13 MEI 2022. - Besluit van de Vlaamse Regering over haltes en halte-infrastructuur

Rechtsgronden

Dit besluit is gebaseerd op:

- de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20 en artikel 87;

- het decreet van 26 april 2019 betreffende de basisbereikbaarheid, artikel 28, artikel 29, artikel 43, 44, 45 en 48, § 1.

Vormvereisten

De volgende vormvereisten zijn vervuld:

- De Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, heeft zijn akkoord gegeven op 12 juli 2021;

- De Mobiliteitsraad heeft advies gegeven op 17 september 2021;

- De Raad van State heeft advies 70.333/3 gegeven op 17 november 2021, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

Initiatiefnemer

Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Mobiliteit en Openbare Werken.

Na beraadslaging,

DE VLAAMSE REGERING BESLUIT:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:

  1. decreet van 26 april 2019: het decreet van 26 april 2019 betreffende de basisbereikbaarheid;

  2. Departement Mobiliteit en Openbare Werken: het departement, vermeld in artikel 28, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie;

  3. interne exploitant: de exploitant die met toepassing van artikel 34 van het decreet van 26 april 2019 is aangeduid voor het kernnet en aanvullend net;

  4. minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor het gemeenschappelijk vervoer;

  5. Mobiliteitscentrale: het orgaan, vermeld in artikel 33 van het decreet van 26 april 2019;

  6. Hoppinpunt: een mobipunt als vermeld in artikel 42, tweede lid, 1°, van het decreet van 26 april 2019 betreffende de basisbereikbaarheid, en dat voldoet aan de voorwaarden van artikel 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 februari 2022 over de Hoppinpunten en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 25 januari 2013 tot bepaling van de nadere regels betreffende de financiering en de samenwerking voor het mobiliteitsbeleid.

    Art. 2. Dit besluit is niet van toepassing op openbaar personenvervoer over water en op stopplaatsen van het vervoer op maat die niet fysiek zijn aangeduid met een haltebord of die geen deel uitmaken van een Hoppinpunt.

    Art. 3. Elke halte wordt gezamenlijk of apart bediend door een of meer verbindingen behorend tot het kernnet, het aanvullend net of het vervoer op maat.

    Art. 4. Elke halte is herkenbaar door de toepassing van de merkarchitectuur over basisbereikbaarheid.

    HOOFDSTUK 2. - Halteaanleg, inplanting en uitrusting

    Art. 5. Een halte van het kernnet of aanvullend net is minimaal uitgerust met een haltebord conform de merkarchitectuur, vermeld in artikel 4.

    Een halte van het vervoer op maat is minimaal uitgerust met een haltebord conform de merkarchitectuur, vermeld in artikel 4, tenzij de halte deel uitmaakt van een Hoppinpunt.

    Het haltebord vermeldt minstens de haltenaam en het haltenummer.

    De interne exploitant staat in voor de plaatsing, het onderhoud en de vernieuwing van het haltebord en, in voorkomend geval, de bijbehorende haltepaal.

    Een halte van het kernnet of aanvullend net is uitgerust met een informatiedrager voorzien van een papieren dienstregeling of met een digitale drager, of geeft toegang tot een ander digitaal...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT