1 FEBRUARI 2022. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 6 juli 1987 betreffende de inkomensvervangende tegemoetkoming en de integratietegemoetkoming houdende de inperking van de gevolgen van de `prijs van de arbeid'

VERSLAG AAN DE KONING

Sire,

Het koninklijk besluit waarvan ik de eer heb aan uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, heeft als doel artikel 9ter, §§ 3 en 4, van het koninklijk besluit van 6 juli 1987 betreffende de inkomensvervangende tegemoetkoming en de integratietegemoetkoming te wijzigen, zodat de arbeidsprikkel voor personen met een handicap wordt versterkt door zowel de vrijstellingsdrempel voor de beroepsinkomsten voor het behoud van de integratietegemoetkoming (IT) als het vastgestelde plafond voor de vervangingsinkomsten te verhogen.

De integratietegemoetkoming heeft tot doel de meerkosten te compenseren in verband met het verlies van zelfredzaamheid van de persoon met een handicap in een omgeving, die voor hem ruim ontoegankelijk is en dus meerkosten met zich meebrengt. Het bedrag van deze tegemoetkoming wordt bepaald rekening houdend met het inkomen van de persoon met een handicap.

Artikel 7, § 1, van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap verduidelijkt, in zijn tweede lid, het volgende: "De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, wat moet worden verstaan onder "inkomen" en door wie, volgens welke criteria en op welke wijze het bedrag ervan moet worden bepaald".

Datzelfde artikel verduidelijkt in zijn derde lid het volgende: "De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, bepalen dat sommige inkomsten of delen van het inkomen, onder de voorwaarden die hij bepaalt, niet of slechts gedeeltelijk in aanmerking worden genomen". Dit lid verduidelijkt dat een onderscheid kan worden gemaakt, met name, in functie van het type inkomen.

Enerzijds is het absoluut noodzakelijk de vrijstellingsdrempel van de beroepsinkomsten voor het behoud van de IT te verhogen, zodat werken financieel voordelig is. Anderzijds is het van essentieel belang het plafond van de vervangingsinkomens op te trekken om de wijdverspreide armoede bij personen met een handicap te bestrijden en ook om te voorkomen dat zij dubbel gestraft worden (verlies van werk en verlies van IT).

In zijn advies 70.637/3 van 30 december 2021 over het ontwerp van koninklijk besluit is de afdeling wetgeving van de Raad van State in hoofdzaak van oordeel, dat de ontworpen regeling geen gevolgen mag hebben voor bepaalde categorieën van personen met een handicap die als onevenredig moeten worden beschouwd in het licht van het gelijkheidsbeginsel.

Wat het discriminerende karakter van de maatregel betreft, dient er gewezen te worden op het feit dat het verschil in behandeling tussen de vrijstellingen voor arbeidsinkomsten en andere soorten inkomsten in het verleden reeds bestond, maar door het ontwerp aanzienlijk wordt geaccentueerd. Het verschil in behandeling is echter rechtmatig indien het is gebaseerd op een legitiem doel en indien het evenredig is aan dat doel. De doelstelling om personen met een handicap, die werken, niet te benadelen, kan als legitiem worden beschouwd.

Zoals in het advies van de NHRPH wordt opgemerkt, kan de evenredigheid worden bekritiseerd, met name ten aanzien van de personen met een handicap die moeten stoppen met werken en die vervolgens een laag vrijgesteld vervangingsinkomen genieten. Bij de combinatie tussen arbeidsinkomen en vervangingsinkomen wordt de nieuwe vrijstelling op het vervangingsinkomen volledig in mindering gebracht (uiteraard beperkt tot het werkelijk ontvangen vervangingsinkomen), terwijl deze vrijstelling tot nu toe kan verminderd worden wanneer het arbeidsinkomen een bepaalde grens overschrijdt. Wie dus tijdelijk een vervangingsinkomen ontvangt in de loop van het referentiejaar, heeft ook baat bij de nieuwe maatregel.

Bij de proportionaliteit van de verdeling van de middelen tussen degenen die werken en degenen die niet werken is het belangrijk om aan te halen dat degenen die niet werken niet door deze nieuwe wetgeving worden gestraft. Recht op werk is een grondwettelijk recht. Dit recht moet verzekerd worden voor de Personen met een handicap en deze maatregel draagt hiertoe bij. De maatregel heeft tot doel de werkgelegenheid van personen met een handicap te ondersteunen door het...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT