16 JUNI 2022. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 26 december 2015 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder organisaties een financiële hulp kunnen genieten voor de aanwerving van personeel belast met de begeleiding van gerechtelijke maatregelen

VERSLAG AAN DE KONING

Sire,

Het koninklijk besluit dat ik U ter ondertekening voorleg beoogt de aanpassing van het koninklijk besluit van 26 december 2015 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder organisaties een financiële hulp kunnen genieten voor de aanwerving van personeel belast met de begeleiding van gerechtelijke maatregelen.

In het kader van de Zesde Staatshervorming is de bevoegdheid voor de organisatie, de werking en de opdrachten van de justitiehuizen naar de Gemeenschapen overgeheveld. De federale Staat heeft evenwel de bevoegdheid behouden om subsidies toe te kennen aan gemeenten, aan provincies, aan intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, aan verenigingen zonder winstoogmerk en aan stichtingen van openbaar nut voor de begeleiding van een dienstverlening, een werkstraf, een opleiding of behandeling in het kader van een gerechtelijke maatregel.

Door de wet van 20 december 2016 houdende diverse bepalingen in sociale zaken is in artikel 69, eerste lid, 4°, van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen, de mogelijkheid toegevoegd om "een toelage voor de uitvoering van een opdracht" toe te kennen. Huidig voorstel tot wijziging van de reglementering wil vooreerst nadere uitvoering geven aan de subsidiëring voor de uitvoering van een opdracht.

Verder wil het voorstel tegemoetkomen aan de realiteiten waarmee de Gemeenschappen in het kader van de tenuitvoerlegging van straffen en maatregelen geconfronteerd worden. Dit veronderstelt een blijvende samenwerking tussen de federale Staat en de Gemeenschappen. Een samenwerkingsprotocol ondertekend op 6 juni 2016 voorziet dat de Gemeenschappen instaan voor het beheer van de subsidiedossiers, voor rekening van de federale Staat.

Deze tekst wil de samenwerking op vlak van toekenning, aanwending en controle van de subsidie optimaliseren, en nader bepalen onder welke voorwaarden "voor de uitvoering van een opdracht" een subsidie mogelijk is. Daarbij wordt ruimte gelaten aan de Gemeenschappen om, binnen hun bevoegdheid, hun eigen accenten te leggen op vlak van methodiek en samenwerking met de gesubsidieerde partners. Betrachting is er voor te zorgen dat de straffen en maatregelen zo kwalitatief mogelijk ten uitvoer gelegd kunnen worden.

Volgend op het advies van de Raad van State onder de randnummers 3 en 4 werden de initieel vermelde rechtsgronden uitgebreid en werd tevens de verwijzing naar de impactanalyse van de regelgeving gewijzigd.

Overeenkomstig het koninklijk besluit van 16 november 1994 betreffende de administratieve en begrotingscontrole, is de ontwerptekst voor advies voorgelegd aan de Inspectie van Financiën en voor akkoord aan de Staatssecretaris van Begroting.

De tekst werd voor akkoord voorgelegd op de Ministerraad van 18 maart 2022.

De tekst werd ook voor advies voorgelegd aan de Ministeriële Conferentie Justitiehuizen van 9 december 2021.

Tevens is het ontwerp aan de Raad van State voorgelegd voor advies binnen de dertig dagen.

Toelichting bij de artikelen

Artikel 1.

Dit artikel beoogt het opschrift van het koninklijk besluit van 26 december 2015 aan te passen aan artikel 69, eerste lid, 4°, en artikel 69bis van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen, gelet op de wijzigingen aangebracht bij wet van 25 december 2016.

Art. 2.

Dit artikel beoogt nader te omschrijven wat onder "uitvoering van een opdracht" en "uitvoeringsdienst" dient verstaan. Aanvullend bij de subsidiëring van personeel dat voor de begeleiding van een werkstraf, dienstverlening, opleiding of behandeling wordt ingezet ("begeleidingsdiensten"), kunnen voortaan ook initiatieven die de bijstand aan daders optimaliseren een toelage krijgen ("uitvoeringsdiensten"). Hierbij kan de financiering van coördinatieopdrachten, van initiatieven op vlak van registratie- en informaticasystemen, van onderzoeksopdrachten en pilootprojecten overwogen worden.

Met het oog op vereenvoudiging worden de begrippen "bestemmingsbeginsel", "in aanmerking komende uitgaven" en "opportuniteitsbeginsel" in de tekst geschrapt. Deze principes zijn algemene beginselen die hoe dan ook in acht te nemen zijn en niet vermeld hoeven te worden.

Art. 3.

Dit artikel beoogt de tekst aan te passen aan de mogelijkheid om niet enkel een begeleidingsdienst maar ook een uitvoeringsdienst te subsidiëren. De verplichting om een overeenkomst voor een periode van vier af te sluiten wordt gewijzigd in een periode van één tot vier jaar. De overeenkomst bevat de verplichtingen van de organisatie en de doelstellingen waartoe de dienst zich verbindt. De Minister bepaalt hiervoor de nadere regels: het ministerieel besluit van 26 december 2015 zal vervangen worden door een aangepast besluit.

Volgend op het advies van de Raad van State onder de randnummers 6.1. tot 6.3 werd het tekstvoorstel uitgebreid teneinde tegemoet te komen aan de opmerkingen van de Raad van State. De delegatiebevoegdheid aan de Minister werd precies en beperkt beschreven. Een aantal bepalingen die initieel waren opgenomen in het ontwerp van ministerieel besluit `tot uitvoering van het koninklijk besluit van 26 december 2015 houdende de voorwaarden waaronder organisaties een financiële toelage kunnen genieten voor de uitvoering van een opdracht of voor de aanwerving van personeel belast met de begeleiding van gerechtelijke maatregelen, bedoeld in artikel 69, eerste lid, 4°, zesde en zevende lid en artikel 69bis van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen', dat gelijktijdig ter advies aan de afdeling Wetgeving werd voorgelegd, werden nu opgenomen in het koninklijk besluit. Op deze wijze wordt tegemoet gekomen aan de terechte bezorgdheid van de Raad van State dat de delegatie die door voorliggend ontwerp aan de Minister werd gegeven te ruim was en zijn alle elementen die meer dan een bijkomstig of detailmatig karakter hebben, opgenomen in het voorliggend ontwerp zelf.

Art. 4.

Dit artikel beoogt schrapping van het woord "forfaitair" gezien dit de optimale aanwending van een globale financiële enveloppe verhindert. Uit de praktijk blijkt dat, als elke kost per VTE geplafonneerd wordt, de enveloppe zeer vaak niet in zijn totaliteit kan worden gebruikt, wat dient verholpen gezien zelfs indien de toelage in zijn geheel aangewend wordt dit niet toelaat om alle kosten ten laste van de organisaties te dekken. Dit belet niet dat de organisaties steeds de vooropgestelde normen moeten in acht nemen.

Art. 5.

Dit artikel beoogt een aanpassing van artikel 5, 1°, van de wet van 6 december 2005 betreffende de opmaak en financiering van de actieplannen inzake verkeersveiligheid, zoals gewijzigd bij wet van 25 december 2016.

Art. 6.

Er wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 4.

Art. 7.

Dit artikel beoogt een herformulering van artikel 6 om voor wat de toelage betreft een onderscheid te maken tussen de begeleidingsdiensten en de uitvoeringsdiensten, rekening houdend met artikel 69, eerste lid, 4°, van de wet van 30 maart 1994.

Art. 8.

Artikel 7 van het besluit wordt opgeheven gelet op de opheffing van de punten 5, 6 en 7 van artikel 1 door voorliggend besluit. Met het oog op vereenvoudiging worden de begrippen "bestemmingsbeginsel", "in aanmerking komende uitgaven" en "opportuniteitsbeginsel" in de tekst geschrapt. Deze principes zijn algemene beginselen die hoe dan ook in acht te nemen zijn en niet vermeld hoeven te worden. Het artikel 7 heeft dan ook geen bestaansreden meer.

Art. 9.

Dit artikel vervangt het bestaande artikel 8 teneinde de verplichting op te leggen om bij de toekenning van een globale enveloppe voor een begeleidingsdienst minstens 70% van de toelage voor personeelskosten aan te wenden. Dit percentage laat een maximaal gebruik van de toelage toe en biedt tevens de garantie dat deze niet uitsluitend voor werkingsmiddelen wordt ingezet.

Art. 10.

Dit artikel beoogt de Federale Overheidsdienst Justitie aan te duiden als de instantie die instaat voor de uitbetaling van de toelage, conform artikel 69bis van de wet van 30 maart 1994, ingevoegd bij wet van 25 december 2016.

Art. 11 en 12.

De uitvoeringsbesluiten bevatten de essentiële bepalingen inzake controle en evaluatie aan de hand van een financieel dossier en jaarrapport. Het hoger vermelde samenwerkingsprotocol voorziet daarvoor een gedetailleerde procedure, met een taakverdeling tussen de Staat en de Gemeenschappen. Het woord "grondige" wordt in de tekst geschrapt omdat dit woord overbodig is. De controle gebeurt immers steeds...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT