties in de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten, alle mandaatfuncties die enerzijds in het koninklijk besluit van 29 oktober 2001 en anderzijds in het koninklijk besluit van 2 oktober 2002 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de staffuncties in de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten zijn opgenomen. Voortaan worden al die mandaatfuncties beschouwd als managementfuncties van de federale overheidsdiensten .

    De managementfuncties zijn in hiërarchische volgorde:

    1. de voorzitter van het directiecomité of de voorzitter;

    2. de managementfunctie -1;

    3. de managementfunctie -2.

    De federale overheidsdiensten voeren elk een opdracht van openbare dienstverlening uit die zich vertaalt in doelstellingen in de strategische en operationele plannen; die doelstellingen worden uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van de houders van managementfuncties (in de beheerdiensten en in de functionele diensten) bedoeld in het koninklijk besluit van 7 november 2000, aan wie de realisatie van die doelstellingen is toevertrouwd.(artikel 1)

    De activiteitsdomeinen, zoals omkadering van "Personeel en Organisatie", "Begroting en Beheerscontrole" of "Informatie- en Communicatietechnologie", moeten uitgeoefend worden in het kader van een mandaat voor een managementfunctie -1 die onderscheiden is van een mandaat voor een andere managementfunctie binnen de beheerdiensten van een federale overheidsdienst.

    Met het oog op efficiëntie en doeltreffendheid wordt aanbevolen om, wanneer de situatie van de federale overheidsdienst dat toelaat, de managementfuncties -1 in de functionele diensten tot een enkele managementfunctie -1 samen te voegen.

    Er kan door de Koning in overige aanvullende managementfuncties voorzien worden in het organogram, op voorstel van de betrokken minister en op voorwaarde dat de ministers van Ambtenarenzaken en van Begroting ermee akkoord gaan. Dit akkoord vindt plaats in het kader van de administratieve en begrotingscontrole uitgevoerd met betrekking tot het ontwerp van regelgeving.

    Die evolutie in de wijze waarop de mandaatfuncties worden geconcipieerd, berust op de vaststelling dat de uitoefening van die functies in de functionele diensten (staffuncties) vergelijkbaar is met die van de managementfuncties in de beheerdiensten, en dat daarvoor gelijkaardige vaardigheden en competenties zijn vereist opdat de federale overheidsdienst zijn opdracht van openbare dienstverlening perfect kan waarmaken.

    Om het algemeen belang zo goed mogelijk te dienen, bekleedt de houder van een managementfunctie een bijzondere positie en staat borg voor de toepassing en de naleving van de deontologische beginselen die met name zijn terug te vinden in de wet van 6 januari 2014 houdende de Deontologische code voor de openbare mandatarissen. Het toezien op de naleving van deze beginselen van professionele ethiek maakt integraal deel uit van het beroepsleven van iedere persoon op elk moment in zijn of haar loopbaanpad.

  2. De selectie

    De selectie van de kandidaten gebeurt op basis van de algemene regels die gelden voor de rekrutering en selectie van statutaire ambtenaren, behoudens afwijking of specifieke maatregel waarin het ontwerp van koninklijk besluit voorziet. Dat betekent dat de selectie plaatsvindt onder de verantwoordelijkheid van het Directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning, in voorkomend geval bijgestaan door externe experts.

    1. De toelaatbaarheidsvereisten

      (artikelen 4en 5)

      De kandidaten moeten voldoen aan de bepalingen inzake selectie en rekrutering die zijn opgenomen in het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel, bijvoorbeeld aan de vereiste dat men zijn burgerlijke en politieke rechten moet genieten.

      De sleutel tot efficiënt en doeltreffend management is dat de kandidaat voor een managementfunctie niet alleen generieke competenties en vaardigheden heeft om dit soort functie uit te oefenen, maar ook de specifieke competenties die aan de vacante managementfunctie zijn verbonden.

      In het bezit zijn van dergelijke competenties en vaardigheden is een belangrijke troef voor de kandidaat en zal, als hij mandaathouder wordt, van onschatbare waarde zijn om ervoor te zorgen dat de ontwikkeling van de personeelsleden adequaat is afgestemd op de behoeften van de betrokken federale overheidsdienst.

      Om beter tegemoet te komen aan die vereisten werden de toelaatbaarheidsvereisten voor de managementfunctie aangepast.

      Om toelaatbaar te worden verklaard voor een selectieprocedure moeten de kandidaten zowel houder zijn van een functie van niveau A, of kunnen deelnemen aan een vergelijkende selectie voor een functie van niveau A, alsook over het volgende beschikken, met name :

      • voor de functie van voorzitter van het directiecomité of voorzitter, een managementervaring van minstens acht jaar of een beroepservaring van minstens acht jaar, waarvan minstens drie jaar managementervaring en minstens drie jaar specifieke ervaring;

      • voor de andere managementfuncties (-1 en -2), een managementervaring van minstens zes jaar of een beroepservaring van minstens zes jaar, waarvan ministens twee jaar managementervaring en minstens twee jaar specifieke ervaring.

      Voor de telling van het aantal vereiste jaren beroepservaring kan een jaar dat al als managementervaring wordt aangerekend niet worden meegeteld als een jaar specifieke ervaring, als het de uitoefening van dezelfde functie in dezelfde periode betreft.

      Onder managementervaring wordt verstaan ervaring inzake beheer in een overheidsdienst of in een organisatie in de privésector. De term "beheer" omvat minstens het beheer van de middelen, de organisatie van de dienst en de externe relaties en gaat ervan uit dat er aan een team van minstens vijf personeelsleden leiding wordt gegeven..De jaren gepresteerd in de klassen A3, A4 en A5 worden gelijkgesteld met de jaren managementervaring.

      De specifieke ervaring heeft betrekking op een ervaring in de technische activiteitsdomeinen die verband houden met de vacante managementfunctie.

    2. De selectieprocedure

      (artikelen 6, 7, 8, 9 en 10) )

      De mondelinge proef op basis van een praktijkgeval dat verband houdt met de vacante managementfunctie vormt de centrale proef van de selectieprocedure. Ze wordt afgenomen door de selectiecommissie.

      Dit zijn de belangrijkste vernieuwingen die het koninklijk besluit invoert:

      1. Voorafgaande testen

        Voorafgaand aan de mondelinge proef worden de kandidaten die toelaatbaar zijn verklaard voor een managementfunctie onderworpen aan een reeks computergestuurde tests waarmee generieke competenties en persoonlijkheidskenmerken met betrekking tot management, leadership, enz. worden gemeten.

        De computergestuurde tests houden rekening met de drie niveaus waarin de managementfuncties op basis van de toegekende wegingsklasse zijn gegroepeerd.

        De computergestuurde tests zijn geen eliminerende tests.

        Indien er meer dan twintig kandidaten toelaatbaar werden verklaard tot een selectie voor een managementfunctie, en het daardoor moeilijk wordt om de selectie binnen een redelijke termijn te organiseren, kan de directeur-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning, met een gemotiveerde beslissing en na advies van de bevoegde instantie, voorafgaand aan de voornoemde computergestuurde tests een proef organiseren: deze voorafgaande proef is eliminerend.

        De beslissing om de eliminerende proef te organiseren wordt aan het dossier van de vergelijkende selectieprocedure toegevoegd.

        Het doel van de voorafgaande proef is het potentieel van de kandidaten te meten, met name door de evaluatie van hun vaardigheden aan de hand van tests die het redeneervermogen van de kandidaten meten. Deze redeneringstests zijn bijvoorbeeld bedoeld om zo goed mogelijk vast te stellen wat het potentieel functioneren is van de kandidaten in de managementfunctie waarvoor een selectieprocedure wordt gestart.

        In dat kader kunnen enkel kandidaten die voor de eliminerende proef zijn geslaagd de voormelde computergestuurde tests afleggen.

      2. Mondelinge proef

        Met de mondelinge proef voor de selectiecommissie worden zowel de specifieke competenties als de managementvaardigheden die voor de uitoefening van de vacante managementfunctie zijn vereist, beoordeeld.

        De selectiecommissie hoort de kandidaten die de bovengenoemde computergestuurde tests hebben afgelegd.

        Voorafgaand aan het horen van de kandidaten

        • hoort de selectiecommissie de vertegenwoordiger van de federale overheidsdienst of van de programmatorische federale overheidsdienst die door de overheid ad hoc is aangesteld over de specifieke kenmerken van de vacante functie ten aanzien van de betrokken federale overheidsdienst (of programmatorische federale overheidsdienst). Die laatste mag niet persoonlijk betrokken zijn bij de betreffende selectieprocedure.

        wordt de selectiecommissie door de directeur-generaal van het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling of zijn afgevaardigde op de hoogte gehouden van de resultaten voor de computergestuurde tests van elke kandidaat...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT