11 SEPTEMBER 2020. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 april 2013 tot uitvoering van artikel 52, § 1, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, wat betreft de medische huizen

VERSLAG AAN DE KONING

Sire,

Het besluit dat ik de eer heb ter ondertekening voor te leggen aan Uwe Majesteit brengt wijzigingen aan in het koninklijk besluit van 23 april 2013 tot uitvoering van artikel 52, § 1, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, wat betreft de medische huizen.

In navolging van de audit over de medische huizen werd een gemengde werkgroep opgericht. Aan de werkzaamheden van deze werkgroep werd deelgenomen door vertegenwoordigers van de medische huizen, de verzekeringsinstellingen, de artsen en de leden van het verzekeringscomité die de tandheelkundigen, de kinesitherapeuten en de verpleegkundigen vertegenwoordigen

Bij het selecteren van de voorgestelde wijzigingen werd rekening gehouden met de prioriteiten van de verschillende actoren, maar ook met de haalbaarheid voor de medische huizen, de verzekeringsinstellingen en het RIZIV. De wijzigingen hebben betrekking op de berekening van de forfaitaire bedragen, de kwaliteit van de zorgverlening en de transparantie. In het ontwerp wordt ook een bepaling opgenomen over de budgettaire verantwoordelijkheid van de commissie.

Voor een aantal wijzigingen zal een overgangsmaatregel voor de bestaande medische huizen nodig zijn.

De berekening van de forfaitaire bedragen

De berekeningswijze die werd ingevoerd door het koninklijk besluit van 23 april 2013 is sinds 1 mei 2013 van kracht en is sindsdien ongewijzigd gebleven. De berekeningswijze is in essentie een verdelingsmechanisme, waarbij gebruik gemaakt wordt van de variabelen van het systeem van de financiële verantwoordelijkheid van de verzekeringsinstellingen. De nu voorgestelde wijzigingen situeren zich op drie vlakken.

Momenteel worden de coëfficiënten die worden gebruikt bij de berekening van de forfaits (en die kunnen worden geïnterpreteerd als bijkomende gemiddelde kosten die gekoppeld zijn aan elk kenmerk van de leden van een medisch huis) voor de drie disciplines huisartsgeneeskunde, verpleegkunde en kinesitherapie verkregen op basis van de totale uitgaven van de leden

Bij de invoering van de nieuwe berekening in 2013 is ervoor gekozen om de berekeningen voorzichtigheidshalve te baseren op de totale uitgaven. De forfaits die met de totale uitgaven worden verkregen, vertonen evenwel minder onderlinge variaties dan de forfaits die op basis van de uitgaven van de drie disciplines worden verkregen. Met het voorgestelde mechanisme zullen de medische huizen met belangrijke behoeften op het vlak van eerstelijnsgezondheidszorg een groter deel van het budget krijgen.

Hoewel met deze wijziging in essentie een betere verdeling van de financiële middelen wordt beoogd, zou het nieuwe mechanisme ook besparingen in de sector kunnen opleveren. De doelgroep van de nieuwe medische huizen is vaak jonger en verkeert in betere gezondheid dan het gemiddelde van de sector (dat geldt voor de nieuwe medische huizen, maar niet voor de bestaande medische huizen die overschakelen van het systeem per handeling naar het forfaitsysteem). Door de grotere variabiliteit van de forfaits zullen die nieuwe medische huizen, zodra zij technisch gezien in de berekening van het verdelingsmechanisme kunnen worden opgenomen, een lager forfait ontvangen dan met de huidige berekeningswijze. Het is moeilijk om dit effect te kwantificeren, het zal afhangen van het profiel van de leden die in het forfaitsysteem worden opgenomen.

Hierbij moet nog meegegeven worden dat in de huidige berekeningswijze de verpleegkundige forfaits B en C buiten beschouwing blijven, omdat de informatie die daarover beschikbaar is niet voldoende betrouwbaar is. Met het organiseren en sanctioneren van de informatiestromen over de Katz-schalen (in de artikelen 4,3° en 11 van het ontwerp: voor de medische huizen die de informatie niet overmaken in een bepaald jaar wordt het forfait huisartsgeneeskunde het jaar daarop niet geïndexeerd) moet dit manco verholpen worden, zodat kan beslist worden op welke manier de informatie kan worden aangewend bij de berekening van de forfaitaire bedragen.

De tweede voorgestelde wijziging wil de snelheid van de werking van het verdelingsmechanisme optrekken. In artikel 9 van het koninklijk besluit van 23 april 2013 is nu bepaald dat indien bij de jaarlijkse herberekening het forfait voor een medisch huis lager ligt, het verschil niet meer dan 1% van het forfaitair bedrag mag bedragen. Nu wordt voorgesteld dit traag mechanisme te vervangen door een mechanisme dat na twee jaar leidt tot het volle bedrag dat uit de verbeterde berekening voortvloeit.

Het voorstel houdt in dat de verlaging van het bedrag beperkt wordt tot:

  1. 1/3 van het verschil voor de bedragen voor het eerste jaar;

  2. 2/3 van het verschil voor de bedragen het tweede jaar.

    Er wordt geen beperking van het verschil toegepast op de bedragen voor het derde jaar en volgenden

    Er kan op gewezen worden dat dit sneller mechanisme, dat op zich intrinsiek budgettair neutraal is, toch budgettaire effecten kan teweeg brengen omdat nieuwe medische huizen, die in een eerste fase een zelfde gemiddeld forfaitair bedrag krijgen, sneller een forfaitair bedrag zullen krijgen dat volledig op hun populatie is afgestemd, namelijk vanaf het moment waarop de dienst informatie-technisch in staat is voor de eerste keer het verdelingsmechanisme toe te passen. Daardoor zal voor sommige praktijken...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT