14 JULI 2021. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikelen 2, § 3, tweede lid, 14, § 3, en 19, derde en vierde lid, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, wat de maatschappijen van onderlinge bijstand betreft bedoeld in artikel 43bis, § 5, en in artikel 70, § 7, van dezelfde wet

VERSLAG AAN DE KONING

Sire,

Het koninklijk besluit waarvan wij de eer hebben het ter ondertekening aan Uwe Majesteit voor te leggen, heeft tot doel om, na advies van het Technisch Comité, ingesteld bij de Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, de samenstelling te wijzigen van de beheersorganen van de verzekeringsmaatschappijen van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 43bis, § 5, en in artikel 70, § 7, van de wet van 6 augustus1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen. Het betreft thans 8 verzekeringsmaatschappijen van onderlinge bijstand die door ziekenfondsen die bij eenzelfde landsbond van ziekenfondsen aangesloten zijn, werden opgericht. Deze wijzigingen worden aangebracht in het vooruitzicht van de mutualistische verkiezingen, die een nieuwe samenstelling, voor maximaal 6 jaar, van de algemene vergadering en de raad van bestuur van deze entiteiten tot gevolg zullen hebben.

In het kader van de gesprekken die geleid hebben tot de afsluiting op 28 november 2016 van het Toekomstpact tussen de beleidscel van de vorige minister van Sociale Zaken en de verzekeringsinstellingen, hebben het RIZIV en de voornoemde Controledienst ermee ingestemd om het aantal mandaten in de beheersorganen van de mutualistische entiteiten te verminderen. Die vermindering wordt doorgevoerd aangezien het aantal mandaten in de huidige mutualistische entiteiten te hoog is. Hoewel de betrokkenheid van de leden in de beheersorganen ontegensprekelijk een positieve zaak is, zijn er echter ook nadelen op het vlak van governance. Zo maakt het aantal vertegenwoordigers binnen de raad van bestuur of de algemene vergadering het voor sommige entiteiten net moeilijker om een echt debat te voeren rond het beheer van de entiteit en de bijhorende beleidsoriëntatie. Bovendien vereist de onophoudelijk toenemende complexiteit van de verzekering voor geneeskundige verzorging, of ze nu verplicht, aanvullend of nog van verzekeringsaard is, steeds meer vaardigheden en een technische deskundigheid op hoog niveau, waarbij het moeilijk is deze in grote getale te bereiken in sociale organen van een (heel) grote omvang;.

Dit besluit voorziet in zijn artikel 3 dat de bepaling van het aantal vertegenwoordigers in de algemene vergadering van een verzekeringsmaatschappij van onderlinge bijstand afhangt van het aantal leden op 30 juni van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de verkiezing van deze algemene vergadering zal plaatsvinden.

Elk aangesloten ziekenfonds is er vertegenwoordigd in verhouding tot het aantal aangesloten gerechtigden van wie de mogelijkheid om een voordeel van de diensten van de aanvullende verzekering te genieten, niet is opgeheven en die eveneens verzekerd zijn door de verzekeringsmaatschappij van onderlinge bijstand.

Deze algemene vergadering moet, overeenkomstig artikel 4, minstens 25 afgevaardigden en maximum 70 afgevaardigden tellen.

Om te vermijden dat er in voorkomend geval een bijkomende verkiezing moet worden gehouden voor de algemene vergadering van de verzekeringsmaatschappij van onderlinge bijstand, voorziet dit besluit, in artikel 9, dat als het vereiste aantal mandaten niet of niet meer wordt bereikt en er geen plaatsvervangers (meer) zijn, de algemene vergadering desondanks toch wordt beschouwd als zijnde geldig samengesteld tot de volgende mutualistische verkiezingen.

De voorwaarden om in de algemene vergadering te kunnen zetelen zijn onveranderd gebleven.

Met betrekking tot de raad van bestuur van deze verzekeringsmaatschappij van onderlinge bijstand voorziet artikel 13 van dit besluit dat die is samengesteld uit minstens tien bestuurders en maximaal een aantal bestuurders dat niet hoger mag zijn dan de helft van het aantal leden van de algemene vergadering van deze entiteit, waarbij de onafhankelijke bestuurders niet in aanmerking worden genomen in dit aantal.

Het laatste lid van artikel 13 voorziet voortaan bovendien uitdrukkelijk dat de raad van bestuur van de verzekeringsmaatschappij van onderlinge bijstand ook bestuurders mag tellen die niet de bij de verzekeringsmaatschappijen van onderlinge bijstand aangesloten ziekenfondsen vertegenwoordigen. Dit aantal bestuurders mag niet hoger zijn dan 25 % van het totale aantal bestuurders.

De voorwaarden om in de algemene vergadering of de raad van bestuur van de verzekeringsmaatschappij van onderlinge bijstand te kunnen zetelen, zijn onveranderd gebleven.

Artikel 15 van dit besluit voorziet voortaan evenwel dat personen die in de algemene vergadering van de maatschappij van onderlinge bijstand zetelen en die spontaan hun kandidatuur indienen om in de raad van bestuur van deze entiteit te zetelen, op dezelfde kandidatenlijst moeten staan als diegenen die door de "uittredende" raad van bestuur worden voorgesteld.

Bovendien voorziet dit besluit, in artikel 20, zich baserend op de bepalingen van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen, in de mogelijkheid voor de raad van bestuur om bestuurders te coöpteren wanneer er mandaten openvallen voor het einde van hun termijn, voor zover in deze mogelijkheid wordt voorzien door de statuten van de verzekeringsmaatschappij van onderlinge bijstand. Daardoor kan een bestuurder van wie het mandaat stopt voor het einde van zijn termijn snel vervangen worden, namelijk voor het houden van een volgende algemene vergadering, door een persoon met een zelfde profiel.

Bovendien voert dit besluit ook een meer evenwichtige verhouding "mannen-vrouwen" in de raad van bestuur van de verzekeringsmaatschappij van onderlinge bijstand in. In artikel 23 wordt immers voorzien dat de statuten het maximumaantal mandaten moet vastleggen dat aan personen van hetzelfde geslacht kan worden toegekend, zonder dat dit meer dan 75 % van de mandaten mag zijn.

Bovendien voorziet dit besluit, in artikelen 8 en 18, in de mogelijkheid om een beroep te doen op een elektronische stemming, ter plaatse of op afstand, voor de verkiezing van respectievelijk de algemene vergadering of de raad van bestuur, voor zover wordt voldaan aan de voorwaarden vastgelegd door de Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen. Daardoor zouden er makkelijker resultaten verkregen moeten worden en zou de deelname aan de stemming moeten verhogen.

Artikel 28 bepaalt dat de minister bevoegd voor Sociale Zaken belast is met de uitvoering van dit besluit.

Dit ontwerp houdt rekening met alle bemerkingen geformuleerd door de Raad van State in zijn advies nr. 68.912/1 van 26 maart 2021.

Ik heb de eer te zijn,

Sire,

Van Uwe Majesteit,

de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar,

De Minister van Sociale Zaken,

F. VANDENBROUCKE

RAAD VAN STATE,

afdeling Wetgeving

Advies 68.912/1 van 26 maart 2021 over een ontwerp van koninklijk besluit `tot uitvoering van artikelen 2, § 3, tweede lid, 14, § 3, en 19, derde en vierde lid, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, wat de maatschappijen van onderlinge bijstand betreft bedoeld in artikel 43bis, § 5, en in artikel 70, § 7, van dezelfde wet '

Op 24 februari 2021 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Sociale Zaken verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot uitvoering van artikelen 2, § 3, tweede lid, 14, § 3, en 19, derde en vierde lid, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, wat de maatschappijen van onderlinge bijstand betreft bedoeld in artikel 43bis, § 5, en in artikel 70, § 7, van dezelfde wet'.

Het ontwerp is door de eerste kamer onderzocht op 18 maart 2021. De kamer was samengesteld uit Marnix VAN DAMME, kamervoorzitter, Chantal BAMPS en Bert THYS, staatsraden, Michel TISON en Johan PUT, assessoren, en Greet VERBERCKMOES, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Githa SCHEPPERS, eerste auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Marnix VAN DAMME, kamervoorzitter.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 26 maart 2021.

  1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan.

    STREKKING EN RECHTSGROND VAN HET ONTWERP

  2. Het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt ertoe de samenstelling en de wijze van benoeming van de organen van de maatschappijen van onderlinge bijstand bedoeld in de artikelen 43bis, § 5, of 70, § 7, van de wet van 6 augustus 1990 `betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen' te regelen. Daarnaast wordt in het ontwerp bepaald wie lid kan zijn van deze maatschappijen van onderlinge bijstand, alsook welke documenten door deze maatschappijen aan de Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen (hierna: de Controledienst) moeten worden bezorgd. Ten slotte wordt in het ontwerp de bevoegdheid geregeld inzake de betwistingen met betrekking tot aangelegenheden die onder de ontworpen regeling vallen. Het is de bedoeling om het ontworpen koninklijk besluit op 1 september 2021 in werking te laten treden, met dien verstande dat ten aanzien van een aantal bepalingen in een afwijkende regeling van inwerkingtreding wordt voorzien (artikel 27 van het ontwerp).

    De ontworpen regeling is bestemd om in de plaats te komen van de regeling die is opgenomen in het koninklijk besluit van 26 augustus 2010 (1), waarvan artikel 26 van het ontwerp de opheffing beoogt.

    3.1. Rechtsgrond voor de ontworpen regeling wordt hoofdzakelijk geboden door de artikelen 2, § 3, tweede lid, van de voornoemde wet van 6 augustus 1990, gelezen in samenhang met artikel 70, § 9, van dezelfde wet (2). Wel moet worden opgemerkt wat hierna volgt.

    3.2. In artikel...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT