15 JULI 2020. - Koninklijk besluit inzake de vrijstelling van accijns bij invoer van kleine zendingen zonder commercieel karakter

VERSLAG AAN DE KONING

Sire,

Het ontwerp van besluit dat ik de eer heb aan Uwe Majesteit voor te leggen heeft als doel het koninklijk besluit van 28 mei 1979 inzake de vrijstelling van accijns bij invoer van kleine zendingen zonder commercieel karakter te vervangen.

De goedkeuring van richtlijn 2006/79/EG van de Raad van 5 oktober 2006 inzake de belastingvrijstellingen die van toepassing zijn bij invoer van uit derde landen afkomstige kleine goederenzendingen zonder commercieel karakter, van richtlijn 2008/118/EG van de Raad van 16 december 2008 houdende een algemene regeling inzake accijns en houdende intrekking van richtlijn 92/12/EEG, van de wet van 21 december 2009 betreffende het accijnsstelsel van alcoholvrije dranken en koffie en van de wet van 22 december 2009 betreffende de algemene regeling inzake accijnzen maakten sommige bepalingen van het koninklijk besluit van 28 mei 1979 overbodig.

Gezien het aantal en de complexiteit van de redactionele wijzigingen die in het koninklijk besluit van 28 mei 1979 zouden moeten worden aangebracht om het bij te werken, werd omwille van de duidelijkheid en de leesbaarheid besloten dit volledig te vervangen door een nieuw besluit.

De belangrijkste wetgevende ontwikkeling die door de richtlijn van 2008 en de bovengenoemde wetten is geïntroduceerd, bestaat uit de invoering van twee categorieën goederen waarvoor accijnzen vereist zijn: enerzijds accijnsgoederen die geharmoniseerd zijn op EU-niveau, en anderzijds accijnsproducten die dat niet zijn.

Deze twee categorieën van goederen worden daarom afzonderlijk in dit besluit behandeld.

Verder bleven de overige bepalingen van het koninklijk besluit van 28 mei 1979 vrijwel ongewijzigd, met uitzondering van enkele aanpassingen van louter wetgevingstechnische en formele aard.

Alleen de vrijstelling met betrekking tot thee en thee-extracten en -essences is toegevoegd, met het oog op de samenhang met de bepalingen van Richtlijn 2006/79/EG.

Onderhavig besluit houdt rekening met de opmerkingen die de Raad van State in zijn advies nr. 67.143/3 van 13 mei 2020 heeft gemaakt.

Aangezien dit besluit echter geen omzetting is van Richtlijn 2006/79/EG van de Raad van 5 oktober 2006, maar slechts een bijwerking is van het besluit van 28 mei 1979, dat zelf de omzetting vormde van Richtlijn 78/1035/EEG van de Raad van 19 december 1978, werden de punten 2 en 3 van dit advies niet opgevolgd.

Er werd ook geen rekening gehouden met punt 10, aangezien het concept van een...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT