20 DECEMBER 2020. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 november 2019, gesloten in het Paritair Comité voor de socio-culturele sector, betreffende de organisatie van het recht op outplacement en opheffing van de collectieve arbeidsovereenkomsten van 7 oktober 2009, van 24 maart 2014 en van 15 juni 2015 (1)

FILIP, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de socio-culturele sector;

Op de voordracht van de Minister van Werk,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 18 november 2019, gesloten in het Paritair Comité voor de socio-culturele sector, betreffende de organisatie van het recht op outplacement en opheffing van de collectieve arbeidsovereenkomsten van 7 oktober 2009, van 24 maart 2014 en van 15 juni 2015.

Art. 2. De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 20 december 2020.

FILIP

Van Koningswege :

De Minister van Werk,

P.-Y. DERMAGNE

_______

Nota

(1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad :

Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.

Bijlage

Paritair Comité voor de socio-culturele sector

Collectieve arbeidsovereenkomst van 18 november 2019

Organisatie van het recht op outplacement en opheffing van de collectieve arbeidsovereenkomsten van 7 oktober 2009, van 24 maart 2014 en van 15 juni 2015 (Overeenkomst geregistreerd op 17 december 2019 onder het nummer 156007/CO/329)

HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers van de organisaties van de socio-culturele sector die ressorteren onder het bevoegdheidsgebied van het Paritair Comité voor de socio-culturele sector en die :

  1. ofwel hun maatschappelijke zetel in het Waalse Gewest hebben;

  2. ofwel hun maatschappelijke zetel in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest hebben en die erkend en/of gesubsidieerd zijn door de Franse Gemeenschap en/of de Franse Gemeenschapscommissie of die, naargelang het geval, moeten beschouwd worden als behorend tot de uitsluitende bevoegdheid van de Franse Gemeenschap, inclusief de uitoefening van de bevoegdheden overgeheveld naar het Waalse Gewest of naar de Franse Gemeenschapscommissie, omwille van hun activiteit of van hun organisatie;

  3. ofwel gesticht zijn als een organisatie (vereniging zonder winstoogmerk, stichting of internationale vereniging) van buitenlands recht en die hun werkingscentrum in het Waalse Gewest hebben.

Art. 2. Onder "werknemers" wordt verstaan : het personeel tewerkgesteld in de zin van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.

HOOFDSTUK II. - Juridisch kader, onderwerp en definitie van outplacement

Art. 3. Deze overeenkomst wordt gesloten ter uitvoering van :

- de wet van 5 september 2001 tot de verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers in hoofdstuk V;

- de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 82 van 10 juli 2002 betreffende het recht op outplacement voor werknemers van 45 jaar en ouder die worden ontslagen alsook van alle latere wijzigingen ervan, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, hierna "collectieve arbeidsovereenkomst nr. 82" genoemd;

- de wet van 26 december 2013 (wet betreffende de invoering van een eenheidsstatuut tussen arbeiders en bedienden inzake de opzeggingstermijnen en de carenzdag en begeleidende maatregelen), hoofdstuk 5 (diverse bepalingen), afdeling 3 (wijziging van de wet van 5 september 2001 tot de verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers) bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 31 december 2013;

- de wet van 7 april 2019 (wet betreffende de sociale bepalingen van de jobsdeal, hoofdstuk 4 (outplacement voor werknemers aan wiens arbeidsovereenkomst een einde komt doordat de werkgever zich beroept op medische overmacht) tot wijziging van de wet van 5 september 2001 tot verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers).

Deze overeenkomst heeft als doelstelling het recht op outplacement te organiseren voor :

§ 1. De werknemer wiens werkgever een einde heeft gesteld aan de arbeidsovereenkomst :

- mits de prestatie van een opzeggingstermijn of de betaling van een compenserende opzeggingsvergoeding verkregen overeenkomstig de bepalingen van de wet van 3 juli 1978 en van de artikelen 67 tot 69 van de wet van 26 december 2013 (wet betreffende de invoering van een eenheidsstatuut inzake de opzeggingstermijnen en de carenzdag en begeleidende maatregelen) van ten minste 30 weken;

- en die niet werd ontslagen om dringende reden,

heeft recht op een outplacementprocedure onder de voorwaarden waarin voorzien is in hoofdstuk III van deze overeenkomst.

§ 2. De werknemer wiens werkgever een einde heeft gesteld aan de arbeidsovereenkomst en die de leeftijd van 45 jaar heeft bereikt op het ogenblik waarop het ontslag wordt gegeven, die ten minste een jaar ononderbroken anciënniteit heeft, die niet werd ontslagen om dringende reden en die de procedure niet kan genieten die wordt bedoeld in hoofdstuk III van deze overeenkomst, heeft recht op een outplacementprocedure onder de voorwaarden waarin voorzien is in hoofdstuk IV van deze overeenkomst.

§ 3. De werknemer wiens arbeidsovereenkomst ten einde loopt door het feit dat de werkgever overmacht inroept in de zin van artikel 34, 1ste lid, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten heeft recht op een outplacementprocedure onder de voorwaarden waarin voorzien is in hoofdstuk V van deze overeenkomst.

Art. 4. De outplacementbegeleiding omvat het geheel van diensten en begeleidende adviezen die individueel of in groep worden verstrekt door een derde, hierna de dienstverlener genoemd, die hij hiertoe heeft afgevaardigd, teneinde het voor een werknemer mogelijk te maken om zelf en zo vlug mogelijk een baan te vinden bij een nieuwe werkgever of een beroepsactiviteit als zelfstandige te ontplooien. Wanneer een werkgever medische overmacht inroept om een einde te stellen aan de arbeidsovereenkomst, moeten de diensten en begeleidende adviezen worden aangepast aan een bediende die een gezondheidsprobleem heeft.

De dienstverlener handelt voor de rekening van een werkgever of van het sociaal fonds dat hij hiertoe heeft afgevaardigd.

Dit sociaal fonds is het fonds opgericht door de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 maart 1997 (overeenkomst geregistreerd onder het nummer 44409/CO/329, koninklijk besluit van 14 september 1997, Belgisch Staatsblad van 22 oktober 1997) tot oprichting van een "Fonds voor bestaanszekerheid van de socio-culturele sector van de Franse en Duitstalige Gemeenschappen" en tot vaststelling van de statuten ervan, en van alle latere wijzigingen ervan, gesloten in het Paritair Comité voor de socio-culturele sector, en waarvan de zetel gevestigd is te 1 000 Brussel, Saincteletteplein 13-15.

HOOFDSTUK III. - Voorwaarden voor outplacement - Aanvraagprocedure - Duur - Wet van 26 december 2013 eenheidsstatuut

Art. 5. Recht op outplacement

De werknemer wiens arbeidsovereenkomst door de werkgever beëindigd is :

- met een opzeggingstermijn of de betaling van een compenserende opzeggingsvergoeding verkregen overeenkomstig de bepalingen van de wet van 3 juli 1978 en de artikelen 67 tot 69 van de wet van 26 december 2013 (wet betreffende de invoering van een eenheidsstatuut tussen arbeiders en bedienden inzake de opzeggingstermijnen en de carenzdag en begeleidende maatregelen) van minstens 30 weken;

- en die niet is ontslagen om dwingende redenen,

heeft recht op een outplacementprocedure in het kader van afdeling 1 van hoofdstuk 5 van de wet van 5 september 2001 tot de verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers.

Afdeling 1. - Outplacement in het kader van artikel 11/6 van de wet van 5 september 2001 tot de verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers (beëindiging van de arbeidsovereenkomst met prestatie van een opzeggingstermijn)

Art. 6. Uiterlijk binnen 2 weken na het begin van de opzeggingstermijn, verzendt de werkgever een schriftelijke aanvraag voor outplacement naar het sociaal fonds voor de werknemer voor wie hij het initiatief moet nemen om outplacement aan te bieden.

De werkgever is verplicht om de ontslagen werknemer, voor wie hij op eigen initiatief een aanbod voor outplacement moet verstrekken, uiterlijk binnen 2 weken na het einde van de overeenkomst te informeren over de maatregel die ingevoerd wordt door deze overeenkomst.

Art. 7. § 1. Het sociaal fonds gaat na of de voorwaarden inzake outplacement, in het kader van artikel 11/6 van de wet van 5 september 2001 tot de verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers, vervuld zijn.

Als de werknemer aan de voorwaarden voldoet, doet het sociaal fonds schriftelijk een aanbod voor outplacement, in overeenstemming met de wet, aan de betrokken werknemer binnen een termijn van 2 weken na de ontvangst van de aanvraag van de werkgever door het sociaal fonds; hij brengt de werkgever hiervan op de hoogte.

Als, bij het verstrijken van de termijn van 2 weken na de ontvangst van de aanvraag van de werkgever, het sociaal fonds geen outplacementprocedure heeft voorgesteld aan de werknemer, richt deze laatste aan zijn werkgever een schriftelijke ingebrekestelling binnen een termijn van 4 weken.

Binnen een termijn van 2 weken na de ontvangst van de ingebrekestelling, brengt de werkgever per aangetekende brief het sociaal fonds op de hoogte dat over 2 weken beschikt om een aanbod voor outplacement te doen aan de werknemer; het sociaal fonds zendt binnen dezelfde termijn een kopie van dit...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT