Arrêt nº 67274 de Conseil du Contentieux des Etrangers - IIde Kamer, 11 octobre 2011

ConférencierN. Moonen
Date de Résolution11 octobre 2011
SourceConseil du Contentieux des Etrangers - IIde Kamer
PaysKosovo

nr. 68 274 van 11 oktober 201 in de zaak RvV X / II

In zake: X

Gekozen woonplaats: X

tegen:

de Belgische staat, vertegenwoordigd door de staatssecretaris voor Migratie- e asielbeleid.

DE WND. VOORZITTER VAN DE IIde KAMER,

Gezien het verzoekschrift dat X, die verklaart van Kosovaarse nationaliteit te zijn, op 21 juni 2011 heef ingediend om de nietigverklaring te vorderen van de beslissing van de gemachtigde van d staatssecretaris voor Migratie- en asielbeleid van 5 mei 2011 waarbij de aanvraag om machtiging to verblijf op basis van artikel 9ter van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot he grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen onontvankelijk word verklaard. Gezien titel I bis, hoofdstuk 2, afdeling IV, onderafdeling 2, van de wet van 15 december 198 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering va vreemdelingen. Gezien de nota met opmerkingen en het administratief dossier. Gelet op de beschikking van 6 september 2011, waarbij de terechtzitting wordt bepaald o 5 oktober 2011. Gehoord het verslag van rechter in vreemdelingenzaken N. MOONEN. Gehoord de opmerkingen van advocaat M. KALIN, die loco advocaat J. KEULEN verschijnt voor d verzoekende partij en van advocaat L. BRACKE, die loco advocaat C. DECORDIER verschijnt voor d verwerende partij. WIJST NA BERAAD HET VOLGENDE ARREST:

  1. Nuttige feiten ter beoordeling van de zaak Op 24 januari 2011 dient verzoeker een aanvraag in om machtiging tot verblijf met toepassing va artikel 9ter van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf,

de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen (hierna: de Vreemdelingenwet). Op 5 mei 2011 neemt de gemachtigde van de staatssecretaris voor Migratie- en asielbeleid d beslissing waarbij de aanvraag om machtiging tot verblijf om medische redenen onontvankelijk word verklaard, aan verzoeker ter kennis gebracht op 31 mei 2011. Dit is de bestreden beslissing waarvan d motivering luidt als volgt: RvV X - Pagina 1 "Onder verwijzing naar de aanvraag om machtiging tot verblijf die per aangetekend schrijven van

24.01.2011 bij onze diensten werd ingediend door:

B.B.

(...) Nationaliteit: Kosovo

(...)

in toepassing van artikel 9ter van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot he grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, zoals vervangen doo Artikel 187 van de wet van 29 december 2010 houdende diverse bepalingen deel ik u mee dat di verzoek onontvankelijk is. Reden(en) Artikel 9ter - § 3 2°- van de wet van 15 december 1980 zoals vervangen door Art 187 van de wet van 2 december 2010 houdende diverse bepalingen; betrokkene toont in de aanvraag zijn identiteit niet aa op de wijze bepaald in § 2, of de aanvraag bevat het bewijs voorzien in § 2, derde lid, niet. Er worden medische elementen aangehaald voor B., B.. Bijgevolg dient in de eerste plaats B., B. zijne identiteit aan te tonen. Betrokkene legt een identiteitskaart van de Federale Republiek Joegoslavië

(Republiek Servië) voor, uitgereikt te Istok op 10.08.2007. Betrokkene beweert echter over d Kosovaarse nationaliteit te beschikken. Aan de hand van de voorgelegde identiteitskaart kan zij bewering niet gestaafd worden. Aangezien betrokkene in gebreke blijft zijn identiteit/nationaliteit aan t tonen en evenmin aantoont vrijgesteld te zijn van deze verplichting, dient de aanvraag onontvankelij verklaard te worden. Het staat betrokkene vrij eventuele medische elementen te doen gelden in het kader van een vraag to verlenging van de termijn van zijn bevel om het grondgebied te verlaten. Deze vraag zal moete gestaafd zijn met een recent medisch getuigschrift betreffende de ingeroepen elementen, getuigschrif dat zich duidelijk uitspreekt omtrent een eventuele onmogelijkheid tot reizen en de geschatte duur va deze onmogelijkheid. Deze vraag, die in se de verblijfssituatie van betrokkene niet wijzigt, zal he voorwerp uitmaken van een onderzoek door de Dienst Vreemdelingenzaken. Bijgevolg dienen betrokkenen gevolg te geven aan het bevel om het grondgebied te verlaten, ter kenni gebracht op 13.01.2011, en dienen zij dringend het grondgebied van de Schengen-Lidstaten t verlaten." 2. Onderzoek van het beroep 2.1 In het eerste middel voert verzoeker de schending aan van de beginselen van behoorlijk bestuur,

met name de zorgvuldigheidsplicht. Ter adstruering van het middel zet verzoeker het volgende uiteen: "De staatssecretaris van Migratie- en asielbeleid heeft de plicht zijn beslissingen zorgvuldig voor t bereiden en te stoelen op correcte feitenvinding. Dat er geval per geval moet gekeken worden naar d concrete omstandigheden van de zaak.

'Bij de vaststelling en waardering van de feiten, waarop het besluit rust, moet de nodige zorgvuldighei worden betracht (SUETENS, L.P. en BOES, M., administratief recht, Leuven, ACCO, 1990,31)'.

'Ambtenaren mogen zich niet gedragen als slecht geprogrammeerde automaten (R.v.St., REESKENS,

nr. 20.602, 30 september 1980, R.W. 1982-82, 36, noot LAMBRECHTS, W.)'. De Raad van State eist dat de overheid tot haar voorstelling van de feiten (R.v.St. SPELEERS, nr.

21.037, 17 maart 1981) en tot de feitenvinding (R.v.St. VAN KOUTER, nr. 21.094, 17 april 1981) kom met inachtneming van de zorgvuldigheidsplicht. De bestreden beslissing komt tekort...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT