12 JULI 2022. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen, voor wat betreft de hervorming van de overgangsuitkering

VERSLAG AAN DE KONING

Sire,

Het ontwerp van koninklijk besluit dat we de eer hebben ter ondertekening aan Uwe Majesteit voor te leggen, heeft tot doel de hervorming van de overgangsuitkering in de pensioenregeling voor zelfstandigen uit te voeren.

Die hervorming werd opgenomen in de artikelen 113 tot 115 van de programmawet van 27 december 2021 en heeft betrekking op de verlenging van de duur gedurende welke een weduwe of weduwnaar een overgangsuitkering krijgt.

Dit besluit past daartoe de nodige bepalingen in het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen aan en voert de machtiging aan de Koning uit om te bepalen wat verstaan moet worden onder een "kind met een handicap" en hoe het bewijs van een kind ten laste moet geleverd worden.

Artikelsgewijze bespreking

Artikel 1.

Artikel 1 brengt een wijziging aan artikel 8 van het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen aan door te preciseren op welke manier een langstlevende echtgenoot moet bewijzen dat hij een kind of een kind met een handicap ten laste heeft.

Zowel de weduwe of de weduwnaar die maar een overlevingspensioen kan verkrijgen omdat zij/hij een kind ten laste heeft als de weduwe of weduwnaar die een overgangsuitkering kan verkrijgen gedurende een periode van 36 of 48 maanden, moet het bewijs van de kinderlast leveren, hetzij door een attest voor te leggen van de instelling die de kinderbijslag uitkeert, hetzij door te bewijzen dat het gaat om een kind bedoeld in artikel 55ter van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers.

De weduwe of weduwnaar die een overgangsuitkering gedurende 48 maanden kan verkrijgen omdat zij/hij een kind ten laste heeft dat minder dan 13 jaar oud is of een handicap heeft, moet het bewijs daarvan leveren zoals hierboven gesteld en het moet bovendien gaan om een kind zoals bedoeld in artikel 135, eerste lid, 2°, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992.

Aan de voorwaarde van kinderlast moet voldaan zijn op het ogenblik van het overlijden.

Artikel 2.

In artikel 2 gebeurt een aanpassing aan artikel 107, § 3, B, van het koninklijk besluit van 22 december 1967 die noodzakelijk is wegens de verlenging van de periode gedurende welke een overgangsuitkering kan genoten worden, nl. van 24 maanden naar 36 of 48 maanden.

In casu gaat het om de gepensioneerden die nog een beroepsbezigheid uitoefenen en die hun beroepsinkomsten moeten beperken tot een bepaald grensbedrag. Dat grensbedrag wordt verhoogd wanneer de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT