13 AUGUSTUS 2022. - Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten die betrekking hebben op de wijze waarop de slachtoffers kunnen vragen om te worden geïnformeerd, om te worden gehoord of om voorwaarden in hun belang te laten opleggen

VERSLAG AAN DE KONING

Sire,

Het koninklijk besluit dat ik U ter ondertekening voorleg, beoogt uitvoering te geven aan de artikelen 2, 6°, 3, § 2, 3/1, 53, derde lid, 61, § 4, vierde lid, 63, § 3, tweede lid, 68, § 3, derde lid, 90, § 1, derde lid, en 95/6, derde lid, van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, evenals aan artikel 23bis, vierde lid, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken. Volgend op het advies van de Raad van State werden de initieel vermelde rechtsgronden uitgebreid tot alle voormelde artikelen.

Het artikel 2, 6°, van deze wet definieert de notie `slachtoffer' in functie van de toepassing van de wet van 17 mei 2006 en haar uitvoeringsbesluiten. Dit artikel bepaalt tevens dat de wijze waarop het slachtoffer kan vragen om te worden geïnformeerd en / of gehoord in het kader van deze wet, zal worden bepaald bij koninklijk besluit.

Ook de wijze waarop het slachtoffer voorwaarden kan formuleren die in zijn belang kunnen worden opgelegd, wordt in het voorliggende ontwerp bepaald.

Artikel 15 van de wet van 29 juni 2021 tot operationalisering van de procedure voor de uitvoering van vrijheidsstraffen van drie jaar of minder heft het huidige koninklijk besluit van 29 januari 2007 tot uitvoering van artikel 2, 6°, van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, immers op. Voornoemd koninklijk besluit regelt momenteel nog de praktische uitwerking van de wijze waarop de slachtoffers zich kunnen manifesteren in het raam van de strafuitvoering. Deze opheffing treedt in werking op 1 september 2022.

Deze opheffing is nodig om verschillende redenen.

Vooreerst was er de nood aan de aanpassing van verschillende formuleringen en processen, volgend op de zesde Staatshervorming.

Bovendien, volgend op de praktijkervaringen sinds de inwerkingtreding van artikel 2, 6°, van de wet van 17 mei 2006 op 1 februari 2007, kunnen een aantal processen worden hertekend teneinde deze efficiënter en meer slachtoffervriendelijk te maken. Voor het overige wordt niet geraakt aan de principes die reeds vervat lagen in het besluit van 2007.

Artikel 3/1, ingevoegd in de wet van 17 mei 2006 door de wet van 5 mei 2019 tot wijziging van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten tot aanpassing van de procedure voor de strafuitvoeringsrechter voor de vrijheidsstraffen van drie jaar of minder, geeft U de delegatie om te bepalen voor welke misdaden of wanbedrijven die de fysieke of psychische integriteit van derden aantasten of bedreigen de slachtoffers in de toekomst `proactief' zullen worden gecontacteerd door de bevoegde diensten van de gemeenschappen.

Dit maakt dat de door de Koning bepaalde regels over de wijze waarop de slachtoffers kunnen vragen om te worden geïnformeerd en/of te worden gehoord, moeten worden aangepast.

Voor artikel 10 van het koninklijk besluit met betrekking tot de bijstand door een tolk, wordt, volgend op het advies van de Raad van State, gepreciseerd dat de rechtsgrond hiervoor wordt geboden door artikel 23bis, vierde lid, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken.

Voor de artikelen 11 en 14 van het koninklijk besluit, die betrekking hebben op de erkenning van verenigingen die de slachtoffers kunnen bijstaan, wordt gepreciseerd dat de rechtsgrond wordt geboden door de algemene uitvoeringsbevoegdheid van de Koning, vervat in artikel 108 van de Grondwet, gelezen in samenhang met de artikelen 3, § 2, 53, derde lid, 61, § 4, vierde lid, 63, § 3, tweede lid, 68, § 3, derde lid, 90, § 1, derde lid, en 95/6, derde lid, van de voornoemde wet van 17 mei 2006, die bepalen dat het slachtoffer zich kan laten bijstaan door een door de Koning hiertoe erkende vereniging. De artikelen 35, § 1, derde lid, en 44, § 3, vierde lid, van deze wet zijn niet weerhouden in de opsomming omdat deze worden opgeheven door artikel 24 van de wet van 5 mei 2019 tot wijziging van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten tot aanpassing van de procedure voor de strafuitvoeringsrechter voor de vrijheidsstraffen van drie jaar of minder, zoals de Raad van State aangeeft in voetnoot 3 van haar advies. Deze opheffing treedt in werking op 1 september 2022.

Het bovenstaande wordt samen ingevoegd in een nieuw uitvoeringskader dat in voorliggend koninklijk besluit aan U wordt voorgelegd.

Overeenkomstig het koninklijk besluit van 16 november 1994 betreffende de administratieve en begrotingscontrole, is de ontwerptekst voor advies voorgelegd aan de Inspectie van Financiën en voor akkoord aan de Staatssecretaris van Begroting.

De tekst werd ook voor advies voorgelegd aan de Interministeriële Conferentie Justitiehuizen van 8 november 2021, van 7 juli 2022 en van 10 augustus 2022;

Tevens is het ontwerp aan de Raad van State voorgelegd voor advies binnen de 30 dagen.

Volgend op het advies van de Raad van State werd het ontwerp voor advies overgemaakt aan de Gegevensbeschermingsautoriteit. Aangezien de aan de Raad van State voorgelegde tekst ten gevolge van dit advies nog wijzigingen onderging, werden de gewijzigde of toegevoegde bepalingen, ter inachtneming van het voorschrift van artikel 3, § 1, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, opnieuw aan de afdeling Wetgeving voorgelegd.

Toelichting bij de artikelen

Het eerste artikel omvat een definitie van begrippen die veelvuldig in het koninklijk besluit voorkomen.

Een aantal definities uit het koninklijk besluit van 29 januari 2007 worden niet behouden. Het onderscheid tussen de justitieassistent eerstelijn en de justitieassistent slachtofferonthaal past niet meer in de structurele veranderingen die de Justitiehuizen ondergingen volgend op de zesde Staatshervorming. Deze opdrachten worden nu uitgevoerd door de bevoegde dienst van de gemeenschappen. Er wordt een definitie ingevoegd van deze dienst voor de toepassing van dit koninklijk besluit, als zijnde de door de gemeenschappen aangeduide dienst die instaat voor de algemene en specifieke informatieverstrekking en voor de ondersteuning van en de bijstand aan slachtoffers in het kader van de uitvoeringsmodaliteiten van de vrijheidsstraf.

Ook het onderscheid tussen een slachtofferverklaring, ingevuld door het slachtoffer, en een slachtofferfiche, ingevuld door het slachtoffer met hulp van de dienst slachtofferonthaal wordt niet behouden. De prakijkervaring leert dat dit onderscheid weinig meerwaarde biedt en integendeel tot verwarring aanleiding kan geven, zowel voor de slachtoffers als voor de actoren. In het raam van de strafuitvoering werd aangegeven dat het eenvoudiger is om met één document te werken met één en dezelfde benaming, met een voorkeur voor de benaming `slachtofferfiche', benaming die ook werd gehanteerd onder het oude stelsel van de wetten voorwaardelijke invrijheidstelling van 1998. Deze term is nog steeds ingeburgerd in de praktijk van de strafuitvoering. In de definitie wordt nu ook voorzien welke gegevens de slachtofferfiche moet bevatten. Deze dienen als leidraad voor het model dat bij ministerieel besluit zal worden gevoegd. De Raad van State merkt onder randnummer 6 van het advies op dat een delegatie aan een minister enkel betrekking kan hebben op bijkomstige of detailmatige aangelegenheden. Hiermee rekening houdend, evenals met het advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit die stelt dat de tekst de categorieën van persoonsgegevens uitputtend moet omschrijven en moet voorzien dat het slachtoffer geïnformeerd wordt over het verplichte of facultatieve karakter van de medeling van deze categorieën van gegevens, werd de tekst van het artikel 1, 3°, grondig aangepast. Alle gegevens, persoonsgegevens en anderen, die via de slachtofferfiche aan het slachtoffer worden gevraagd, zijn uitputtend opgenomen in het koninklijk besluit. Ook het Rijksregisternummer wordt hierin opgenomen, zoals aangegeven door de Gegevensbeschermingsautoriteit. Zo is er duidelijkheid over de delegatie die wordt gegeven aan de minister, met name het vaststellen van het model van slachtofferfiche via het welk deze informatie wordt gevraagd, en over de gegevens, al dan niet persoonsgevens, die aan het slachtoffer worden gevraagd. Ten informatieve titel wordt verwezen naar het artikel 1, 4° van het huidige koninklijk besluit van 29 januari 2007 en het model van slachtofferverklaring bepaald door het ministerieel besluit van 30 januari 2007 (vervangen door het ministerieel besluit van 27 december 2013) Het toekomstig model van slachtofferfiche zal in dezelfde zin worden uitgewerkt. Uit de formulering van het artikel 1, 3°, evenals uit de redactie van het model van slachtofferfiche blijkt duidelijk welke informatie het slachtoffer moet meedelen (met het oog op de uitoefening van zijn rechten) en de informatie die het slachtoffer kan meedelen indien het dat wenst.

Volgend op het advies 71.888/1/V van 5 augustus 2022 van de Raad van State, werd het 3° eveneens aangevuld met de verwijzing naar de rechten van het slachtoffer in verband met gegevensbescherming die op de slachtofferfiche worden vermeld. Dit was initieel ingevoegd in een nieuw artikel 12 om tegemoet te komen aan de opmerking van de Gegevensbeschermingsautoriteit onder punt 8. De slachtoffers genieten de rechten die zijn vastgesteld in titel II, hoofdstuk 3, van de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens. De slachtofferfiche maakt immers deel uit...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT