19 DECEMBER 2014. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit van 20 december 2013 en diverse andere bepalingen in het licht van de overname van de dienst van de registratie- en erfbelasting

De Vlaamse minister van Begroting, Financiën en Energie,

Verslag aan de Vlaamse Regering

  1. ALGEMENE TOELICHTING

    Het voorliggend ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit van 20 december 2013 (kortweg BVCF).

    Het voorliggend ontwerp voorziet de codificatie en opheffing van volgende regelgevingen, van toepassing binnen het Vlaamse Gewest (chronologisch gerangschikt) :

    ohet koninklijk besluit van 31 maart 1936 houdende algemeen reglement van de successierechten, het laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 juli 2001, voor wat betreft het Vlaamse Gewest;

    o het koninklijk besluit van 11 januari 1940 betreffende de uitvoering van het Wetboek der Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 mei 2004, voor wat betreft het Vlaamse Gewest;

    o het koninklijk besluit van 18 juli 1972 betreffende de uitvoering der artikelen 117 en 120 Wetboek der Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 oktober 1985, voor wat betreft het Vlaamse Gewest;

    o het koninklijk besluit van 13 november 1978 tot uitvoering van de wet van 27 april 1978 tot bevordering van de bilaterale en multilaterale ruil van ongebouwde landeigendommen en bossen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 december 1979, voor wat betreft het Vlaamse Gewest;

    o het koninklijk besluit van 26 november 1980 tot regeling van de toepassingsmodaliteiten van artikel 482 van het Wetboek der Successierechten, voor wat betreft het Vlaamse Gewest;

    o het besluit van de Vlaamse Regering van 18 november 1997 betreffende de vrijstelling van successierechten voor familiale ondernemingen en familiale vennootschappen voor zover betrekking op overlijdens van voor 1 januari 2012;

    o het koninklijk besluit van 19 april 1999 tot vaststelling van de modaliteiten van de aandeelhouderschapsovereenkomst bedoeld in artikel 140ter, 3°, van het Wetboek der registratie, hypotheek- en griffierechten, voor wat betreft het Vlaamse Gewest;

    o het koninklijk besluit van 26 augustus 2003 houdende aanvullende regels betreffende de inbetalinggeving van kunstwerken ter voldoening van de successierechten, tot vaststelling van de nadere regels betreffende de betaling en de teruggave van de schattingskosten bedoeld in artikel 83-3 van het Wetboek der successierechten en in artikel 111, vijfde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van elk van de artikelen van de wet van 21 juni 2001 tot wijziging van de gevolgen voor de inkomstenbelastingen van schenkingen aan de Staat en tot wijziging van de regeling voor de afgifte van kunstwerken ter betaling van successierechten, voor wat betreft het Vlaamse Gewest;

    o het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2005 tot uitvoering van artikel 55ter en 55quater van het Wetboek der Successierechten, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2006;

    o het besluit van de Vlaamse Regering van 9 november 2007 betreffende de vorm van het attest tot het verkrijgen van kosteloze registratie in het kader van een brownfieldproject dat het voorwerp uitmaakt van een brownfieldconvenant;

    o het besluit van de Vlaamse Regering van 2 maart 2012 tot uitvoering van de artikelen 140quinquies en 140sexies van het Wetboek der Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten en de artikelen 60/4 en 60/5 van het Wetboek der Successierechten;

    o het ministerieel besluit van 9 maart 2000 betreffende de formulieren voor aangifte inzake successierechten, voor wat betreft het Vlaamse Gewest;

    o het ministerieel besluit van 30 januari 2004 houdende de werkwijze en de organisatie van de bijzondere commissie, belast onder meer met de schatting van kunstwerken voor de toepassing van sommige fiscale wetten, voor wat betreft het Vlaamse Gewest;

    o het ministerieel besluit van 20 april 2006 tot benoeming van de leden van de bijzondere commissie belast onder meer met de schatting van kunstwerken voor de toepassing van sommige fiscale wetten;

    o het ministerieel besluit van 25 april 2006 tot benoeming van de leden van de bijzondere commissie belast onder meer met de schatting van kunstwerken voor de toepassing van sommige fiscale wetten;

    o het ministerieel besluit van 5 oktober 2006 tot benoeming van de leden van de bijzondere commissie belast onder meer met de schatting van kunstwerken voor de toepassing van sommige fiscale wetten.

    Artikelen 1 tot en met 26 bevatten wijzigingsbepalingen aan allerhande regelgeving die noodzakelijk zijn in het licht van de opname van de regelgeving i.v.m. de erfbelasting en registratiebelasting in de VCF en BVCF. Hierbij werd gebruik gemaakt van de machtiging aan de Vlaamse Regering in artikel 4.6.0.0.2 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013.

    Voor wat artikel 9, artikel 10, artikel 19, artikel 22 tot en met artikel 25 en art. 40 betreft, gaat het om louter terminologische wijzingen of wijzigingen aangaande de kruisverwijzingen. Deze artikelen behoeven dan ook geen nadere artikelsgewijze toelichting.

    Het voorliggend ontwerp van besluit wijzigt verder artikelen, voegt artikelen toe of in, in de 7 titels van het BVCF, en volgt zo de structuur van de huidige VCF en het huidig BVCF zelf, zodat ook snel het geheel van de van toepassing zijnde rechtsregels kan teruggevonden worden.

    Artikel 27 bevat een wijziging aan de definitiebepaling van Titel 1 (inleidende bepalingen).

    Artikelen 28 tot en met 32 bevatten toevoegingen aan Titel 2 (de materieelrechtelijke bepalingen, op uitvoeringsniveau uiteraard).

    Artikelen 33 tot en met 37 bevatten invoegingen in Titel 3 (de procedurebepalingen, ook hier op het niveau van de uitvoerende macht).

    Net zoals bij de totstandkoming van het uitvoeringsbesluit Vlaamse Codex Fiscaliteit, waarvan de wijziging hier vooropstaat, en om tot een uniforme procedure te komen, werd in de voorbereiding van voorliggend ontwerp van besluit gewerkt volgens een vast stramien : per item werd nagegaan welke bepalingen relevant waren, welke bepalingen dienden gemoderniseerd te worden, welke bepalingen gelijkaardig waren bij de diverse belastingen (maar anders geformuleerd) en welke bepalingen echt verschillen opleverden. Vervolgens werd onderzocht of die verschillen konden worden weggewerkt of eigen waren aan de aard van de belasting. Dit heeft er uiteindelijk toe geleid dat voor heel wat bepalingen in het huidig BVCF reeds een bepaling bestaat. De eigenheid van de erfbelasting en de registratiebelasting maakt evenwel specifieke bepalingen noodzakelijk.

    De artikelstructuur in dit wijzigend besluit VCF is afgestemd op de VCF en het BVCF.

    Met het oog op de verlaging van de administratieve lasten ten aanzien van de burger worden de opgelegde formaliteiten zoveel mogelijk afgebouwd. Zo wordt bijvoorbeeld het gebruik van aangetekende zendingen geminimaliseerd.

    Bovendien zijn ook hier formulieren maximaal losgekoppeld van de betrokken regelgeving. Overeenkomstig artikel 13 van het decreet van 18 juli 2008 betreffende het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer met het oog op de toepassing van de regeling in kwestie werd de omschrijving van de te verstrekken gegevens opgenomen in de regelgeving.

    Artikel 38 bevat een aanvulling van Titel 5 (opheffingsbepalingen en overgangsmaatregelen).

    Artikel 39 vervangt de bijlage 2 (met concordantietabellen) van de BVCF door een nieuwe bijlage 2. De concordantietabellen dienen immers uitgebreid te worden met de bepalingen aangaande de erf- en registratiebelasting.

    De artikelen 41 en 42 regelen de inwerkingtreding en de uitvoering van het wijzigingsbesluit BVCF.

    De Raad van State merkt in haar advies 56.749/3 van 10 december 2014 met betrekking tot de bevoegdheid van het Vlaamse Gewest in randnummer 4 en 5 op dat er sprake was van een bevoegdheidsproblematiek in artikel 34 en 41 van het ontwerp.

    In artikel 34 van het ontwerp (ontworpen artikel 3.4.3.0.7, § 2, eerste lid, § 3, tweede lid, en § 4, vierde en vijfde lid van het uitvoeringsbesluit Vlaamse Codex) werden door het Vlaamse Gewest bepaalde verplichtingen op gelegd aan de federale instelling Deposito- en Consignatiekas. De Raad van State oordeelt dat het Vlaamse Gewest onbevoegd is om verplichtingen aan deze federale instelling op te leggen. Het artikel werd daarom aangepast (zie infra bij de artikelsgewijze toelichting).

    In artikel 41 van het ontwerp werden wijzigingen aangebracht aan het ministerieel besluit van 20 juni 2002 tot vaststelling van de retributies verschuldigd aan de ontvangers van de registratie voor het verstrekken van inlichtingen, getuigschriften, afschriften en uittreksels. De ontvangers van de registratie bedoeld in dit besluit betreffen evenwel federale ambtenaren. De Raad van State oordeelt dat het Vlaamse Gewest niet bevoegd is om retributies in te stellen voor prestaties die worden verricht door federale ambtenaren. Het ontworpen artikel 41 werd daarom uit de tekst gehaald (zie infra bij artikelsgewijze toelichting).

    De Raad van State merkt daarnaast bij haar onderzoek naar de rechtsgrond op dat in de aanhef een onvolledige opsomming werd gegeven van de bepalingen die rechtsgrond verlenen aan het ontwerp van besluit. Gelet daarop wordt de aanhef aangevuld met volgende bepalingen :

    * het Wetboek van 31 maart 1936 der Successierechten;

    * de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud;

    * het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden;

    * het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode;

    * het decreet van 6 juli 2001 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2001.

    Daarnaast wordt de opsomming van de bepalingen die rechtsgrond verlenen aan het ontwerp van besluit verder aangevuld met de specifieke artikelen waaraan de rechtsgrond wordt ontleend.

  2. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

    Hoofdstuk 1 tot en met hoofdstuk 8

    Art. 1 tot en met art. 8

    Deze artikelen betreffen wijzigingen in terminologie of...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT