Décision judiciaire de Raad van State, 23 août 2007

Date de Résolution23 août 2007
JuridictionSchorsing
Nature Arrest

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK.

A R R E S T nr. 174.080 van 23 augustus 2007 in de zaak A. 182.334/X-13.240.

In zake :

Philippe MOONS, wonende te 3500 HASSELT,

Genkersteenweg 415 tegen : het Vlaamse Gewest, vertegenwoordigd door de Vlaamse regering, dat woonplaats kiest bij advocaat M. van DIEVOET, kantoor houdende te 1000 BRUSSEL,

Boomstraat 14, bus 3.

tussenkomende partij : de n.v. BELGACOM MOBILE, die woonplaats kiest bij advocaten H. DE BAUW en K. PITTOORS, kantoor houdende te 1000 BRUSSEL,

Havenlaan 86c, B. 414.

DE WND. VOORZITTER VAN DE Xe KAMER,

Gezien het verzoekschrift dat Philippe MOONS op 6 april 2007 heeft ingediend om de schorsing van de tenuitvoerlegging te vorderen van het besluit van 21 december 2006 van de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar waarbij aan de n.v. BELGACOM MOBILE de stedenbouwkundige vergunning werd verleend voor het oprichten van een telecommunicatiestation op een perceel gelegen te Hasselt, Genkersteenweg 402, kadastraal bekend sectie B, nr. 224/k2;

Gezien de nota van de verwerende partij;

Gezien het verslag opgemaakt door auditeur A. EYLENBOSCH;

Gelet op de kennisgeving van het verslag aan partijen;

Gelet op de beschikking van 4 juni 2007 waarbij de terechtzitting bepaald wordt op 15 juni 2007;Gehoord het verslag van staatsraad D. MOONS;

Gehoord de opmerkingen van Philippe MOONS, die in persoon verschijnt, van advocaat T. DE KETELAERE, die loco advocaat M. van DIEVOET verschijnt voor de verwerende partij, en van advocaat K. PITTOORS, die in eigen naam en loco advocaat H. DE BAUW verschijnt voor de tussenkomende partij;

Gehoord het eensluidend advies van auditeur A. EYLENBOSCH;

Gelet op de artikelen 17 en 18 en titel VI, hoofdstuk II, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

  1. Rechtspleging

    Overwegende dat de n.v. BELGACOM MOBILE met een verzoekschrift van 3 mei 2007 heeft gevraagd om in het administratief kort geding te mogen tussenkomen; dat er grond is om het verzoek in te willigen;

  2. Feiten

    Overwegende dat de feitelijke gegevens van de zaak zich in de huidige stand van het geding als volgt aandienen:

    2.1.

    Op 12 juni 2006 dient de n.v. BELGACOM MOBILE bij de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar een aanvraag in om stedenbouwkundige vergunning voor het oprichten van een telecommunicatiestation op voornoemd perceel.

    De aanvraag betreft het plaatsen van een buispyloon met een hoogte van 24m waarop een topbuis van 3m zal worden geplaatst. Op deze topbuis worden 6 antennes geïnstalleerd. De pyloon zal worden ingeplant achterin de hoek van het perceel, links van de bestaande werkplaats.

    Verzoeker woont en werkt recht tegenover het bouwperceel.2.2.

    Het bouwperceel is blijkens de bestemmingsvoorschriften van het bij koninklijk besluit van 3 april 1979 vastgestelde gewestplan Hasselt-Genk gelegen in woongebied.

    Het is niet gelegen binnen een gebied waarvoor een goedgekeurd bijzonder plan van aanleg of ruimtelijk uitvoeringsplan geldt, noch binnen de omschrijving van een behoorlijk vergunde, niet vervallen verkaveling.

    2.3.

    Naar aanleiding van het openbaar onderzoek, georganiseerd van 10 oktober 2006 tot 9 november 2006, dient o.m. de verzoeker bezwaar in.

    2.4.

    Op 7 december 2006 brengt de stad Hasselt een negatief advies uit dat als volgt luidt: "(...)

    Overwegende dat de bezwaarschriften onderzocht werden en door de gemeentelijke overheid kunnen bijgetreden worden; dat de stad Hasselt, zowel door de visueel ruimtelijke impact voor de omgeving als door de onzekerheid betreffende de impact op de volksgezondheid, geen vergunningen wenst te verlenen voor nieuwe zendinstallaties waarvan de onschadelijkheid niet is aangetoond(...)".

    2.5.

    Bij besluit van 21 december 2006 geeft de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar de vergunning af.

    Dit is het bestreden besluit.

    Op 5 februari 2007 stelt de stad Hasselt verzoeker in kennis van het bestreden besluit;

  3. Ontvankelijkheid

    Overwegende dat de tussenkomende partij het belang van de verzoeker betwist bij de door hem ingestelde vordering;

    Overwegende dat uit hetgeen hierna volgt zal blijken dat in elk geval niet is voldaan aan één van de grondvoorwaarden voor het inwilligen van de vordering tot schorsing; dat er in die omstandigheden geen reden is om de opgeworpen exceptie te onderzoeken;4. Ten gronde

    4.1.

    Overwegende dat krachtens artikel 17, § 2, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State slechts tot schorsing van de tenuitvoerlegging kan worden besloten onder de dubbele voorwaarde dat ernstige middelen worden aangevoerd die de vernietiging van de aangevochten beslissing kunnen verantwoorden en dat de onmiddellijke tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing een moeilijk te herstellen ernstig nadeel kan berokkenen;

    4.1.1.

    Overwegende, wat de eerste voorwaarde betreft, dat de verzoeker een eerste middel aanvoert, dat als volgt luidt: "Onwettigheid van de vergunningsprocedure:

    Het perceel van verzoeker bevindt zich zoals gezegd recht tegenover het perceel waar het telecommunicatiestation zal opgericht worden.

    Alhoewel de voorgenomen installatie verzoeker direct aanbelangt, werd hij in het kader van de vergunningsprocedure niet bij aangetekend schrijven in kennis gesteld van de vergunningsaanvraag.

    Enkel de eigenaar van het perceel gelegen te 3500 Hasselt,

    Genkersteenweg 404, wiens perceel paalt aan het perceel gelegen te 3500 Hasselt, Genkersteenweg 402, werd bij aangetekend schrijven in kennis gesteld van de vergunningsaanvraag.

    Indien het van belang was deze personen bij aangetekend schrijven in kennis te stellen, dan geldt dit zeker ook voor verzoeker.

    Er werd inderdaad een geel aanplakbiljet uitgehangen, doch verzoeker heeft hieraan, tot op het ogenblik dat hij door zijn overburen de heer en mevrouw TRUYENS aangesproken werd, geen bijzondere aandacht besteed.

    Immers kon hij er van uitgaan dat het aanplakbiljet betrekking zou hebben op verbouwings- of aanpassingswerken aan het pand van zijn overbuur, die aldaar een garage uitbaat, waar hij in principe geen bezwaar tegen zou hebben.

    Hij kon zich er echter geenszins aan verwachten dat ter plekke een derde, in casu NV BELGACOM MOBILE, een UMTS-zendmast van 27 meter hoog wilde oprichten.

    Het gele aanplakbiljet vermeldt overigens ook nog enkel: `Het betreft een aanvraag tot: het bouwen van een communicatiestation.'

    Deze bewoordingen zijn trouwens misleidend aangezien een normaal en redelijk persoon niet gaat veronderstellen dat dit de oprichting van een UMTS-zendmast van 27 meter hoog inhoudt.

    In casu had verzoeker dan ook zeker aangetekend in kennis dienen gesteld te worden van de aanvraag en daarenboven diende zowel het aanplakbiljet als het aangetekend schrijven een duidelijke omschrijving te bevatten van de voorgenomen werken, nl. het oprichten van een UMTS-zendmast.

    De aanvraag werd dus niet openbaar gemaakt volgens de regels van het uitvoeringsbesluit betreffende de openbare onderzoeken over aanvragen tot stedenbouwkundige vergunning en verkavelingsaanvragen.

    Ook is het feit dat men slechts één van de aanpalende eigenaars aangetekend aangeschreven heeft en verzoeker, wiens perceel ook aanpalend is, niet aangeschreven heeft, in strijd met het gelijkheidsbeginsel.De vergunnende overheid dient er zorg voor te dragen en er op toe te zien dat mensen die zich in een gelijkaardige situatie bevinden, op een gelijkaardige wijze behandeld worden";

    4.1.2.

    Overwegende dat de verwerende partij in haar nota in essentie antwoordt dat artikel 7 van het besluit van de Vlaamse Raad van 5 mei 2000 bepaalt dat "de eigenaars van alle aanpalende percelen vóór de aanvang van het openba(a)r onderzoek door het gemeentebestuur bij een ter post aangetekende brief of bij een individueel bericht tegen ontvangstbewijs in kennis (worden) gesteld van de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning (...)"; dat voornoemd besluit bepaalt dat het begrip "aanpalend perceel" moet worden begrepen als "een gekadastreerd perceel dat op minstens één punt grens(t) aan de plaats van de aanvraag en/of (aan) percelen in eigendom van de aanvrager, die palen aan die plaats"; dat de verwerende partij daaraan toevoegt dat de aanpalende eigenaars werden ingelicht door een aangetekend schrijven van de stad Hasselt d.d. 6 oktober 2006 over de stedenbouwkundige aanvraag van de tussenkomende partij en over de aanvang van het openbaar onderzoek; dat de verwerende partij besluit dat...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT